Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Globaal bekeken

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Globaal bekeken

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

De vakantietijd, om onbestemde reden ook komkommertijd geheten, loopt ten einde. In de Gezinsgids becijfert Menno de Bruyne dat Tweede Kamerleden per jaar zestien weken reces hebben. Was het vroeger beter?

Is het tegenwoordig echt zo erg? Een terugblik naar het verleden werkt altijd erg verhelderend. Een boekje over de Tweede Kamer uit 1911 noteert: ‘Ons parlement heeft geregelde perioden dat het vacantie neemt. Na de opening der Staten-Generaal tot aan Kerstmis doet de Tweede Kamer, behoudens enkele weken rust, een aantal kleine wetsontwerpen en de begroting af. Dan gaat ze met vacantie tot begin februari, vergadert tot Paschen, om dan opnieuw wat uit te blazen, en komt vervolgens tot midden of eind juni bijeen, wanneer het zomerreces tot september volgt.’ Dat zijn minstens twintig weken reces. Heel wat meer dan nu dus!

Bijna vijftig jaar later. We schrijven 1960. In een standaardwerk over de Tweede Kamer schrijft de grote kenner van het Nederlandse staatsrecht, Ernst van Raalte: ‘Terecht nemen de volksvertegenwoordigers wat de verrichting van hun parlementaire arbeid aangaat, ook vakantie. Zo gaan zij tegen de laatste week van december op kerstreces, dat zich voor de Tweede Kamer tot begin februari uitstrekt. In de tijd rond Pasen pleegt er meestal van een maand paasreces te worden genoten en verder is er dan het zomerreces, dat van omstreeks half juli tot de derde dinsdag in september duurt.’

Dat komt ook aardig in de buurt van de twintig weken. En om de lezers niet achter te laten met de gedachte dat Kamerleden permanente vakantiegangers zijn, voegt Van Raalte er voor de zekerheid nog wel aan toe: ‘Tijdens een parlementair reces vinden er geen openbare vergaderingen plaats, maar gaan werkzaamheden in verschillende commissies wel degelijk voort.’ Wie deze situatie ‘uit de oude doos’ op zich in laat werken, moet eerlijk erkennen dat de huidige parlementariërs zowaar nog méér uren draaien dan hun voorgangers. Dat het vroeger dus echt niet beter was!

Godfried Bomans had zo zijn eigen opvatting over vakantie. Hier een fragment uit één van zijn kruidige verhalen:

Nu ik toch over mijn vader spreek, herinner ik me weer die tent in het Gooi. Een joyeuze jeugdleider had hem overgehaald om zo’n ding te kopen en er met het hele gezin eens ‘op uit te trekken’ en wel ‘de vrije natuur in’. Mijn vader luisterde met diep wantrouwen, maar hij ging toch overstag; ieder mens heeft zijn zwakke momenten. ’s Avonds kwamen we op de hei in Laren aan. Het moet daar zeer mooi zijn. De tent werd opgezet en wij namen zwijgend op de grond plaats. Het eerste dat ons daar trof, was dat het thuis veel comfortabeler was. Ook viel het ons op dat het primustoestel, waarop mijn moeder vergeefs trachtte iets eetbaars te bereiden, geringer van afmetingen was dan het fornuis waarover wij sinds jaren in de keuken beschikten. Ook de bedden moesten vooraf worden opgeblazen, wat bij een normaal ledikant niet hoeft, en hadden de gewoonte om midden in de nacht leeg te lopen. Men lag dan op de harde grond en werd verondersteld daar niet om te geven en dit zelfs leuk te vinden. Tot deze landelijke visie wist mijn vader zich niet op te werken en hij stelde tegen het morgenkrieken dan ook krachtig vast: ‘Dat is eens en nooit weer.’ Geheel verstijfd stonden wij op en wilden ons wassen, maar daar valt in de vrije natuur niet aan te denken. Mijn vader kwam toen op het ongelukkige idee zich met dauw te reinigen en wij volgden zijn voorbeeld. De bloeiende brem scheidde voldoende hoeveelheden van deze vloeistof af, maar bleek al spoedig met een harsachtige substantie vermengd te zijn, die zich in de stralen van de opkomende zon tot een onbeweeglijk vernis verhardde. Het gevolg hiervan was dat de gelaatsuitdrukking die men op dat moment had permanent bleef. (…)

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 augustus 2011

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Globaal bekeken

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 augustus 2011

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's