Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerk ziet schatten niet

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerk ziet schatten niet

Betekent historisch kerkinterieur een lust of een last?

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Van alle monumenten in Nederland hebben kerken hun historische interieurs het best bewaard. Waar molens, kastelen en raadhuizen door de eeuwen heen telkens aan de moderne tijd zijn aangepast, is er in een aanzienlijk aantal kerken sinds de zeventiende of achttiende eeuw nauwelijks iets veranderd.

De lage omloopsnelheid van de ruimtelijke indeling en het meubilair is het gevolg van het gewicht van de liturgie, een eeuwenoude traditie.
Zo stellen sommige kerkinterieurs ons anno 2013 in staat om een wereld van eeuwen geleden binnen te stappen. Deze ruimten en hun meubilair verschaffen niet alleen inzicht in de religieuze geschiedenis, maar ook in de ontwikkeling van kunst en muziek, ideeën over goed en kwaad, alsmede in de maatschappelijke verhoudingen, zoals de macht van de adel en de welvaart van sommige burgers.
Naast deze historische betekenis bezitten veel kerkinterieurs ook een bijzondere charme voor het oog door het fraai gesneden eikenhout aan preekstoel en herenbanken, door de vele soms uitbundige graftekens voor edelen en zeehelden, de sierlijke tekstborden en de bijzondere dieptewerking van schip en koor.

Onwetendheid
De belangrijkste historische kerkinterieurs zijn te vinden in protestantse kerken. Verreweg de meeste van de circa 800 middeleeuwse kerken die in Nederland bewaard zijn gebleven, behoren nu tot de Protestantse Kerk in Nederland. Rooms-katholieke kerken en kerken van andere gezindten dateren meestal van later datum en/of hebben een veel jonger interieur.
Opvallend genoeg bestaat er juist onder protestanten grote onwetendheid over deze rijkdom. Al te vaak wordt er stilzwijgend van uitgegaan dat het protestantse kerkinterieur zich zou kenmerken door eenvoud en soberheid, als gevolg van een afwijzing van pracht en praal en een sterke concentratie op het woord; wijd verbreid is de gedachte dat de liefhebber van kunst uitsluitend in rooms-katholieke kerken aan zijn trekken komt.
Dat deze voorstelling van zaken onjuist is en voor een groot deel stoelt op een vertekend protestants zelfbeeld, heeft Regnerus Steensma aangetoond in zijn laatste boek Protestantse kerken. Hun pracht en kracht (2013). In woord en vooral ook in beeld – het boek bevat meer dan 300 kleurenfoto’s – laat Steensma zien welke cultuurschatten de protestanten in handen hebben, een kostbare erfenis van onze voorouders.

Lust
Wie zich bewust is van de ongekende cultuurschat die de protestantse kerken in Nederland herbergen, zal een historisch kerkinterieur vooral als een lust ervaren.
Naast een voortschrijdend proces van kerkverlating is er in de afgelopen decennia sprake geweest van een gestaag toenemende waardering van de kerkelijke monumenten. Voor veel mensen zijn oude kerken niet langer uitsluitend verbonden met ‘religie’, maar in toenemende mate ook met ‘cultuur’.
Vaak sluit ik publiekslezingen overal in het land af met de oproep om zuinig om te springen met de unieke protestantse interieurensembles die ons nog resten.
Dit pleidooi valt meestal in goede aarde.
Als er echter kritische geluiden klinken, komen die niet zelden uit kringen van kerkrentmeesters, die de gebouwen en hun interieurs beheren. Velen van hen zijn het theoretisch wel met mij eens, maar tegelijk zijn zij – veelal noodgedwongen – op zoek naar neveninkomsten door verhuur van het gebouw, waarvoor een zekere mate aan ruimtelijke flexibiliteit vereist is. Een recent initiatief is de lancering van de website www.huureenkerk.nl.
Ook bestaat in veel protestantse gemeenten de wens om de eredienst op een nieuwe, andere manier te vieren, waarvoor eveneens wijzigingen in het kerkinterieur worden aangebracht.

