Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Spreken tegen Edom

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Spreken tegen Edom

Twaalf kleine profeten [4]: Obadja

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hij is de profeet van het ene hoofdstuk. De kleinste onder de kleine profeten. Hij draagt een naam die elke profeet zou passen: Obadja, dienaar van de HEERE. Wie is deze kleine onder de kleinen? Wat heeft hij te melden?

In de profetie van Obadja staat het vizier in eerste instantie gericht op Edom. En wie Edom zegt, zegt Ezau. Edom is het volk uit Ezau gesproten, zoals Israël het volk is dat uit Jakob voortkomt. Ezau en Jakob, Obadja laat de namen van deze tweelingbroeders bij voortduur klinken in zijn profetie. Broers zijn het en broedervolken, maar Edom had zich weinig broederlijk gedragen toen Israël in nood was. Toen er onheil over Jeruzalem en over de kinderen van Juda kwam, hebben ze een grote mond gehad (vs.12). Ze hebben zich verblijd over hun ondergang. De vreugdekreten lagen hun voor in de mond. Leedvermaak, is dat niet het beste vermaak? Daar is het niet bij gebleven. Vluchtelingen uit Juda en Jeruzalem werden tegengehouden, gedood of uitgeleverd aan Israëls vijanden (vs.14). Van je familie moet je het maar hebben.

Wanneer?
De vraag is over welk onheil het hier gaat. Over welke situatie heeft Obadja het? Twee situaties zijn dan mogelijk. De ene is de tijd van koning Joram van Juda, ongeveer 850 voor Christus. Tijdens zijn regering vielen de Edomieten af van onder het gebied van Juda, lezen we in 2 Kronieken 21:8. De profetie van Obadja eindigt met de belofte dat deze stand van zaken toch eens veranderd zal worden, namelijk wanneer ‘verlossers de berg Sion zullen opgaan om het bergland van Ezau te richten’ (vs.21). Als het gaat om onheil voor Juda en Jeruzalem lezen we in 2 Kronieken 21:16,17 dat Filistijnen en Arabieren Juda en Jeruzalem binnenvallen, plunderen en daarbij zelfs het koninklijk paleis en de koninklijke familie niet ontzien. Voorwaar, dramatische gebeurtenissen, maar toch is het de vraag of Obadja op deze dingen ingaat. Veelal wordt gedacht aan een latere datering: 587/586 voor Christus, Jeruzalem veroverd en verwoest. Obadja zou dan een tijdgenoot zijn geweest van de ‘grote’ Jeremia. We vinden ook overeenkomsten tussen Jeremia’s profetie tegen Edom (Jer.49:7- 22) en de profetie van Obadja. We moeten de profeet overigens niet verwarren met zijn naamgenoot, over wie we in 1 Koningen 18:3 lezen. De hofmeester Obadja, hofmaarschalk van koning Achab, is niet de auteur van dit profetenboekje.

Het lachen vergaat
De boodschap van de HEERE voor Edom is niet mis: ‘Vanwege het geweld tegen uw broeder Jakob zal schaamte u bedekken en zult u voor eeuwig uitgeroeid worden’ (vs.10). Stond Edom te juichen bij de ellende van Jeruzalem, het zal zelf ervaren wat zijn broedervolk te verwerken kreeg. De volken krijgen de boodschap ‘ten strijde!’ (vs.1). Ze zullen Edom een kopje kleiner maken en een toontje lager laten zingen. Het hoogmoedige volk wordt zelf vernederd (vs.2-4) en het plunderende volk wordt kaalgeplukt (vs.5). De broeder, die geen broeder wilde zijn, zal merken dat hij ook geen echte vrienden heeft (vs.7). Kortom, ‘zoals u gedaan hebt, zal u gedaan worden’ (vs.15). Obadja trekt bij het maken van die opmerking de kring trouwens wel wijder. Deze dingen gaan niet alleen Edom aan, maar alle heidenvolken. Op de dag des HEEREN zullen alle volken geoordeeld worden.

De berg
Aan het slot van zijn profetie mag Obadja laten zien dat de HEERE Zijn Jakob wel uit de beker van Zijn toorn laat drinken, maar dat dat geen volk een vrijbrief geeft om zich daarover vrolijk te maken. Want wie dat wel doet, krijgt zelf die beker aan de lippen gezet, terwijl de HEERE Zijn volk ontkoming biedt op de berg Sion. Ezau staat in de profetie van Obadja tegenover Jakob, Edom tegenover de kinderen van Juda, maar daar is ook de berg Sion die zich zal verheffen tegenover de bergtoppen van Edom. Het koningschap is immers aan de HEERE, Israëls grote Koning (vs.21). Mogelijk was Obadja één van de achtergeblevenen in Jeruzalem, nadat velen in ballingschap waren weggevoerd. Het koninkrijk van Juda is ten onder gegaan. Toch is er een beloftevolle toekomst voor Jakob, want de HEERE regeert.


Volgende week: Jona.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 juni 2011

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Spreken tegen Edom

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 juni 2011

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's