Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Verlangen naar God

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Verlangen naar God

Proefschrift ds. W. Dekker gerijpte pennenvrucht

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

daarDs. W. Dekker, hoofd vorming en educatie bij de IZB, promoveerde vorige maand aan de Vrije Universiteit in Amsterdam op het proefschrift ‘Afwezigheid van God. Een onderzoek naar antwoorden bij W. Pannenberg, K.H. Miskotte en A. Houtepen’. Een bespreking.

De laudatio (lofrede), die prof.dr. A van de Beek tijdens de promotieplechtigheid van drs. W. Dekker hield, eindigde met de veelzeggende woorden: ‘Alle dolende mensen worden gefeliciteerd, omdat er in deze studie door jou deuren worden geopend om in te gaan tot een ander leven.’ Een mooier compliment kon de 61-jarige promovendus niet krijgen, omdat hij in zijn theologische doordenking niet uit was op de doctorstitel, maar gedreven werd door een herdershart.
Een diep verlangen om ‘dolenden’ op het spoor te komen en hen begaanbare wegen te wijzen richting God kenmerkt zijn loopbaan. Al het andere was daaraan ondergeschikt. Vandaar dat het wel even heeft geduurd voor het tot promoveren kwam. Voordeel echter van deze jarenlange exercitie is dat we een gerijpte pennenvrucht krijgen aangereikt, die bovendien goed leesbaar is voor ieder die theologisch geïnteresseerd is.

Drie theologen
Dekker brengt drie theologen uit de twintigste eeuw met elkaar in gesprek rond het – typisch westerse – fenomeen van de afwezigheid van God: de lutheraan W. Pannenberg (geboren in 1928), de hervormde H.K. Miskotte (1894-1976) en de rooms-katholieke A.W.J. Houtepen (1940-2010). Alle drie hebben zij op een eigen manier geworsteld met vragen als: hoe kon het zover komen én hoe is dit tij te keren? Almeer is Dekker zelf én als gelovende én als predikant existentieel bij deze problematiek betrokken geraakt, die hij samenvat met een zin van Okke Jager: ‘Hoe komt het toch dat God tot een steeds kleiner wordende stip is geworden in de achteruitkijkspiegel van het leven?’
In deze studie doet hij een doorwrochte poging om daar een antwoord op te vinden. Niet door ‘achteruit te rijden’; daarmee krijgen wij God niet terug. Maar door te zoeken naar wegen waarlangs de Levende Zelf ons hier en nu opnieuw nabij kan komen in deze Godvergeten samenleving, waar de meesten de afwezigheid van God niet eens herkennen, laat staan als een probleem ervaren.

Platte werkelijkheid
Volgens Dekker is er in onze cultuur overigens sprake van een ambivalent patroon: enerzijds beleven mensen het ‘verdwijnen’ van God als een opluchting, anderzijds krijgen ze het na verloop van tijd toch vaak wat benauwd in zo’n platte werkelijkheid en zoeken dan opnieuw naar hoogte en diepte, naar spirituele ruimte om op adem te komen. Het blijkt uiteindelijk lastig leven zonder God. Een mens lijkt daar net niet op gemaakt te zijn. Een gesloten wereldbeeld werkt verstikkend.
Voor Pannenberg is dit laatste gegeven het uitgangspunt voor zijn denken. Volgens hem is het de grote vergissing van de Verlichting dat mensen de God van de Bijbel gaandeweg hebben ‘afgeschaft’, als Degene die ons geluk in de weg zou staan. De gevolgen zijn ernaar: God heeft Zich teruggetrokken en dit oordeel komt de moderne mens duur te staan: hij verspeelt daarmee zijn leven, zijn toekomst.
Volgens Pannenberg is er een nauw verband tussen de bestemming van de mens en de boodschap van het evangelie. Het is Gods antwoord op onze misère en haakt in op het menselijk verlangen daaraan te ontsnappen. Anders gezegd: het wijst de weg in onze zoektocht om onze grenzen te overschrijden en meer mens te worden en het vervult onze ‘taaie hoop’ op een betere toekomst.
Niets is zo grensverleggend als de opstanding van Christus. Kort en goed: al is het evangelie nooit náár de mens – mensen houden God liever op afstand dan dat ze bij Hem thuis raken –, het is intussen wel vóór de mens – een mens komt nergens zo tot zijn bestemming dan in de geloofsverbondenheid met de opgestane Christus.
In dit licht is er alle reden telkens het zwijgen te doorbreken en vrijmoedig te getuigen van het evangelie, opdat Hij, die Zich nu verborgen houdt, Zich opnieuw onder ons zal openbaren. Pannenberg gaat er vanuit dat de heilsfeiten dan voor zich zullen spreken (Sprache der Tatsachen). Dat is wel erg optimistisch gedacht. Al is het bijbelse geloof gefundeerd op harde feiten (Gods daden), dat betekent niet dat de feiten op zichzelf afdoende zijn om ons persoonlijk te overtuigen van het heil dat daarin voor ons is geschied. Terecht stelt Dekker dat gereformeerde theologie, in lijn met de Schrift, altijd spreekt met twee woorden: Woord én Geest. Alleen dankzij deze persoonlijke openbaring wordt het geschiede heil voor ons een feit.

