Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ruimte voor verbijstering

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ruimte voor verbijstering

Gelovig omgaan met het lijden [1b]

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voor Job was het grote punt: ik weet wel dat ik zondaar ben, maar dat verklaart niet de zwaarte van mijn lijden. Ook wij staan voor de vraag hoe we kunnen leren omgaan met lijden dat we niet kunnen verklaren.

Zonder de verwerking van lijden in een schema te willen onder brengen, kunnen we wel enkele fasen onderscheiden die te herkennen zijn in de gelovige omgang met het lijden. In het boek Job komen we een aantal reacties op het lijden tegen.

Gedragen
Hoewel de verwerking van het lijden bij iedereen verschillend is, merk je dikwijls bij kinderen van God in het begin van hun lijden iets van sterk geloof in Gods goedheid. ‘De HEERE heeft gegeven en de HEERE heeft genomen, de Naam van de HEERE zij geloofd.’ (Job1:21) We kennen allemaal wel voorbeelden van mensen die bij een zwaar verlies anderen konden troosten. Onbegrijpelijk. Als dit onze eigen ervaring is, verbazen we ons op zulke momenten meer over God en Zijn hulp dan over onszelf.

Toon lager
Jobs tweede reactie is al een toon lager, lijkt het wel: ‘Zouden wij het goede wel van God ontvangen en zouden we het kwade niet ontvangen? Maar nog steeds zondigt Job met zijn lippen niet’, zo geeft de schrijver als commentaar op diens woorden (Job 2:10).
Maar dan volgt de innerlijke verwerking in hoofdstuk 3. Daarin horen we hoe hij de dag van zijn geboorte vervloekt. Was hij maar nooit op die dag geboren. Die dag moet weggedaan worden. Laat die dag geen plaats krijgen onder de dagen van het jaar en zijn plaats niet innemen onder het getal van de maanden. We krijgen een inkijk in het hart van Job. Wat een verdriet en emoties geeft hij hier weer.

Vertwijfeling
Job verkeert in een situatie van totale verwarring. We kunnen zijn toestand in één woord weergeven: verbijstering. Waarom overkomt mij dit? Wat voor bedoeling heeft mijn leven? Was ik maar nooit geboren, dan had ik dit niet mee hoeven te maken. Verbijstering is het ergste dat ons kan overkomen.
Verbijstering kan de vorm aannemen van vertwijfeling, van totale wanhoop en onbegrip. We zijn niet in staat Gods bedoelingen te doorgronden. In deze fase van verwerking van het lijden hebben wij het meest nodig ruimte voor verbijstering. We mogen ons verbijsterd voelen.

God kwijt
De ergste vorm van verbijstering is het verlammende gevoel dat je God kwijt bent. Je denkt dat Hij je alleen gelaten heeft. Hij heeft Zich teruggetrokken. Ik denk aan Job 23:8: ‘Maar zie, ga ik naar voren, dan is Hij er niet, of naar achteren, dan merk ik Hem niet op.’ Ik kan Hem in alle windrichtingen zoeken, maar Hij is er niet. Het lijkt erop alsof ik voor God niet meer besta.
Dat is een vreselijke ervaring. Het voelt als een enorme leegte. De bodem is onder ons leven weggehaald. De beloften van God worden ineens ervaren als inhoudsloos. Het zijn slechts woorden die niet gedekt worden door een inhoud. De HEERE God, Zijn bescherming en nabijheid, lijken opeens totaal verdwenen.
Op zulke momenten dringen de woorden van troost niet door. ‘Ik heb u niet vergeten, Ik heb u niet verlaten.’ Die woorden mogen waar zijn voor anderen, maar niet voor mij. De pijn, het verdriet, het leed dat ons is overkomen, laten precies het tegenovergestelde zien: ‘God heeft mij wel verlaten. Hij heeft Zijn hand van mij afgetrokken. Ik voel me radeloos en ben de wanhoop nabij.’
Laten we elkaar deze ruimte voor verbijstering geven. Met goedbedoelde opmerkingen drukken we de ander nog verder in de put: ‘Maar God is altijd bij je? Ook al voel je het niet.’ Mogen wij dit niet zeggen? Niet altijd. En zeker niet als je niet eerst de verbijstering tot je door hebt laten dringen. Wat een ontzagwekkende ervaring.

Noodkreet
We mogen dus worstelen met onbegrepen vragen: is het ondergaan van groot verdriet in ons leven te rijmen met het bestaan van een liefdevolle God? Dit is geen vraag die om een rechtstreeks antwoord vraagt. Het is een noodkreet, een uiterst existentiële vraag.
Te snel wordt op zulke vragen geantwoord met het gezegde: ‘we moeten niet vragen naar het ‘waarom’, maar naar het ‘waartoe’.’ We laten daarmee zien dat we nog maar heel weinig van de diepe vragen met betrekking tot het lijden begrepen hebben. In ieder geval te weinig om anderen te kunnen aanvoelen en met hen te kunnen meevoelen. Daardoor ontstaat de moedeloze gedachte: ‘Ik word toch niet begrepen.’

