Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een preekje voor mij alleen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een preekje voor mij alleen

Praters [1, Kees de Zeeuw uit Langerak]

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op de meest vreemde tijdstippen kwam hij van de Lekdijk aflopen naar onze boerderij. Een kort, dik mannetje met een glimmende pet op. Een vriendelijk rood gezicht en als hij liep hobbelde hij een beetje. Kees de Zeeuw kwam praten. Alleen met moeder, nooit met vader.

Vader was er trouwens bijna nooit, die werkte op het land. Soms kon ik, terwijl ik speelde, een beetje volgen waar ze over spraken. Over de Heere en vooral over hoe Hij in je hart woont. Kees keek dan ernstig en moeder ook.
Maar als hij mij zag was hij altijd vriendelijk. ‘Zo jonchie’, zei hij dan, ‘jij krijgt straks wat van me.’
Ja, Kees was een aardige man.

Om des ambts wille
Heel goed herinner ik me dat moeder en Kees een keer spraken over de ouderlingen en diakenen in de hervormde gemeente. Moeder zei dat sommige ouderlingen ‘licht’ waren en ze daarom niet veel verwachting van hen had.
Maar Kees zei: ‘Dat kan best zijn, maar we moeten die mensen toch eren om des ambts wille.’ Dat begreep ik toen nog niet. Later wel.
Kees maakte mijn moeder duidelijk dat je die mensen niet zomaar kon wegzetten als ‘te licht’ maar dat ze wettig door de gemeente waren gekozen en ‘mitsdien door God zelf geroepen in het ambt’ en dan kun je niet zomaar met hen sollen.
Prachtig te merken hoe zo’n oude, vrome man het opnam voor de ambtsdragers, al waren ze dan nog zo licht. Want dat vond Kees ook wel. Maar toch wilde hij ze eerbiedigen.

Slap boekje
Een andere ontmoeting staat me ook nog levend voor de geest. Het was prachtig weer. Moeder zat op de bank buiten aardappels te schillen en ik speelde met een kar en een step daar dichtbij. Daar kwam Kees. Hobbelend de dijk af. ‘Goede morgen, samen.’ Hij keek vrolijk.
‘Voor jou heb ik wat’ richtte hij zich tot mij.
Uit zijn binnenzak haalde hij een dun slap boekje met gekleurde platen. ‘Kijk’, zei hij, ‘kom maar naast me zitten, dan gaan we dat samen bekijken.’ Kees zette een oud brilletje op en begon te bladeren. Het waren bijbelse verhalen. De ark van Noach, Mozes bij de braamstruik, Jezus op het meer. Kees liet de platen zien en vertelde er wat bij. Ik vond het leuk.
‘Deze moet ik hebben’, zei hij en hij legde zijn dikke vinger bij een schaapje dat helemaal alleen in de struiken verward zat en niet weg kon komen. ‘Dat is het verloren schaap en dat gaat de Heere Jezus zoeken. Hij zoekt ook jou, jonchie, ik weet niet meer zo gauw hoe je heet, maar de Heere Jezus weet dat wel. Hij roept ook jou hoor. Hij let ook op de lammetjes. Zul je daaraan denken?’
Nooit ben ik dat kleine preekje van Kees de Zeeuw uit Langerak vergeten. Een preekje helemaal voor mij alleen!

Spaarpot
De eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat het preekje me ook nog wat opleverde. Toen het boekje uit was, tastte Kees in zijn broekzak en viste een glimmend muntstuk op. ‘Hier, voor je spaarpot.’
Ik was er blij mee, maar pas veel later besefte ik dat hij echt diep in zijn buidel had getast.
Het was namelijk een zilveren rijksdaalder.
Die gaf je in die tijd niet zo maar aan een jonchie van negen. Dat was een fors bedrag.
Het boekje mocht ik ook houden. Ik heb het nog.

Woord en daad
Op mijn manier heb ik van Kees gehouden.
Om het preekje en om de rijksdaalder, maar vooral om zijn vriendelijke, ongekunstelde manier van doen.
De echtheid straalde van hem af. Zo stond hij ook bekend in het dorp. Zo werd hij ook gezien in het gezelschap van de ‘praters’. Iedereen mocht hem graag.
Voor oud en jong had hij een woord. En als het er in de kring van praters soms wat hardvochtig aan toe ging dan riep Kees de groep tot de orde en dan zei hij; ‘Laten we mild zijn voor elkaar en ook voor hen die nog buiten staan. We kunnen beter voor ze bidden dan over ze kletsen…’
had. Kees was niet alleen een prater, een hoorder van het Woord, maar ook een dader van dat Woord in de praktijk. Dat heeft mij erg aangesproken.

Volgende week: ‘De vrouw’ uit Langerak.

---
A.J. Terlouw woont als kind in hetzelfde dorp als zijn tante Dien, in Langerak aan de Lek. Rond 1949, als hij een jaar of negen, tien is, hoort hij zijn tante meermalen spreken over ‘praters’. ‘Ik wist maar niet wat ze daarmee bedoelde. Had ze het over mensen die (te) veel praatten? Mijn moeder gaf desgevraagd opheldering. ‘Tante Dien bedoelt mensen die bij elkaar komen aan huis en daar dan over het geloof praten.’’
Onder de titel die zijn tante hem meer dan zestig jaar geleden aanreikte, schrijft Terlouw over vier centrale personen uit het gezelschapsleven.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 juni 2012

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Een preekje voor mij alleen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 juni 2012

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's