Miskotte
Uitgerekend op dit punt komt de tweede gesprekspartner, K.H. Miskotte, te hulp. Fundamenteel voor diens theologie is het onvanzelfsprekende van Gods presentie in deze werkelijkheid. Daar lag een heel persoonlijke ervaring aan ten grondslag. Van jongs af had hij God gezocht. ‘Maar God te hebben, inwendig, dichterbij dan mijn hart, zie, dat vond ik niet’, schrijft hij. In de vertwijfeling en het ‘opstandig verlangen’ kwam het echter van de Andere kant. Hij schrijft (en ik citeer nu omdat deze ervaring beslissend was voor zijn verdere leven en theologiseren): ‘En toen – zo plotseling als de bliksem in een zwoele nacht voor de slapeloze verborgen velden open en bloot legt – heeft het als een groot licht in mij gestaan en het zal mij nimmermeer verlaten: je hebt je vroomheid nog niet geofferd, jij wilt de verborgen omgang beginnen, in jouw bewustzijn moet de oplossing zijn, in jouw ziel de vrede en de genieting – en in dat eigen ogenblik is er in mij iets gebroken (…) Dit is er gebeurd dat God mij tot in de diepten van mijn hart heeft geprent Zijn wonder: de Omgang is, Ik heb u liefgehad met een eeuwige liefde (..) het ligt al in Hem die leeft en aan mijn ziel het leven geeft.’
Openbaring en de genadige aanwezigheid van God liggen niet in het verlengde van iets uit de mens, maar geschieden van de andere kant.

Rebellie
Helaas is christelijk geloof vaak verworden tot een vorm van religie waarin een mens door vrome inspanningen God, met Wie hij in onmin leeft en die hij opvat als zijn Tegenstander, voor zich probeert te winnen. En die hij, als hij te weinig (goeds) van Hem ervaart, teleurgesteld en resoluut van de hand wijst. In dit licht is het nihilisme, de radicale ontkenning en doodverklaring van God, de keerzijde van het menselijk religieuze streven.
Alle religie, ook de christelijke, is in principe niet anders dan een verkapte vorm van rebellie, een heidense poging om God gunstig te stemmen en op je hand te krijgen. Een poging die echter tot mislukken gedoemd is als het gaat om de God van Israël, de Vader van Jezus Christus. Hij is anders dan de ‘God’ die wij fabriceren. Niet één die wij op onze hand moeten zien te krijgen, maar de Ene die in de toorn gedenkt aan Zijn ontfermen en Zich ondanks ons laat kennen als de Genadige. Die Zijn liefde bevestigt door onze vijandschap aan het kruis te verzoenen heeft. En ons door de Geest van aanneming tot kinderen doet roepen: ‘Abba, Vader!’

