Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Boekbesprekingen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Boekbesprekingen

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dr. A. Versluis
Geen verbond, geen genade. Analyse en evaluatie van het gebod om de Kanaänieten uit te roeien (Deuteronomium 7).
Uitg. Boekencentrum, Zoetermeer; 368 blz.; € 29,90.

De auteur promoveerde afgelopen zomer aan de Theologische Universiteit Apeldoorn op deze studie. Zijn promotor, prof.dr. H.G.L. Peels, typeerde het als ‘een moedig onderzoek naar een zeer omstreden Schriftgedeelte’.
Volgens Deuteronomium 7 geeft God Israël opdracht om de zeven volken in Kanaän uit te roeien. In een inleidend hoofdstuk benoemt de auteur indringende vragen die Deuteronomium 7 oproept: Heeft God werkelijk geboden deze volken zonder onderscheid uit te roeien? Is Hij Dezelfde als de God die Zich in Jezus Christus geopenbaard heeft als de God van liefde?
De eerste onderzoeksvraag die de auteur in deze studie wil beantwoorden is daarom: wat betekent dit bijbelgedeelte voor het godsbeeld van het Oude Testament? En de tweede: geeft dit bijbelgedeelte aanleiding tot religieus geweld? Want zal, wat dit laatste betreft, een moderne lezer Deuteronomium 7 niet gemakkelijk verbinden met wat in de twintigste eeuw genocide, volkerenmoord, is gaan heten? Kan iemand zich daar vandaag op beroepen om geweld te legitimeren?
Dit laatste is het Oude Testament wel verweten, al sinds de tijd van Marcion (tweede eeuw na Chr.). In onze tijd komen auteurs als R. Dawkins en P. Cliteur met gelijksoortige bezwaren. Bovengenoemde vragen zijn daarom belangrijk en actueel.
De auteur begint zijn repliek in hoofdstuk 2 met een eigen vertaling en uitvoerige exegese van Deuteronomium 7. Hoofdstuk 3 plaatst Deuteronomium 7 in bredere context. Hoofdstuk 4 onderzoekt de historische achtergrond en datering van het uitroeiingsbevel en de gevolgen daarvan voor de uitleg. Hoofdstuk 5 geeft een bijbels-theologische evaluatie van het gebod om de volken van Kanaän uit te roeien. Hoofdstuk 6 biedt conclusies.
Anders dan in de vroege uitleg zien recente uitleggers het bevel in Deuteronomium 7 als een theologisch probleem.
Op grond van zijn onderzoek en in gesprek met andere auteurs plaatst de schrijver het uitroeiingsbevel in de theologische context van het Oude en Nieuwe testament om zo recht te doen aan wat God over Zichzelf openbaart. In zijn conclusie met betrekking tot het godsbeeld werkt hij twee aspecten uit. 1) De opdracht om de Kanaänitische volken uit te roeien klinkt in het Oude Testament in een unieke situatie: eenmalig, voor één specifieke groep en voor een beperkte tijd. Volgens Deuteronomium 7 staat de verhouding tussen de HEERE en Israël op het spel. 2) In deze opdracht komen aspecten naar voren, zoals Gods heiligheid, Zijn afkeer van zonde en onrecht, die in het beeld van God, zoals het Oude en Nieuwe Testament dat tekenen, een wezenlijke plaats hebben. Gods liefde en toorn horen in de bijbelse theologie bijeen.
Hoewel Gods liefde uiteindelijk overwicht heeft, kan als uitvloeisel van Zijn toorn een vernietigend gericht plaatsvinden. Gods gericht is huiveringwekkend maar niet grillig.
Gods oordeel over de volken van Kanaän wordt vrijwel steeds gemotiveerd met verwijzing naar hun zonden. Aan Israël wordt hetzelfde oordeel aangezegd als het de volken van Kanaän navolgt.
Wie recht wil doen aan de boodschap van Oude en Nieuwe Testament kan de aanstoot voor moderne lezers uit dit radicale bevel niet wegnemen. Ook in het Nieuwe Testament is sprake van Gods (eschatologisch) gericht.
Over de betekenis van Deuteronomium 7 kan een christelijk theoloog alleen spreken door dit gebod te lezen in samenhang met de boodschap van het Nieuwe Testament, dat God in Zijn Zoon Zelf het oordeel over de zonde op Zich heeft genomen. Door Hem is er ontkoming aan het gericht.
Wat betreft eventueel geweldspotentieel van Deuteronomium 7 concludeert de auteur dat elk beroep op het uitroeiingsbevel ter legitimering van geweld in het heden illegitiem en kwalijk is.
In het Nieuwe Woordenboek voor bijbelse theologie sluit G.D. Reid zijn bijdrage over geweld af met: ‘De 20e eeuw was misschien de meest gewelddadige in de menselijke geschiedenis.
Verdrietig genoeg en al te vaak is in het Westen een beroep gedaan op bijbelse teksten om geweld te rechtvaardigen. Als gevolg daarvan zijn er ernstige bezwaren ingebracht tegen de Bijbel, zijn uitleggers en de christenheid als geheel. De ironie is echter dat deze morele afkeer tegen geweld en zorg voor de slachtoffers veel zo niet al zijn kracht dankt aan de invloed van de Bijbel en bijzonder aan het kruis van Christus. Zoals René Girard heeft betoogd, werpt het evangelie van een gekruisigde Christus de ideologieën van de wereld over geweldpleging ondersteboven. Elke overweging van het vraagstuk van goddelijk en menselijk geweld in de Bijbel moet beginnen met toe te geven dat makkelijke antwoorden hier misplaatst zijn. Want geweld in zijn vele dimensies stelt ons voor een schijnbaar ondoordringbaar mysterie. Maar bijbelteksten over geweld losmaken uit hun canonieke context, met name van hun ontknoping in de climax van het Nieuwe Testament, leidt tot een ernstig verkeerd verstaan van deze teksten en van de bijbelse geschiedenis als geheel.’
Reids uitspraak sluit naadloos aan bij de conclusies van de auteur.
Wie verlangt niet dat de bazuin van het evangelie dieper, hoger en voller klinkt?
Dit boek herinnert predikanten en gemeenteleden eraan dat (s)preken over de heiligheid, de toorn en het gericht van God niet is achterhaald. Het neemt ons mee om Zijn majesteit te aanbidden en ons te verwonderen over Zijn verkiezende genade en liefde in Christus. Dat blijft niet zonder vrucht: een hartelijke gehoorzame toewijding aan Hem.
Het zou mooi zijn als dit werk in gepopulariseerde vorm beschikbaar kan komen voor huisbezoekers, catecheten, jeugd- en evangelisatiewerkers en gemeenteleden.

