Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vrijheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vrijheid

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een van de belangrijkste romans van het afgelopen jaar is vrijheid van de Amerikaan Jonathan Franzen. In het boek staat de familie Berglund centraal, een min of meer gewone Amerikaanse familie, die Franzen beschrijft als mensen die ‘er nog niet achter zijn hoe ze moeten leven’. En dat raakt aan de keuzes die zij moeten maken; in hun persoonlijke leven en in hun carrière. De Berglunds durven niet te kiezen, omdat ze bang zijn de verkeerde keuzen te maken. Alle hoofdpersonen raken bedrukt door de enorme vrijheid die ze hebben, maar waarmee ze geen raad weten. Een levensgevoel dat kenmerkend is voor onze tijd. Toch is het mogelijk om het begrip vrijheid ook anders te benaderen. In het zomernummer van Woord & Dienst wordt dat gedaan, onder andere in een prachtig artikel van prof. dr. J.P. Boendermaker, de éminence grise van het Nederlandse lutheronderzoek. Onder de titel ‘de mens bevrijd van zichzelf ’ staat hij stil bij luthers meest gelezen boekje.

‘Wat bezielde Luther om in zijn zo creatieve jaar 1520 ook nog over vrijheid te schrijven, dat gevaarlijke toverwoord sinds hij de deur van de ‘angst voor straks’ had opengegooid en dat geschrift ook nog naar de paus te sturen op verzoek van een naïeve bemiddelaar?

Zijn ganzenpennen versleet hij bij het leven sinds hij onverhoeds beroemd geworden was, nota bene als monnik en theologieprofessor in een uithoek van Duitslands Saksen. Beroemd – en voor anderen berucht – werd hij door een papier met academische stellingen in het Latijn tegen de manier waarop de angst en de zorg van de mensen over het hiernamaals te gelde werd gemaakt via de verkoop van 'afl aten'. Hij was bepaald niet de enige die dat afkeurde, maar wel de enige wiens kritiek ineens aansloeg. Hij schrok ervan. De stellingen, bestemd voor een academische discussie en netjes aan zijn bisschop gestuurd, waren vertaald door een paar studenten en vlogen Duitsland door. Omdat ze daar toch helemaal niet geschikt voor waren, stuurde hij er daarom een verklarend stuk achteraan, maar het ‘kwaad’ was al geschied, er gloorde een nieuw gevoel van vrijheid.

Het was overigens geen toeval, die stellingen waren maar een bijproduct van een theologische ontwikkeling die al veel verder voerde. In 1518 hield hij een verhaal voor zijn medeaugustijnen in Heidelberg van een intense diepgang. Later in datzelfde jaar volgt in Augsburg een verhoor door een geleerde uit Rome, die Luther 'even' tot de orde moet roepen. Met hulp van vrienden verlaat hij de stad snel te paard. Het werd te gevaarlijk. Het jaar daarop schrijft hij naast zijn gewone werk en te midden van al die beroeringen een wonderlijk aantal pastorale 'sermoenen' over de boete, de sacramenten, het lijden van Christus en het prachtige en nog actuele stuk over de Bereitung, de goede voorbereiding tot het sterven, over het Onze Vader en... over de woeker! Hij moet van vroeg tot laat gewerkt hebben. Toen werd hij ook nog uitgedaagd door zijn collega in Leipzig, een slimme theoloog die tijdens het dagenlange dispuut daar fi jntjes opmerkte dat Luther met zijn kritiek aardig in de buurt kwam van een zekere Hus, terwijl iedereen wist dat die bijna precies een eeuw geleden de brandstapel had bestegen...