Crux
Bewust sta ik uitgebreider stil bij dit voluit bijbelse gegeven. En dat om een viertal redenen.
Ten eerste, omdat dit het kloppend hart is van Dekkers dissertatie. In dit geheimenis ligt voor hem ook de crux.
Ten tweede, omdat het hier om een oerreformatorisch principe gaat dat al meer ondergesneeuwd is geraakt. Het is helemaal in lijn met wat Luther ervoer op het keerpunt van zijn leven en theologie. Eindeloos in de weer om al vromer te worden (vooral oprechter te bidden!) en zodoende Gods gunst te winnen, kon hij uiteindelijk niks anders verzuchten dan ‘ik wilde dat er heel geen God was!’. In zijn pogen een rechtvaardige te worden, kwam hij als rebel aan het licht. Een benauwende en tegelijk bevrijdende ervaring. Want in dit nulpunt stierf het vrome (vijandige) streven en werd duidelijk: wij worden om niet gerechtvaardigd in Zijn genade. God bleek totaliter aliter (gans anders) dan hij zelf tot nu toe had kunnen bedenken.

Buiten beeld
De derde reden om hier de vinger bij te leggen is dat, waar deze kernnotie uit de prediking en de geloofspraktijk verdwijnt, God zoals Hij is al meer buiten beeld raakt. Met als dramatisch gevolg dat de ervaring van Zijn afwezigheid slechts zal toenemen. En alle acties om Hem dan langs andere wegen toch weer op het spoor te komen – weer meer aan Hem te beleven, zoals dat heet – zullen ons niet helpen deze malaise te boven te komen. Er zijn geen maniertjes om God eigenhandig weer present te stellen. Er is maar één remedie: ons verlies toegeven en wachten op de ontfermende God. Miskotte omschreef het als volgt: ‘Dit is het geheim, dat wij niets begrijpen, tenzij wij begrijpen dat we begrepen worden; dat wij niet kennen, tenzij wij bekennen dat wij gekend worden.’ Als ik Dekker goed begrepen heb, ligt ook voor hem ten diepste hierin de toekomst voor de kerk (134 e.v.)
De vierde reden is dat juist in het evangelie van ‘Hem die de goddeloze rechtvaardigt’ een geweldige mogelijkheid ligt voor de vaak onmogelijke missionaire roeping van de kerk. Wij hoeven niet zelf de mensen ‘warm te maken voor God’ en hen met kunst- en vliegwerk te bewegen weer meer aan Hem te doen. Wij mogen plaatsvervangend bidden, in vast vertrouwen dat Hij bij voorkeur zoekt wat verloren is en bij uitstek verkiest wat niets is.
En allermeest, aldus Miskotte in zijn bekende preek over Lukas 22:31,32 (over geloof bij de gratie Gods), omdat wij geloven in Hem die voor ons bidt.

Dubbele vrijheid
Miskotte benadrukt dat God in het oordeel van Zijn afwezigheid de menselijke vrijheid respecteert.
Tegelijk geeft dat ook ruimte voor een omgekeerde beweging waar de Schrift vol van is: wenden wij ons tot Hem met een beroep op Zijn Naam, dan blijkt altijd dat Zijn aangezicht in gunst gewend is tot ons. In dit gebeuren wordt volgens Miskotte iets zichtbaar dat eigen is aan het leven: de mooiste dingen ontvangen wij wanneer wij ons openstellen voor de verrassing, ze vallen ons letterlijk toe. In die zin is er overeenkomst tussen Gods openbaring en onze basale levenservaring. Kortom, openbaring is wel iets van gene zijde, maar voltrekt zich in menselijke categorieën. Dat lijkt me een belangrijk punt.

Houtepen
Op dit punt slaat Dekker een brug naar A.W.J. Houtepen, die zich eveneens intens verdiept heeft in het probleem van de afwezigheid van God. Zijn theologische denken is erop gericht om in een samenleving die afgerekend heeft met allerlei christelijke overtuigingen en onverschillig staat tegenover God, weer ruimte te scheppen voor de openbaring en ervaring van Gods goedheid en liefde die ons met name in Christus toevalt. In die zin is hij net als Miskotte een openbaringstheoloog. Tegelijk is de uitwerking totaal anders.
In lijn met zijn eigen roomskatholieke traditie ziet Houtepen een onlosmakelijke samenhang tussen de natuur en de genade, tussen het goede in deze wereld en het heil in Jezus. Met Pannenberg is hij overtuigd van het feit dat het verdwijnen van God uit de hedendaagse cultuur het leven van mensen geen goed doet en dat dit leidt tot cultuurverval. Houtepen gaat ervan uit dat God aan alles voorafgaat en in de weg van verwondering gekend kan worden – als mensen ten minste bereid zijn hun hoogmoed te laten varen en toe te geven dat er meer kennis bestaat dan alleen de kennis die verkregen wordt via meten, tellen en wegen. Aan de hand van vier basisemoties (verlangen, vertrouwen, verzet en vergeving) laat hij zien dat ons leven alleen in de ontmoeting met God echt tot ontplooiing komt.