Reacties van anderen
We kunnen ons in tijden van zo’n diep doorleefde crisis niet alleen zelf martelen met verwijten, ook anderen kunnen het ons extra moeilijk maken. Door niet te reageren op het lijden: mensen blijven eenvoudig weg, lopen met een boog om de lijdende heen. Of, wat ook mogelijk is: ze reageren wel, maar op een manier waaruit ze laten blijken dat ze het lijden niet serieus nemen en ons geloof in twijfel trekken. In deze trant: ‘als je niet in staat bent om het lijden te aanvaarden, ben je dan wel een kind van God?’
Ook al wordt het geloof zelf niet in twijfel getrokken, soms wordt hun die lijden verweten dat hun vertrouwen op God niet sterk genoeg is. ‘Je moet veel meer vertrouwen en geloof hebben, dan zul je sterker zijn en werkelijk Gods kracht en steun ervaren.’ Mensen mógen zich verbijsterd voelen. Laten we hen daarvoor de ruimte geven. Het is God zelf die hen daaruit wil bevrijden.

Geschenk
Job zegt in Job 19:25: ‘Ik weet Mijn Verlosser leeft.’ Als we deze woorden in hun context lezen, merken we hoe Job ook in dit hoofdstuk nog heel intens worstelt. Hier heeft het te maken met het feit dat hij nauwelijks iets merkt van echt vriendschap. ‘Mijn broeders heeft Hij ver van mij weggedaan; en wie mij kennen, zijn geheel van mij vervreemd’ (19:13). ‘Ontferm je over mij, ontferm je over mij, jullie, mijn vrienden! Want de hand van God heeft mij getroffen’ (19:21).
Dan ineens – om voor ons onverklaarbare redenen – zegt hij: ‘Ik weet echter, mijn Verlosser leeft.’
Dit laat ons heel duidelijk zien dat verwerking van lijden een geschenk is.
Als dit geschenk ervaren wordt, hoor je mensen zeggen: ‘Ik weet ook niet hoe het komt, want de omstandigheden zijn niet veranderd, maar ik kan er nu weer tegen. Ik zie Gods hand en Gods nabijheid weer.’
Dat is een geschenk, uit de hand van dezelfde God, tot Wie wij eerst uitriepen: ‘waarom verbergt U Zich?’
Na die verschrikkelijke leegte: ‘U bent er niet’, mag nu ervaren worden: ‘mijn Verlosser leeft!’ Hoe en waaraan weet je dat zo zeker? Dat is het geheim van de werking van de Heilige Geest, waardoor je innerlijk overtuigd wordt van de goedheid van God, ondanks alles wat je meemaakt.

Christus’ lijden
Op één vraag wil ik nog kort ingaan: wat is de relatie tussen het lijden van Christus en de verwerking van ons lijden? Maakt de gedachte dat Christus geleden heeft het lijden anders?
Als je als gelovige vertwijfeld bent, er geen enkel houvast meer lijkt te bestaan, raakt ook het lijden van Christus je niet. Ik hoorde ooit een broeder in het geloof zeggen: ‘Christus heeft drie uur geleden, ik lijd nu al meer dan tien jaar.’ Intussen heeft hij deze woorden al lang teruggenomen. Maar ik vind zo’n opmerking wel kenmerkend voor iemand die zich door de existentiële vragen heenworstelt. Verbijstering kan zo groot zijn, dat we ons nergens door laten troosten.
En toch geloof ik van harte dat er in een later stadium ruimte komt voor het zicht op de diepte van Christus’ lijden. Dan ligt juist daar het antwoord op de vraag: ‘houdt de Heere nog wel van mij?’ Wie op Christus ziet beseft: niet de omstandigheden laten Gods liefde of juist Zijn gebrek aan liefde voor mij zien, maar het kruis van Christus maakt Zijn liefde zichtbaar.
We ontdekken de overweldigende liefde van God voor ons, niet allereerst als mensen die lijden, maar als zondaren. Die ook in ons lijden ons boekje ver te buiten zijn gegaan.
Maar wat is de Heere goed. Die ook Zijn eigen Zoon niet heeft gespaard, maar voor ons allen overgegeven, hoe zal Hij ons ook met Hem niet alle dingen schenken? (Rom.8:32) We ontvangen diepe vrede als we leren rusten in het lijden van Christus en in de hoop die Hij geeft door Zijn lijden, sterven en opstanding.
Die hoop moet als ons leed verzachten.

Volgende week deel 2: Rina Molenaar over lijden wereldwijd.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 mei 2012

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Ruimte voor verbijstering

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 mei 2012

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's