Dan wordt het 1520. Heel Duitsland gonst van ‘vrijheid’. Nu Luther één deur heeft opengegooid, lijkt het of er aan allerlei sloten gerommeld wordt. De vrijheid van de angst voor het eeuwig gericht ontwikkelde zich snel tot een veel wijder terrein. De boeren willen vrijheid van de heren met hun vernielende jachtpartijen en herendiensten, de adellijke heren van de keizer, veel geestelijken van dat gezag van achter de Alpen en soms ook van het celibaat, de geleerden van de strakke tradities. Allemaal bedoelen ze wat anders en meestal zeker wat anders dan wat Luther bedoelde. Dat roept om bezinning en weer pakt Luther de pen op. Ter wille van de ware, echte vrijheid. Hij acht het de hoogste tijd om dat te doen, in het Latijn – voor zijn collega's en tegenstanders en dan ook in het Duits, het Saksisch, voor alle mensen die hij de ware vrijheid gunt. Het wordt zijn boek Over de vrijheid van een christen.

Het is in november klaar, dezelfde maand waarin een hoge prelaat uit Rome keurvorst Frederik de Wijze, Luthers stadgenoot in het slot aan de andere kant van de stad en een invloedrijk vorst, op hoge toon per brief beveelt Luthers boeken te laten verbranden en hem aan de paus uit te leveren. Frederik denkt er niet over zijn inmiddels beroemdste hoogleraar zoiets aan te doen en bewijst zijn bijnaam door slim te reageren: hij heeft niet echt iets met Luther te maken, die is bovendien nog niet weerlegd en nog niet door onbevooroordeelde rechters verhoord. Boeken verbranden of een arrestatie? Niet aan de orde... En dan: te midden van dat alles verschijnt er een zo diepzinnig en helder geschrift!

Het kernachtige begin van dat geschrift verraadt de universiteitstheoloog, in die tijd gewend om met stellingen te werken
– de stellingen aan het eind van huidige dissertaties zijn er een rest van. Zoals vaak is het een tweelingstelling, elkaar aanvullend of (schijnbaar) tegensprekend en zo uitdagend tot nadere uitleg of dialoog:
- Een Christen is in vrijheid heer van alle dingen en niemands onderdaan;
- Een Christen is in dienstbaarheid knecht van alle dingen en ieders onderdaan.

Luther onderbouwt die dubbelstelling met Paulus' uitspraken in I Korintiërs 9:19: ‘Ik ben vrij in alle dingen en heb mij tot ieders knecht gemaakt' en in Romeinen 4:8: 'Gij hebt tegenover niemand enige verplichting, behalve dat ge elkaar liefhebt’.

Wat bedoelt Luther nu eigenlijk? Is de mens dan niet een vrij en zelfstandig persoon, zijn eigen onverwisselbare ik? Welnee, zegt Luther, je zit in jezelf gevangen, voortdurend bezig je vrij te pleiten, jezelf te bevrijden en je voor God en de mensen aanvaardbaar te maken vanuit een diepe, innerlijke onzekerheid. Incurvatus in se noemt hij dat in het Latijn: gekromd in jezelf, alsmaar naar binnen kijkend, geen oog meer voor buiten. Prof. dr. J.T. Bakker, emeritus hoogleraar dogmatiek van Kampen en een heldere Luthervertolker, zegt het zo: '– de kern van het verhaal is dat de mens moet worden weggeroepen uit de gevangenis, waarin hij zit opgesloten en waaruit geen enkele kerkelijke hiërarchie hem kan bevrijden – enkel het Evangelie kan met zijn bevrijdend woord doordringen tot in de ziel om daar het gehoor, het geloof te wekken. Want de mens moet aus sich und von sich – uit zichzelf en van zichzelf – dat is uit de gevangenis, die hij in wezen om zich heen metselt, bevrijd worden.’(…) En als die mens dán bevrijd opademt, zich uitstrekt en zijn ogen uitwrijft en die nieuwe mogelijkheid van vaart en ruimte van leven voor zich ziet en aan dat echte leven begint, dan wil hij die vrijheid ook delen. De energie die nu niet meer nodig is voor de moeizame uitbouw van zijn ego, is nu beschikbaar voor wat er te doen valt in de wereld om ons heen en voor hen die ons nodig hebben. Je bent meer dan mens, je bent medemens geworden. De vrijheid van is tot vrijheid tót uitgegroeid en daarmee volwassen geworden.

