Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

‘God doet hier wonderen’

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

‘God doet hier wonderen’

Zeven predikanten uit Nijkerk, Hoevelaken en Nijkerkerveen

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Sinds het moment dat Nijkerk overging tot de Hervorming, hebben tientallen predikanten de gemeente gediend. Op deze paginas komen er zeven naar voren: vijf uit Nijkerk, één uit Hoevelaken en één uit Nijkerkerveen. Beide laatste gemeenten vallen onder burgerlijk Nijkerk, terwijl Nijkerkerveen tot 1911 ook kerkelijk onder Nijkerk viel.

Gerardus Kuypers (1722-1798)
Gerardus Kuypers, geboren in de pastorie van Mijnsheerenland, weet nauwelijks wat hem overkomt in 1749 als tijdens zijn preken in Nijkerk ‘beroeringen’ ontstaan. Kerkgangers raken hevig geëmotioneerd, barsten in tranen uit en verlangen naar Jezus’ heil.
Verwonderd schrijft hij in een brief aan zijn ouders: ‘God doet hier wonderen; sedert mijn laatste [preek] heb ik geen enkele preek gedaan of daar zijn menschen kragtdadig bekeert.’ Buiten Kuypers medeweten om wordt deze brief echter publiekelijk verspreid in kerkelijk Nederland. Dan blijkt er ook kritiek te zijn. Prof. J. van den Honert, een theologisch hoogleraar uit Leiden bij wie Kuypers zelf studeerde, moet niets van de luidruchtigheid en emoties in de Nijkerkse kerkdiensten hebben. ‘Gereformeerde godsdienst is redelijk’, stelt hij. Om de gemoederen te bedaren schrijft Kuypers het pamflet Getrouw Verhaal en Apologie. Daarin zegt hij dat er in Nijkerk geen vreemde dingen gebeuren maar dat Gods Geest er krachtig in mensenlevens werkt. In 1759 vertrekt Kuypers naar Groningen. Na enige tijd wordt hij hoogleraar aan de Hogeschool te Groningen, waar hij zich ontwikkelt van een opwekkingsprediker tot een gematigd Verlichtingstheoloog.


Bernardus Moorrees (1780-1860)
In 1821 vindt er in Nijkerk een tweede opwekkingsbeweging plaats. Ditmaal zijn de ‘beroeringen’ minder spectaculair dan in 1750 en daardoor meer in het vergeetboek terechtgekomen. Bernardus Moorrees is er dan predikant.
Hij reageert niet onverdeeld positief.
Typerend voor Moorrees is zijn liefde voor het Oranjehuis, wat hem doet besluiten om in militaire dienst te gaan. Als hij echter als cadet-sergeant opgeroepen wordt om voor zes jaar naar Engeland te gaan, komt zijn leven in een crisis terecht.
Vanaf dat moment wil hij predikant worden. Wanneer hij van 1816-1831 in Nijkerk staat, vindt de tweede opwekkingsbeweging plaats. Anders dan zijn plaatselijke collega ds. J. Schoonderbeek reageert Moorrees ambivalent op de gebeurtenissen. In zijn Leerrede over de algenoegzaamheid van Jezus Christus blikt hij terug: ‘Ik heb het onderscheid tusschen hartstogtelijke opwinding leeren kennen en tusschen het ware werk des Heilige Geestes.’ Uit deze leerrede wordt ook duidelijk dat Moorrees niet met de Afscheiding van 1834 mee wil gaan.
Integendeel, ‘wij mogen in de kerk onze stem voor de waarheid nog luide verheffen. Dit is een bewijs dat de hoop op herstel nog niet verloren is’. In zijn persoonlijk leven maakt Moorrees overigens veel mee; hij trouwt tot vier keer toe.


Jodocus Heringa (1765-1840)
In 1786 zijn er zorgen in de kerkenraad van Nijkerk. Een predikant is ziek en herstel blijft uit. Er wordt besloten om de jonge en begaafde Jodocus Heringa te beroepen. Hij mag de dienst waarnemen. Als Heringa aan de gemeente van Nijkerk verbonden wordt, preekt hij over ‘Uw koninkrijk kome’. Het typeert zijn leven: uitzien naar de komst van Gods koninkrijk. In Nijkerk verwerft hij al snel gezag bij kerkgangers, collega’s en bestuurders. Voordat hij predikant werd, verdedigde hij op twintigjarige leeftijd al een dissertatie over de doopformule. Landelijk bekend wordt hij als hij een prijs wint – een gouden erepenning – omdat hij de moderne bijbelkritiek zo scherp bestrijdt. Het is dan ook niet vreemd dat Heringa in 1794 op jonge leeftijd hoogleraar wordt in Utrecht. Jarenlang zal hij studenten toerusten, predikanten vormen, discussiëren met tijdgenoten, synodes adviseren en de kerk dienen met zijn zondagse preken. Plotseling overlijdt hij. Volgens een anonieme biograaf is hij ‘in het volle vertrouwen op onzen Zaligmaker’ het koninkrijk van God binnengegaan.