Verrijkend
In een boeiend vijfde hoofdstuk brengt Dekker de drie theologen bewust zo met elkaar in gesprek dat ze elkaar niet zozeer kritiseren maar veeleer elkaar versterken – dat met het oog op onze missionaire roeping vandaag. Dit gesprek cirkelt rond zes thema’s: (1) de afwezigheid van God als probleem van het denken, als oordeel en als existentiële ervaring; (2) de apologetiek; (3) de openbaring en ervaring; (4) de theodiceevraag (hoe kunnen we het bestaan van een almachtige, goede God rijmen met het bestaan van het kwaad?); (5) de vraag: wie is de mens? en (6) de overwinning van de dood.
Deze aanpak van Dekker laat zien dat de werkelijkheid complexer is dan één theoloog bevatten kan én dat deze exercitie meer oplevert dan het louter kritiseren van elkaar; het geeft meer perspectief.
Het is verleidelijk om uitgebreid bij deze thematische gesprekken stil te staan, omdat het juist hier gaat spannen, maar dat voert hier te ver.
Voor wie van stevige theologische kost houdt is dit gelijk een goede reden om het boek zelf aan te schaffen.
De positie waar Dekker, na lang gevraagd en geluisterd te hebben, uiteindelijk voor kiest is die van een zogenaamde tweetrapsbenadering. De eerste trap, die vooral is ingegeven door het gedachtegoed van Houtepen en Pannenberg, is tweeledig: het gaat om een openbreken van het gesloten wereldbeeld, waarin onze cultuur – inclusief menig kerkganger – gevangen zit, én om een aantonen met redelijke argumenten dat geloven een onmisbaar onderdeel van ons mens-zijn is.
Volgens Dekker zijn er bemoedigende tekenen: steeds meer mensen vinden het toch moeilijker zonder ‘Iets of Iemand’ te leven dan zij aanvankelijk dachten.

Precies andersom?
Als logisch gevolg gaat het bij de tweede trap dan om de vraag of de ware God wil opstaan. Juist dan en daar zijn we aangewezen op de Levende Zelf: dat Hij zich een en andermaal aan ons openbaart, door woorden en daden.
Prof.dr. G.G. de Kruijf stelde tijdens de promotie de vraag of het wel mogelijk is om via deze tweetrapsbenadering een soort opmaat te geven voor de openbaring van God. Is het niet precies andersom? Is het niet dankzij de Zich openbarende God dat het gesloten wereldbeeld wordt opengebroken en de onmisbare waarde van het geloof in Hem voor een waarachtig mens-zijn wordt ontdekt? Daarmee heeft De Kruijf zonder meer een punt.
Tegelijk hoeft daarmee de voorgestelde aanpak van Dekker niet van tafel.
Ook hier geldt: de werkelijkheid is nooit te vangen in één concept.
Vanuit mijn ervaring in de stad weet ik enerzijds van de verrassing dat God Zich laat vinden door mensen die naar Hem totaal niet zochten. Hun wereldbeeld werd van Hogerhand opengebroken. Anderzijds heb ik meer dan eens gemerkt dat het zijn eigen zin heeft om in de ontmoeting met mensen uit te leggen dat leven bij een in zichzelf besloten wereldbeeld nogal kortzichtig is én dat je als mens van de omgang met God niet minder wordt.
Juist dan en daar kan het gebeuren dat verlangen wordt geboren om de Levende te zoeken en te vinden. Tegelijk ben ik de eerste om toe te geven dat, als dit gebeurt, dit niks minder is dan een wonder van de hemel.

Wim Dekker, Afwezigheid van God, Een onderzoek naar antwoorden bij W. Pannenberg, K.H. Miskotte en A. Houtepen, uitg. Boekencentrum Academic, Zoetermeer; 279 blz.; € 25,-.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 januari 2012

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Verlangen naar God

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 januari 2012

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's