Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerk en wedergeboorte

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerk en wedergeboorte

Wilhelmus à Brakel (1635-1711) [2, slot]

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

‘De redelijke godsdienst’ is het meest bekende werk van Wilhelmus à Brakel, die precies drie eeuwen geleden ontsliep. Wat zegt hij daarin over twee onderwerpen die ook vandaag op en top actueel zijn: kerk en wedergeboorte?

De toestand van de kerk is in Brakels dagen niet rooskleurig. Vooral de inmenging van de overheid met kerkelijke zaken is moedbenemend. Hoewel hij zich in de kerkstrijd mengt, wenst Brakel zich nooit van het gevestigde instituut af te scheiden. Het 25e hoofdstuk van De redelijke godsdienst geeft hij dan ook als titel ‘Men moet sig by de Kerke voegen, ende by deselve blyven’.

God doet het Zelf
Er zijn in de gereformeerde kerk in zijn tijd veel voorgangers die ‘het herte der rechtvaerdigen bedroeven door valscheyt en het herte der godtloose styven’. Brakel schrijft: ‘Als de Heere Zijn kerk zuiverderder zal gelieven te maken, zo zal Hij het Zelf doen, door Zijn Heilige Geest in een meerdere mate over Zijn kerk te storten.’
Wie tegenwerpt dat de kerk bedorven is en dat God gebiedt geen juk met de ongelovige aan te gaan, naar 2 Korinthe 6:14, krijgt te horen: ‘Deze tekst spreekt niet van de kerk, ook niet van de kerk als ze zeer verdorven is, gelijk de kerk van alle tijden af vele onbekeerden in zich heeft en bedorven is, de ene tijd meer, de andere tijd minder; maar de tekst spreekt van het heidendom met welke men geen gemeenschap moet hebben, maar uit wiens midden men moet gaan en zich van haar afscheiden.’
Als Brakel het heeft over afscheiding, keert hij zich niet alleen tegen het stichten van een eigen verband, zoals Jean de Labadie en de Bleiswijkse predikant Den Herder doen. Ook wie het avondmaal mijdt om reden van de verdorvenheid van de kerk stelt hij ernstig onder kritiek. ‘De verbeelding van herstelling van de kerk daardoor is maar verbeelding en in der daad verstrooiing: Die met Mij niet vergadert, die verstrooit. Als de Heere Zijn kerk zal gelieven te herstellen, zo zal Hij overvloediger Geest uitgieten in Zijn kerk. (…) Laat ons zo lang wachten en onze plicht doen in de kerk.’

Verlangen
Brakel verzucht: ‘Wie zou niet verlieven op een heilige gestalte van de kerk? Mijn ziel verlangt ernaar en ik zie reikhalzend de kerk in zo’n staat nog eens tegemoet als de Heere Zijn Geest over dezelve zal hebben uitgegoten: maar wie zal dan leven! De verdorvenheid der kerk bedroeft mij tot het binnenste van mijn ziel. Ik heb tegen dezelve openbaar getuigenis gegeven. En ik verhef nog door dezen mijn stem als een bazuin en roep uit de keel en houde niet in verkondigende het volk des Heeren haar overtredingen en het huis Jacobs haar zonden. (…) Met droefheid en schaamte ken ik mijzelf schuldig en gebrekkelijk. De Heere vergeve het genadiglijk en make mij getrouwer en heiliger in mijn persoon en dienst.’
Het is er met onze kerk na drie eeuwen niet beter op geworden. Vandaag worden leringen geleerd en praktijken gezien waar Brakel nog nooit aan gedacht had. Hoeveel te meer is heden ten dage
– naast verootmoediging en gebed
– een helder getuigenis naar Schrift en belijdenis nodig in de meerdere vergaderingen der kerk. Het komt me voor dat we wel eens te aardig zijn voor elkaar in de kerk.