Joan Jacob Gobius du Sart (1818-1894)
De Doleantie, die in kerkelijk Nederland diepe sporen heeft getrokken, gaat aan Nijkerk niet voorbij. In 1887 verlaat een derde van de kerkgangers – zo’n 2000 leden – de Nederlandse Hervormde Kerk. Joan Jacob Gobius du Sart is er dan predikant.
Joan Jacob wordt geboren in een predikantenfamilie. Niet alleen zijn vader maar ook een oom en twee neven bekleden het predikantsambt. Zelf wordt hij na zijn Utrechtse studententijd predikant in St. Jansga en Nigtevecht. Waarschijnlijk onderhoudt hij dan nog geen contacten met dr. H.F. Kohlbrugge. Later, als hij naar Bleskensgraaf gaat, komt hierin verandering. Hij stelt de kansel open voor de Elberfeldse prediker. Ook schrijft hij een voorwoord bij diens bijbelverklaring op Mattheüs 1, waaruit blijkt hoezeer hij inhoudelijk naar hem toegegroeid is. Aanvankelijk kon hij niet met Kohlbrugge’s sombere mensbeeld instemmen, ‘totdat mij de ogen geopend werden en ik het recht zag dat wij behouden worden niet door werken maar door genade’. Bijna 23 jaar is hij predikant in Nijkerk. De Doleantie, die zich dan voltrekt, doet hem pijn.
Kerkherstel is alleen te verwachten van de verkondiging van Gods Woord, zegt hij Kohlbrugge na. Kort na zijn emeritaat overlijdt hij. Drs. M. den Admirant schrijft: ‘De stad was zichtbaar in rouw, de meeste woningen waren gesloten.’


Izaäk Boot (1930-2000)
Izaäk Boot wordt geboren in het Zeeuwse plaatsje Kortgene. Na zijn theologiestudie aan de Utrechtse universiteit wordt hij in 1961 als predikant aan de gemeente van Wijngaarden verbonden. Van 1973 tot 1977 staat hij in Nijkerkerveen. Ten slotte is hij tot aan zijn emeritaat predikant in Boven-Hardinxveld.
Typerend voor Boot is zijn studiezin. Onder leiding van prof.dr. G.P. van Itterzon schrijft hij een dissertatie over de interpretatie van het boek Hooglied, waarbij hij in het bijzonder de allegorische uitleg van de Middeleeuwer Bernardus van Clairvaux waardeert. Opmerkelijk aan Boot is tevens zijn aandacht voor milieu en dierenwelzijn. Volgens zijn echtgenote, W. Boot-Maasse, is haar man door velen hierin niet begrepen. In een interview zegt ze: ‘Mijn man leed onder de zondeval, ook de kosmische gevolgen ervan.’ Izaäk Boot is vervroegd met emeritaat gegaan, naar eigen zeggen omdat hij moeite kreeg met het inzichtelijk maken van de bijbelse leer voor het leven van de moderne mens.


Jacobus van Dijk (1913-1984)
Van 1960 tot 1965 is de zeer bekende Jac. van Dijk predikant in Nijkerk. Via radiotoespraken, (dag)boeken, spreekbeurten en berichten in de Veluwse kerkbode prikkelt hij een landelijk breed publiek.
Jac. van Dijk gaat als vrijzinnig predikant de pastorie in.
Van gereformeerde gelovigen moet hij niets hebben en geïnteresseerd in de orthodoxie is hij allerminst. In ’s-Gravenzande komt echter de omslag in zijn leven.
In zijn laatste boek Nooit verloren vergezicht vertelt hij erover: ‘Er ontstond een begeerte in me om God en mezelf te kennen. De Heere opende mijn hart. Hij openbaarde Zijn Zoon. Meer kan ik niet schrijven.’ Vanaf dat moment wordt hij predikant in plaatsen als Monster, Gameren en Nijkerk. Gaandeweg wordt hij de bekende ‘verhalendominee’. Enerzijds voelt hij zich thuis in de bevindelijke traditie. Zijn vrouw, ooit operazangeres en exvrouw van een dirigent, vertelt in een interview: ‘Hij vroeg zich zo vaak af of hij in de hemel zou komen.’ Anderzijds blijft hij zich bewegen in de brede traditie waar hij vandaan kwam. Graag citeert hij dichters, musici en denkers uit de breedte van de cultuur. Op zijn begrafenis staat Psalm 56 centraal: ‘U hebt mijn ziel gered van de dood.’


Bastiaan van der Wal (1864-1924)
Bastiaan van der Wal is van 1911 tot 1917 predikant te Hoevelaken, vlakbij Nijkerk. Tijdens deze periode vindt er een geestelijke opleving plaats in de kerkelijke gemeente en daarbuiten.
Bastiaan van der Wal begint zijn werkzame leven als onderwijzer op de Openbare School te Nieuwpoort.
Bewust maakt hij een verandering door wat het geloof betreft en hij weet zich vervolgens geroepen om predikant te worden. Het is een zware studietijd, want er zijn drie kinderen en geld is er nauwelijks. Echte moeiten treffen het gezin als Van der Wal in zijn eerste gemeente, Waddinxveen, staat.
Eerst sterven drie kinderen, daarna zijn vrouw en nog later een dochter. Wat een verdriet.
Juist dan, zo vertelt zijn zoon in de biografische schets … In het rechte spoor, is er veel gebed: ‘Dan werd hij niet moe van de verborgen omgang met God.’ Zijn predikantschap wordt zeer gezegend. In Waddinxveen, Hasselt, Hoevelaken en Barneveld bloeit de kerk. Dit komt, zo schrijft dr. Henk Vreekamp in De Tovenaar en de Dominee, doordat Van der Wal het Woord van God bracht. Hij heeft de gemeente geleerd niet te rusten in het gevoel maar op het beloftewoord van God, zonder dat dit in mindering komt op de aandacht voor mystiek en bevinding.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 juni 2013

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

‘God doet hier wonderen’

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 juni 2013

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's