Maar hoe komt nu concreet die vrijheid tot stand? Om dat zo te beschrijven dat het bij mensen blijft haken en zijn werk doet, kiest Luther hier een beeld dat hij al uit de traditie kende en dat hij nu nieuw vult en gebruikt. Het is het beeld van een huwelijk in volle ‘gemeenschap van goederen', waarin ze van elkaar niet meer weten wat van wie is. Hij noemt het een 'vrolijke ruil' en hij werkt dat beeld nu heel drastisch verder uit, toegepast op Christus, de bruidegom en de 'ziel’, dus de mens, maar ook de gemeente als bruid! Dat is een wel heel wonderlijk bruidspaar: ‘Is dat nu niet een vrolijk huishouden, als de edele, rijke, vrome bruidegom Christus dat arme, verachte, slechte meisje gaat trouwen, haar van alle kwaad ontdoet en tooit met al zijn rijkdom? Nu kunnen de zonden haar onmogelijk verdoemen – ze liggen op Christus en zijn in Hem verzwolgen. En zij bezit in haar bruidegom zoveel rijkdom en gerechtigheid, dat ze altijd weer tegen alle zonde bestaan kan, ook als die haar weer neerdrukken.’ En dat allemaal 'alleen door het geloof': ‘Zo wordt de ziel, alleen ter wille van haar bruidschat, dat is omwille van haar geloof, vrij en rein van al haar zonden en met de eeuwige gerechtigheid van haar bruidegom Christus begiftigd.’ Ook het geloof, het vertrouwen dat dit echt zo is: zelfs dát is dus een geschenk van hogerhand en zo word je een bevrijd én ook een bevrijdend mens!

Zegt het ons ook nu nog net zoveel als toen dit boek zo velen de ogen opende? Of zijn we er na eeuwen van prediking nu wel aan gewend? Maar waar komt dat vermoeiende zoeken naar zingeving dan vandaan als verdediging tegen een soms opvlammend gevoel van de vruchteloosheid van het bestaan? De lof van deze vrijheid stoot toch echt een deur open. Zoals je verrast bent als ineens iemand verliefd op je wordt, zo gaat dat hier ook: er wordt anders naar je gekeken, er stroomt liefde naar je toe. Wat je ook van jezelf vindt, er is Iemand voor wie je goud waard bent! Dat is wat die eerste stelling van het begin bedoelt, adem deze tintelende voorjaarslucht in, de adem, de Geest van het Paas- en Pinksterevangelie – dat is echt vrijheid! En de tweede tweelingstelling dan, over het zien van de ander en niet alleen jezelf, is die niet meer nodig? Niet meer actueel in deze tijd, waarin het ‘ik’ weer groeit? Ook het 'ik’ van dat fijne landje van ons waar we niet te veel ander volk willen hebben. Anderen moeten onze ruimte niet beperken, al die gelukszoekers bedreigen mijn geluk. Zo groeien er bittere planten in de vrijheidstuin van de vrolijke ruil, tot die tweede stelling ons tot bezinning brengt. Gun die ander toch ook een beetje ruimte, help onze naasten meer mens te zijn, dichtbij en veraf. Nee, niet weer een heilig moeten, maar vrij en vrolijk delen wat ons geschonken is en 'in het leerhuis van het Evangelie' leren kijken met de ogen waarmee we zelf worden aangezien.

Boendermaker laat zien dat het de moeite waard is in de leer te gaan bij Luther en onze onbegrensde vrijheid te ijken aan de vrijheid in Christus. Daar knapt een mens van op. Maar gaat het lukken de familie Berglund – in de kerk en buiten de kerk – daarmee te bereiken?

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 juni 2011

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Vrijheid

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 juni 2011

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's