Vijf manieren
Bij de behandeling van de manier waarop God de mens geestelijk levend maakt, toont Brakel zich een kenner van de Bijbel, wat bij hem met een grote dosis mensenkennis gepaard gaat. De theoloog Doede Nauta heeft erop gewezen dat Brakel de wedergeboorte niet in een stramien vastzet, maar ruimte geeft aan diverse bekeringswegen. Wat dat betreft is hij een kind van zijn vader, die in zijn werk De trappen des geestelijken levens de lezer ook waarschuwt dat hij niet ongerust moet zijn als de bevindingen niet identiek zijn aan die van hem. Brakel junior onderscheidt vijf manieren van wedergeboorte. Nooit koppelt hij haar los van het geloof in de Heere Jezus, zoals dat ook in Johannes 3 niet het geval is. Hij onderscheidt een groep mensen die op radicale wijze tot bekering komen, zonder eerst een hele weg van bestrijding en onzekerheid te zijn gegaan. Als voorbeeld noemt hij Zacheüs, de moordenaar aan het kruis en de stokbewaarder te Filippi.

Dan noemt hij mensen die op wettische wijze tot bekering komen, met veel verschrikkingen en angsten omtrent de dood en de verdoemenis. Hier geeft hij ook de stokbewaarder als voorbeeld, alsook de drieduizend mannen op de eerste Pinksterdag, die verslagen in het hart uitroepen: ‘Wat zullen we doen, mannenbroeders?’

Nogal bedaard
Er zijn er ook, zegt Brakel, die niet met grote verschrikkingen maar op evangelische wijze getrokken zijn, zoals Zacheüs. Levi en Lydia had hij ook kunnen noemen. Brakel verwoordt dit prachtig: ‘De zaligheden en de volheid van de Middelaar Jezus Christus overstelpen de ziel en de zoetigheden van de Evangelische goederen vervullen zo hun zielen dat ze geen tijd hebben om aan hun zonden met verschrikking te denken. Maar ze worden verslonden door het Evangelie en zij ontvangen Jezus met blijdschap.’
Als vierde manier waarop een mens wederom geboren wordt, noemt Brakel degenen bij wie alles er nogal bedaard aan toegaat. Noch de bediening van de wet, noch de prediking van het evangelie gaat gepaard met grote schokkende ervaringen, maar het voortdurend overdenken ervan wekt het vertrouwen op de Zaligmaker. Ik citeer uit de twaalfde druk van 1733: ‘Sy hebben niet veel smertelijke droefheyt/ ook geen verrukkende blijdtschap: maer een genoegen in/ en soete approbatie (=toestemming) van de Waerheden/ soo ten opsichte van haer elende/ als Saligheyt in Christus/ ende hare aennemige van/ ende verlaten op Christus. Dit zijn doorgaens de bestendigste ende vaste Christenen.’ Volgens de woorden van Hellenbroek tijdens Brakels rouwdienst is Brakel zelf een man die net als Obadja de Heere van jongs af vreest. Blijkbaar schetst hij in de vierde soort van wedergeborenen zijn eigen weg.

Pastor
Ten slotte beschrijft hij mensen die bekeerd worden met afwisselend droefheid en blijdschap, geloof en ongeloof, strijd en overwinning, vallen en opstaan. Brakel meent dat dit de meest voorkomende soort van gelovigen is.
Brakel maakt deze onderscheidingen niet als een dorre scholasticus. Integendeel, met grote pastorale bewogenheid geeft hij ermee leiding in het geestelijk leven van zowel zijn gemeenteleden als de lezers van zijn lijvige dogmatiek, toen en nu – niet het minst de ambtsdrager die heden ten dage geestelijk leiding moet geven. Mag ik een tip geven? Plan voor elke kerkenraadsvergadering een half uurtje bezinning in aan de hand van de Heilige Schrift en een hoofdstuk uit Brakels standaardwerk.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 december 2011

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Kerk en wedergeboorte

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 december 2011

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's