Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hetzelfde, maar anders

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hetzelfde, maar anders

Evangelisch denken blijkt rond sacramenten

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Anno nu hebben veel hervormde gemeenten te maken met evangelische invloeden. Zeker rond de doop komt een andere visie openbaar. Maar ook bij het avondmaal. Het fundamentele verschil: Handelt God? Of handelen wij?

De visie op de doop is de hoeksteen, maar ook de toetssteen van echte evangelische theologie. In woorden als geloofsdoop, bekeringsdoop, doopvernieuwing, maar ook het opdragen van kinderen in plaats van de kinderdoop, klinkt vooral door dat de beslissing van de gelovige centraal staat.De doop is een uiting van een oprechte persoonlijke geloofskeuze, waarvan iemand in een getuigenis rekenschap aflegt. Ook bij ouders die (toch) hun kind laten dopen, kan de nadruk op ónze inzet en beslissing liggen. De doop is dan niet meer dan een plechtige belofte van ouders om hun kind voor de Heere groot te brengen.

Heilig avondmaal
Dat evangelisch denken ook invloed heeft op het spreken over het heilig avondmaal, valt nauwelijks op. Dat komt in de eerste plaats omdat vanuit de evangelische theologie veel meer over de doop wordt gepubliceerd dan over het avondmaal: tegen twintig boekjes over de doop verschijnt in evangelische kring amper één boekje over het avondmaal.
In de tweede plaats blijft in het evangelische denken het avondmaal zelf met vertrouwde vormen in stand. Op het eerste gezicht lijkt evangelisch denken geen invloed te hebben op vorm en viering van het heilig avondmaal. Nico Catsburg schrijft bijvoorbeeld in zijn boek Wijn en het (laatste) Avondmaal: ‘Dit gedenken en vieren we: Jezus Christus, onze redder en verlosser, die aan het kruis de zonde heeft overwonnen’. Dat lijkt toch als twee druppels water op ‘Doe dat tot Mijn gedachtenis.’

Handelen wij of handelt God bij de doop en het avondmaal?

In het geheel van zijn boek ontbreekt echter de fundamentele notie dat de Heilige Geest in het sacrament de eerste handelende Persoon is en dat de Heere door het sacrament Zijn heil aan ons verzegelt. Historisch gezien herkennen we in Catsburgs woorden de lijn van Zwingli: het gedenken van de dood van Christus is een belijdende daad van de gelovigen. Willem Ouweneel is explicieter. In ‘Neemt, eet. De maaltijd van de Heer’ zegt hij dat het avondmaal een kwestie van geven is, als een lofoffer aan God. ‘De gelovige brengt zijn dankbaarheid en blijdschap in de Heer tot uitdrukking. (…) Het accent ligt dus niet op de zegen die wij dan ontvangen, hoewel wij ongetwijfeld gezegend worden wanneer wij zo in de tegenwoordigheid van de Heer zijn, maar op dat wat wij Hem mogen brengen.’

Belofte
Het evangelische denken kent dus een heel ander sacramentsbegrip. Met antwoord 66 van de Heidelberger belijden wij dat wij de sacramenten wel gebruiken, maar dat God ons daarin de belofte van het evangelie verzegelt. Artikel 33 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis spreekt met dezelfde woorden. Een fundamenteel verschil dus: handelt God of handelen wij in de sacramenten? Het antwoord op deze vraag heeft grote consequenties. Ik denk aan de pastorale betekenis van de sacramenten in de strijd van het geloof, maar ook aan de ambtsvraag: hoort de bediening van de sacramenten bij het algemeen ambt der gelovigen thuis, of bij het bijzondere ambt dat een ‘tegenover’ is?

Openbare belijdenis
Hoewel het geen sacrament is, betrek ik in deze bezinning ook de visie op de openbare belijdenis van het geloof. Ik kan niet goed onderscheiden of het door het evangelisch denken komt of door de geest van de tijd waarin wij leven, maar rond het belijdenis doen neem ik steeds meer nadruk op de persoon waar. Dat hoeft natuurlijk niet in alle gevallen verkeerd te zijn.Het karakter van aannemingsavonden verschuift van ‘vragen naar de waarheid’ naar ‘vragen naar het geloof ’. Nieuwe lidmaten vragen soms of zij in de belijdenisdienst een getuigenis mogen geven. Sommigen vragen om een doopbevestiging met water, anderen om handoplegging tijdens de bevestiging.
Voor velen staat het belijdenis doen in een hervormde gemeente op gelijke hoogte met de geloofsdoop in een evangelische gemeente: ‘Eigenlijk doen we hetzelfde maar dan op een andere manier.’
Wat ontbreekt, zijn de noties van verbond en gemeente. Maar de schoen wringt vooral bij de wijze waarop wij tegen het geloof aankijken: zeg ik in mijn belijdenis dat ík iets heb, of dat mijn Héíland alles heeft?

