Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Theoloog van vriendschap

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Theoloog van vriendschap

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op Hemelvaartsdag overleed dr. W.J. van Asselt (1946), markant predikant en kerkhistoricus die een hele generatie predikanten opleidde. Uit het In memoriam in het Nederlands Dagblad door Dick Schinkelshoek valt het accent op de vriendschap op.

ND
Wat kun je van God beter zeggen dan dat ‘Hij ons zijn vriendschap biedt’? Voor Willem Jan van Asselt (1946), kenner van de zeventiende-eeuwse gereformeerde theologie en opleider van meer dan een generatie Utrechtse theologen, was ‘vriendschap’ de kern van zijn geloof en van zijn leven. Hij overleed donderdag. Hij herstelde juist moeizaam van een ernstige beroerte die hij enkele weken geleden kreeg.
Willem Jan van Asselt behoorde tot de confessionele richting in de Nederlandse Hervormde Kerk (later de Protestantse Kerk). Van 1993 tot zijn pensionering in 2006 was hij universitair docent kerkgeschiedenis aan de Universiteit Utrecht. In april 2008 werd Van Asselt parttime gasthoogleraar Historische Theologie aan de Evangelische Theologische Faculteit (ETF) in Leuven.
Kenmerkend voor Van Asselt waren zijn grote hartelijkheid en een mildheid die ook zijn theologie doordrong. Als hij niet zelf voorging in diensten, ging hij overal naar de kerk. Niet alleen in zijn eigen Protestantse Kerk, maar ook geregeld naar een rooms-katholieke eucharistieviering. Een speciaal plekje had de oudgereformeerde gemeente van Ede, die Van Asselt af en toe bezocht sinds hij hervormd predikant in Bennekom was. In die tijd stond daar de bekende oud-gereformeerde predikant ds. Van der Poel. ‘Daar kunnen ze zulke mooie dingen over onze relatie met God vertellen! Dan zit ik op het puntje van mijn stoel. Als ze vervolgens nare dingen over de mens gaan zeggen, stop ik gewoon mijn oren dicht.’ Uiteindelijk, bekende hij in een interview met deze krant in 2009, kon hij niet geloven dat God niet alle mensen genadig is. Hij noemde dat ‘de uiterste consequentie van de gereformeerde theologie’. Als God mensen in Jezus Christus zijn vriendschap aanbiedt, doet Hij dat volledig. Zonder voorwaarden. Van Asselt promoveerde in 1988 op het begrip ‘vriendschap’ − of ‘amicitia’, zoals hij dat steevast in het Latijn noemde − bij de 17e-eeuwse theoloog Johannes Coccejus.

RD
Dr. Klaas van der Zwaag vraagt in het Reformatorisch Dagblad aandacht voor de wetenschappelijke betekenis van Van Asselt. Hij waardeert hem als een voorvechter van de zogenaamde ‘gereformeerde scholastiek’. Hoewel Van Asselt promoveerde op de ‘antischolastieke’ verbondstheoloog Coccejus ontwikkelde hij zich tot een groot kenner van de scholastiek in gereformeerde zin: ‘Het mooie van de gereformeerde theologie is dat zij het rationele en het spirituele dicht bij elkaar houdt.’
Dr. Van Asselt markeert een periode waarin de gereformeerde scholastiek terugkwam van weggeweest. De tijd dat er negatief over de scholastiek gedaan werd, onder anderen door prof.dr. S. van der Linde, was voorbij. Van der Linde vroeg aan Van Asselt om een proefschrift over Coccejus te schrijven, want deze zou de eerste zijn die de ‘ontaarde’ opvattingen van de gereformeerde scholastiek had gecorrigeerd. Volgens oudere onderzoekers zoals Van der Linde en C. Graafland overheerst bij Coccejus het verbond in tegenstelling tot de predestinatie, gedoodverfd als hét centrale dogma van de gereformeerde scholastiek.
Ook Van Asselt hing aanvankelijk deze ‘oude school’ aan. Maar een nieuwe benadering diende zich aan met de oprichting in 1982 van de onderzoeksgroep ‘Oude gereformeerde theologie’, gericht op de studie van de vroegmoderne scholastieke theologie. Van Asselt was tot aan zijn sterven voorzitter van dit werkgezelschap.

‘LETTERGREPEN’
(ND) In zijn rubriek over literatuur ‘Lettergrepen’ (ND) gaf Hans Werkman enige maanden geleden een impressie van een bijeenkomst van het Gerrit Achterberg-genootschap waar men het gedicht ‘Deïsme’ besprak onder leiding van prof. Van Asselt:

‘Hebt u uw bijbel bij u?’, vraagt professor Willem van Asselt met een slim glimlachje. En ja, onder de vijfentwintig toehoorders zijn er zeker tien die de Verzamelde Gedichten van Gerrit Achterberg uit de tas tillen en bladzijde 922 opslaan. Van Asselt – achter in de zestig, vol gezicht, dicht grijs haar met lok – begint zacht en gearticuleerd voor te lezen. ‘De mens is voor een tijd een plaats van God.’ Iedereen hier weet natuurlijk al wat er staat. Het gedicht ‘Deïsme’ is bij liefhebbers overbekend. Het opent de bundel ‘Vergeetboek’, uit Achterbergs laatste levensperiode. (…)
Van Asselt (…) vertelt dat hij ooit begonnen is als hervormd predikant in het land van Heusden en Altena, ‘waar de gordijnen op zondag als lange psalmen voor de ramen hingen’. Later stond hij in Bennekom, ook niet zonder bevindelijkheid. Daar sprak hij met een boer over Achterberg, en die man bezat zomaar de eerste druk van Achterbergs debuut ‘Afvaart’. ‘Hier,’ zei de boer en gaf het boekje aan Van Asselt.
Als jongen zat Achterberg zondags bij dominee Zijlstra in de dorpskerk van Neerlangbroek. Zijlstra was een goede Bonder, hij preekte geen hel en verdoemenis, wel zonde en genade. Zonde en genade, die vind je in ‘Deïsme’, legt Van Asselt uit. Hij haalt de zeventiendeeeuwse theoloog Coccejus erbij en hij mag het doen. Hij is op de man gepromoveerd. Coccejus zei dat het genadeverbond van God met de mens berustte op een afspraak tussen God de Vader en Christus. Ze voerden samen een onderhandelend gesprek over de mens als zondaar en ze spraken iets af wat eigenlijk niet kon: de genade, de verlossing.
Achterberg heeft het in zijn gedicht precies daarover. Deïsme is in de theologie de leer dat God zich van de mensheid terugtrekt. Na de zondeval zwenkt God weg van het schepsel. ‘Hij moet het kwijt, / al de afval, met zijn wezen in strijd.’ Daar ligt dan de verloren mens langs het pad, als een leeg en roestig benzinevat. Maar dan komt het magistrale slot van het gedicht:

wanneer niet Christus, koopman in oud roest, ons juist in zo’n conditie vinden moest: alsof hij met de Vader had gesmoesd.

Smoezen is een Jiddische term voor onderhandelen, aanhoudend iets proberen te bereiken. Van Asselt herinnert zich dat de theoloog Van Ruler het in zijn colleges ook wel had over ‘het smoezen van de Vader en de Zoon’, om daarmee het eeuwig verdrag van God aan te duiden om de mensheid te redden. Maar ik vermoed dat deze term via Achterberg bij Van Ruler terechtkwam.
Deïsme’ had eerst een ander slot: wanneer niet Christus ons als Lam / in zo’n situatie tot zich nam.
Achterberg kwam bij de zieke dichter A. Marja en gaf hem het gedicht. Marja zei: dat slot, dat moet je krachtiger zeggen, je moet het beeld van het benzinevat doortrekken. Aldus gebeurde. (…) Was Achterberg een bevindelijk christen? Van Asselt zegt het fraai: Achterberg nam in zijn poëzie wel afstand van deze traditie, maar hij dééd er nooit afstand van. Hij bleef gedichten schrijven vanuit het geloof dat hem was bijgebleven vanuit Neerlangbroek.

PREEK
In een preek van Van Asselt (Ede 2005) voor de weeszondag, die ik op internet vond, haakt hij in op dit gedicht naar aanleiding van 1 Thessalonicenzen 4:17 ‘en alzo zullen wij altijd met de Heere wezen’:

Het woordje ‘zo’ in de tekst wordt verder niet ingevuld. Alle nadruk ligt op de woorden: ‘met de Heer’. En dat is die Heer, (…) die door zijn Hemelvaart ons is vooruitgegaan en kwartier voor ons heeft gemaakt. Door zijn Hemelvaart, zo zegt het oude en onopgeefbare leerboek van onze kerk, de Heidelbergse Catechismus in zondag 18, door zijn Hemelvaart hebben wij een zeker onderpand, de vaste garantie, dat Christus als onze Voorspraak, ons als zijn lidmaten tot zich zal nemen.
Dié Heer zal er voor ons zijn. Nu al en ook in het uur van onze dood. Dat kan niet anders, want dat is zijn Naam. Die belofte ligt opgesloten in die Naam. Je wordt dus niet afgeschreven op een steen, voor goed, of weggegooid als een lekke emmer, een stuk oud roest, want het is Christus, ‘koopman in oud roest, die ons in zo’n conditie vinden moest, alsof Hij met de Vader had gesmoesd’. Die woorden schreef Gerrit Achterberg en misschien begrijpen sommige dichters meer van dat geheim van het eeuwige leven dan al die vuist dikke handboeken dogmatiek in mijn boekenkast. Met de profeten en apostelen hebben ze al iets van dat eeuwig leven gezien, turend over het water van de doodsrivier. Ze zagen een nieuw Jeruzalem, geen klaagmuur meer en God, die alle tranen van je ogen afwist. ‘Zo zullen we altijd met de Heer wezen.’

Moge de gedachtenis aan Willem Jan van Asselt tot zegen zijn.



Ds. G. van Meijeren is hoofd mobiliteitsbureau Predikanten & Kerkelijk Werkers van de Protestantse Kerk.



Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 juni 2014

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Theoloog van vriendschap

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 juni 2014

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's