Opruimwoede
In de media wordt vaak bericht over het onzekere lot van kerkgebouwen die aan de eredienst zijn onttrokken en worden ‘herbestemd’. Maar door de genoemde ontwikkelingen staat historisch meubilair juist ook in kerken die nog wel voor de eredienst worden gebruikt onder hoge druk. Terwijl de gebouwen zelf over het algemeen een goede bescherming genieten op grond van de Monumentenwet, is het meubilair van kerken – zeker wanneer dit niet ‘aard- en nagelvast’ is – in de praktijk vaak vogelvrij. Om de kerkruimte bruikbaar te maken voor nevenactiviteiten, van concerten tot recepties en beurzen, worden meubelstukken vaak verplaatst en soms zelfs geheel verwijderd; in een multifunctionele kerkruimte is een preekstoel, koorhekken of herenbanken algauw een sta-in-de-weg.
De opruimwoede heeft zich vanaf de jaren zestig vooral gericht op het doophek, dat moest wijken voor de zoektocht naar meer liturgische werkruimte rond de preekstoel, bijvoorbeeld voor een groep kinderen rond de doopschaal. Waar het gaat om aanpassingen omwille van de viering van de eredienst biedt de Monumentenwet kerkelijke gemeenten zelfs een tamelijk grote vrijheid.
Het doophek had weliswaar geen duidelijk aanwijsbare functie in de eredienst, maar waar hij nu ontbreekt, is het gemis aan een omlijsting voor de kansel vaak groot.

Spijt
Tijdens het laatste jaarcongres van de Vereniging voor Kerkrentmeesterlijk Beheer in april van dit jaar verzorgde ik een workshop over de lust en last van een waardevol historisch kerkinterieur.
Daar hield ik een krachtig pleidooi om goed na te denken voor men ingrijpt in een historisch interieurensemble. Vaak blijkt pas na de veranderingen hoe kwetsbaar het ensemble eigenlijk was, als de ruimte al sterk aan charme en zeggingskracht heeft ingeboet.
In veel kerken die sinds de jaren zestig en zeventig jaren in Nederland zijn heringericht, kijken mensen nu met spijt terug op de rigoureuze aanpak van destijds.
Hier en daar zijn koorhekken en herenbanken zelfs gereconstrueerd naar oude foto’s en tekeningen.
Is een kerkinterieur dan onaanraakbaar? Nee, dat is het niet. Een kerk is geen museum, maar een ruimte die gebruikt wordt door een vierende gemeente, die zich verzamelt rondom Schrift en tafel. Precies daarvoor is de kerk in het verleden ontworpen en ingericht. Mede daarom moet bij iedere verandering die we aan het interieur aanbrengen respect voor de historische situatie voorop staan.

Samenhang
Het is van groot belang om het kerkinterieur te benaderen als een ruimtelijk ensemble van samenhangende meubelstukken. De plaats van ieder element in het geheel is niet toevallig, maar vertoont vaste patronen. Juist hieraan ontleent ieder inrichtingsstuk een belangrijk deel van zijn betekenis: een herenbank hóórt niet onder de orgeltribune achterin de kerk te staan, maar tegenover de preekstoel, als een illustratie van de maatschappelijke elite die vroeger op de eerste rang zat. Een Tien Gebodenbord hóórt niet als een schilderij aan de muur te hangen, maar op het koorhek te staan als een vermaning aan het adres van de avondmaalsgangers en als een oproep tot zelfonderzoek.
Juist in de onderlinge ruimtelijke samenhang van de verschillende onderdelen schuilt de unieke waarde van veel monumentale kerkinterieurs. Zodra deze samenhang wordt verstoord doordat elementen worden verplaatst of verwijderd, verliest het geheel een groot deel van zijn betekenis.
Wie dit verstoort, zet feitelijk een uniek archief bij het grof vuil.

Paradoxaal
Het is enigszins paradoxaal dat een groot gevaar voor historische kerkinterieurs vandaag de dag uit de kerk zelf komt, namelijk van predikanten met een wens naar meer liturgische speelruimte en van kerkrentmeesters op zoek naar inkomsten uit nevenactiviteiten. De belangrijkste voorwaarde voor een verantwoorde omgang met historisch waardevol kerkinterieur is dat ingrepen voorafgegaan worden door brede discussie waar vragen aan de orde komen als: is de voorgenomen verandering strikt noodzakelijk? Boeten we niet te sterk in aan charme en zeggingskracht? Is de verwachte toename van de inkomsten uit verhuur realistisch begroot? Hoe is men elders met dit soort vragen en wensen omgegaan – wat zijn geslaagde en minder geslaagde voorbeelden? Misschien is de allerbelangrijkste vraag nog wel: weten we eigenlijk wel wat voor rijkdom we in handen hebben?
Zijn we ons voldoende bewust van de (kunst)historische, culturele en esthetische waarde van onze kerkruimten?

Motto
Boeken als het genoemde van Regnerus Steensma helpen bij deze bewustwording. In Protestantse kerken verwoordt hij een belangrijk motto, namelijk: ‘dat men omwille van de goede sfeer soms enige praktische belemmeringen op de koop toe moet nemen’.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 juni 2013

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Kerk ziet schatten niet

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 juni 2013

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's