Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Globaal bekeken

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Globaal bekeken

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Twee fragmenten uit het boek van ds. B. Jan Aalbers De duif heeft ons een goed bericht gebracht, over 25 jaar oecumenisch predikantschap (uitg. Protestantse Pers, Heerenveen).

Uit zijn eerste gemeente, Bant:
De doop kwam vanwege de jonge gezinnen veelvuldig voor. Daarbij stuitte ik op het verschijnsel vroegdoop. Een boreling diende op de eerstvolgende zondag na de geboorte in de kerkdienst ten doop gehouden te worden, uiteraard alleen door de vader. Eenmaal doopte ik in de nieuwjaarsdienst een kind dat de nacht tevoren nog net in het nieuwe jaar geboren was. Er waren delen in het land waar die vroegdoop gewoonte was, vaak onder invloed van een predikant. In Emmeloord was ds. Jan Bos er een krachtig voorstander van. Hij dreef dat zo door dat er artsen waren die de kraamverzorgsters aanrieden hem, als hij op kraambezoek kwam, snel weer de deur uit te werken, want hij maakte de vrouwen die niets van die vroegdoop moesten hebben van streek. Mijn eerste doopdienst zal ik niet vergeten. Tina Versluis werd ten doop gehouden door haar ouders. Na de lezing van het formulier moest ik de twee treetjes van de preekstoel af om bij de doopvont te komen. Die twee treden waren net hoog genoeg om te zien dat er in de doopvont geen water was. Ik sliste snel naar de kerkenraadsbank naast mij dat dit het geval was. Geduldig stond ik met de doopouders bij de vont te wachten tot het water kwam. Diaken Tip kwam klossend over de houten vloer achter uit de noodkerk met een kopje water in de hand: hij had niets anders dan dit kunnen vinden.

Over zijn ouderlijk huis:
Toen ik eindexamen voor het lyceum moest doen, vroeg mijn vader mij om even mee te komen naar de slaapkamer. Wij knielden neer voor het bed en hij deed voorbede voor wat hij, meer dan ik, een grote onderneming vond. Van wiskunde, Latijn en Grieks had hij, zo zei hij soms verontschuldigend, geen verstand, maar dit kon hij wél voor mij doen. Mijn moeder had dat persoonlijke niet. Zij was meer de diacones die het praktisch christendom betrachtte. Toch blijft voor mij onvergetelijk hoe zij ons geestelijke liederen leerde en voorzong. Daar was heel wat Johannes de Heer bij. Mijn hymnologische smaak heeft zich later in een andere richting ontwikkeld, maar in predikantspastoraat ben ik menigmaal dankbaar geweest dat ik aan het ziek- en sterfbed van een oudere generatie het ‘Ga niet alleen door ’t leven’ of ‘Houd Gij mijn handen beide’ uit de bundel van Johannes de Heer uit het hoofd kon voorzingen.

Bij de presentatie van de bibliografie van Abraham Kuyper onlangs sprak prof.dr. G. Harinck over Kuyper ‘als publiek persoonlijkheid’. Een fragment.

Op 4 november 1920, vier dagen voor het overlijden van Kuyper, kwam zijn vriend, oud-gouverneur-generaal Idenburg, op bezoek. Deze maakte aantekeningen van de laatste gesprekken die hij met Kuyper voerde en noteerde die dag: ‘Ik zeide dat de Heere hem een toevlucht en sterkte is, krachtelijk bevonden een hulp in benauwdheid [Ps 46:1]. Hij knikte bevestigend en glimlachte verheugd. Ik vroeg: kan ik ons volk zeggen dat u het zoo ervaart? Hij antwoordde bevestigend.’ Zijn dochters Henriette en Jo hebben deze wenk begrepen en in 1921 een boekje gepubliceerd over de laatste jaren van het leven van hun vader, dat in het Nederlandse taalgebied gerust het best gedocumenteerde sterfbed van de twintigste eeuw genoemd kan worden. Zij wijdden daarin 66 pagina’s aan de laatste twaalf maanden, waarvan twintig aan de laatste zes weken. Henriette gaf onomwonden de reden voor de publiciteit aan: ‘Van mijn vroegste jeugd heb ik moeten leeren, dat mijn vader in de eerste plaats aan zijn levensroeping voor Neerlands volk, en eerst in de tweede plaats aan zijn gezin toebehoorde. Mijn vader was vóór alle dingen publiek persoon.’

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 2011

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Globaal bekeken

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 2011

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's