J. Veldhuijzen, Putten


Jan Groothedde
Eenheid in verscheidenheid. Pleidooi voor herkenning en erkenning.
Uitg. in eigen beheer, € 13,50, te bestellen via jgroothedde@filternet.nl (€ 3,70 porto).

Dit in eigen beheer uitgegeven boek heeft als doel kerkelijke eenheid, met name in de kleine oecumene van de gereformeerde gezindte, te bevorderen. Daartoe wordt gewezen op het feit dat verdeeldheid een betreurenswaardige zaak is.
Het boek is met bewogenheid, liefde en mildheid geschreven, wijst op onopgeefbare kernen die voor eenheid nodig zijn, maar bepleit ook enige ruimte waarin we elkaar vrij moeten laten. Het wijst erop dat de profeten in het Oude Testament het volk nooit hebben opgeroepen zich af te scheiden van Jeruzalem met de tempeldienst. In het Nieuwe Testament deden Jezus en Johannes de Doper dat evenmin.
Ondanks dat we veel waardering hebben voor de toon en inzet van meerdere theologische opvattingen, zijn er ook vragen te stellen. Vallen verbond en verkiezing samen (45)? Had niet positiever over ambt naast dienst kunnen worden gesproken (76)? Waarom niet veel krachtiger pleidooi voor de kinderdoop gehouden, met name vanuit de Schrift (82, 83)?
Hoewel het de schrijver vooral gaat om de kleine oecumene, spreekt hij ook over de verdrietige situatie van kerkelijk en christelijk Nederland (131). Er is dus ook zicht op de grotere oecumene. Dat kan enkel betekenen dat er verlangen is naar krachtige doorwerking van Gods Geest in kerkelijk en christelijk Nederland, zodat de drie stukken van de catechismus op nieuwe wijze verrassend gaan functioneren. Zeer velen zouden zich dan in hun zonden en ellenden tot Christus om genezing gaan wenden. Ze zouden, net als tot Christus bekeerde moslims, gaan leven in een heilige liefdesgloed van gemeenschap met hun Heiland. Wat zou dat een explosie van dankbaarheid geven tot rijke zegen voor ons Nederlandse volk. Zelfs de Rooms-Katholieke Kerk zou haar (semi)pelagiaans denken vaarwel zeggen, wat zegenrijk ging doorwerken in marialogie en in visie op het ambt ten koste van pauselijk top-down denken in kerkopvatting.
Het boek eindigt met het belang van verootmoediging en gebed te onderstrepen en besluit met Psalm 4:7.

R.H. Kieskamp, Lienden

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 november 2012

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Boekbesprekingen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 november 2012

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's