Protest
De eerlijkheid gebiedt ons wel te zeggen dat aan het evangelische denken een aspect zit dat ik een ‘reactiekarakter’ noem.
In het evangelische denken zit iets van een protest tegen de ingezonkenheid en lauwheid van de kerk. De nadruk op de eigen keuze en handeling van de gelovigen is een aanklacht tegen (vermeend) verbondsautomatisme, gezapigheid en ingezonkenheid rond doop en avondmaal.
Vanuit evangelische kringen wordt gezegd dat avondmaalsvieringen in hervormde gemeenten somber zijn, en dat massale avondmaalsgang in tegenspraak is met geestelijke halfslachtigheid in de gemeente. Avondmaalsdiensten leiden niet tot de noodzakelijke radicale heiligmaking.
Wil je zo’n slapende kerk wakker maken, dan moet je haar voor een radicale, maar ook eenzijdige keuze stellen. Mensen vragen naar persoonlijke beleving, naar persoonlijke toewijding en naar een positieve onderstreping van de navolging van de Heere Jezus.

Vragen toelaten
Natuurlijk kunnen we daarop antwoorden dat men naar het andere uiterste doorslaat, en dat in plaats van de Heere de mens en zijn werk centraal komt te staan – iets wat levensgevaarlijk, maar ook tot oneer van Hem is. Laten we in ieder geval de vragen van het evangelische denken toelaten. Dr. B. Wenstel schrijft in zijn Grote Catechismus dat evangelicalen en baptisten in de traditie staan ‘die besnedenen/gedoopten aanzegt dat zij niet vanzelfsprekend Gods Koninkrijk beërven en aandringen op een persoonlijke keuze, bekering en beleving’, en even verderop: ‘Dat er vaak iets anders meespeelt in protesten tegen de kinderdoop leert ons dat wij gebruik en misbruik niet moeten verwisselen en dat sektarisme om de hoek gluurt en steeds het verbond in het geding is’.

Antwoorden
Maar op de vragen van evangelischen vinden wij antwoorden in onze eigen belijdenis. Zowel de belijdenisgeschriften als de liturgische formulieren tintelen van die persoonlijke geloofsvreugde, troost en toewijding. Ze zijn geschreven op de toonhoogte van bijbelgedeelten als Romeinen 5 en 8. Ze vertolken persoonlijke hoogte en diepte, en getuigen van de volstrekte radicaliteit van zonde en genade.
En wat de heiliging betreft: het verbond kent de heilige eis van bekering, het leiden van een gedoopt leven, een leven in de gemeenschap met de gekruisigde en opgestane Christus. In de doop verplicht de Heere ons tot een nieuwe gehoorzaamheid, en in het avondmaal wordt ons tot in ons geweten gevraagd naar waarachtige liefde en dankbaarheid jegens Hem.

Theocentrisch
Hier vinden wij bronnen die het evangelische denken uiteindelijk mist. In onze belijdenis en formulieren staat namelijk de Heere centraal. Het geloof en het leven daaruit is theocentrisch, en daarom zo troostrijk voor wie in zichzelf steeds minder vindt.Blijdschap is gewortelde, gekwalificeerde blijdschap, ‘vreugde in God door Jezus Christus’, en zij wordt door de droefheid om onze zonde niet ontkracht. Het gereformeerd belijden heeft een nochtanskarakter, iets wat vreemd is aan het evangelische denken.

Spanningsveld
Wat is het belangrijk om dit reformatorische geloofsbegrip in prediking, pastoraat en catechese over te dragen. Wat is het nodig dat ook rond de bediening van de sacramenten een heilig spanningsveld blijft bestaan, een spanningsveld van belofte en eis, van verbond en bekering, van droefheid en blijdschap, van strijd en zekerheid.
Dat doet niet alleen recht aan de praktijk van het gebroken geloofsleven, maar vooral ook aan de Heilige Schrift zelf (bijvoorbeeld Rom.6-8). En het doet de eer toekomen aan Hem van Wie wij zingen: ‘Mijn God, U zal ik eeuwig loven, omdat Gij het hebt gedaan!’


Opdragen?
Soms vragen ouders een kerkenraad hun kindje in een eredienst te mogen opdragen in plaats van dat hem of haar de heilige doop wordt bediend. Waarom gebeurt dat niet?
Ds. A.J. Mensink: ‘Ouders moeten zich realiseren dat het opdragen bijbels- theologisch nauwelijks te funderen is. Een kerkenraad doet er goed aan te onderstrepen dat de Heere ook met dit kind Zijn verbond heeft gesloten en dat de kerk in de kinderdoop vooral de bevestiging van Zijn ja belijdt. Daarna mag óns vrijmoedige ja klinken, als een belofte om ons kind voor deze rijke Verbondsgod groot te brengen.
Bij het opdragen ontbreekt dit kader van het verbond en dus ook Gods genadige initiatief. Een opgedragen kind wordt slechts op het jawoord van de ouders teruggeworpen, een gedoopt kind op het jawoord van de Heere. Wie de kinderdoop inruilt voor opdragen, raakt daarmee dus de rijkdom van het leven uit het verbond kwijt.
Laat de gemeente haar kinderen dagelijks aan de Heere opdragen in de gebeden!’


Ds. A.J. Mensink is hervormd predikant te Krimpen aan den IJssel.




Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 februari 2013

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's

Hetzelfde, maar anders

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 februari 2013

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's