Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De gemeente en ik

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De gemeente en ik

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een belangrijk rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau stelde eind vorig jaar dat de binding van mensen aan de kerk sterk afneemt. Organisaties die op vaste tijden samenkomen, hebben het moeilijk. Mensen zoeken vooral naar dat wat bij hun leefstijl past. Dat heeft uiteraard alles te maken met de toenemende individualisering. Is er reden tot paniek voor de kerk?

We laten de onderzoeksresultaten en de daaraan verbonden conclusies en aanbevelingen graag voor wat ze zijn en zoeken een principiële inzet. Wat bedoelen we met het woord gemeente? Wat betekent dat voor ons en onze band met de gemeente? Vereist onze tijd, waarin de individualisering de deur van de kerk niet voorbijgaat, niet een diepere doordenking van wat het betekent om gemeente van Christus te zijn? De vraag stellen is haar bevestigend beantwoorden. We gaan – uiteraard – te rade bij de Schrift en onderzoeken met name hoe de apostel Paulus over de gemeente schrijft.

Gemeenschap
Het woord gemeente (of gemeenschap) kennen we vooral vanuit het Nieuwe Testament. Dat betekent niet dat er in het Oude Testament hiervan geen sprake zou zijn. De woorden kerk en gemeente zijn een weergave van het Griekse ekklesia. Oorspronkelijk betekent dit woord − afkomstig uit de politiek − volksvergadering. De Griekse vertaling van het Oude Testament (de Septuaginta) gebruikt ekklesia ongeveer honderd keer als vertaling van het Hebreeuwse woord qahal.
Dit woord heeft een diepe betekenis. De qahal duidt namelijk op het volk Israël dat de HEERE rondom Zijn heilsdaden bijeenroept. Preciezer gezegd: het gaat om het volk dat God bijeenbrengt om over de grote daden van de HEERE te horen, de wet te beluisteren, zonden te belijden of het verbond te vernieuwen (Deut.4:10,33; Joz.8:33-55, 22:12; 2 Kron.24:6; Neh.8:1-3). Hier ligt een belangrijk moment. De gemeente in het Oude Testament is maar niet een groep mensen die toevalligerwijs op een zeker moment − en op eigen initiatief − bijeenkomt. Het is een gemeenschap die God (!) samenroept rond de eredienst (Lev.16:17; Deut.31:30). Het gaat om de qahal Jisra’el of de qahal JHWH. De gemeente valt niet los van de HEERE en Zijn Woord te denken. Waar het Woord van de HEERE is en er mensen gehoorzaam reageren, daar is de gemeente.

Familia Dei
Rond de persoon van de Heere Jezus ontstaat een gemeenschap van mannen en vrouwen die Hem volgen en dienen. De Heere Jezus Zelf roept een twaalftal discipelen. Het getal twaalf is daarbij bepaald niet willekeurig; het gaat om een vertegenwoordiging van de twaalf stammen van het volk Israël. Jezus is immers gekomen voor de verloren schapen van het huis van Israël (Matt.15:24), al zit de deur naar de volken niet dicht (Matt.8:11; Luk.13:29).
We zien een gemeenschap rond de Messias ontstaan, een familia Dei (huisgezin van God). Het zijn mannen en vrouwen die de wil van de Vader in de hemel doen (Mark.3: 31-35), Hem volgen, wat het ook kosten mag (Mark.10:28-31), kruisdragen en dienen (Mark.8:34-38).

Paulus en de gemeente
Door de evangelieverkondiging van de apostel Paulus ontstaan gemeenten. Paulus gebruikt vaak het woord ekklesia, waarmee hij of de lokale gemeente, of het geheel van de gemeenten of de specifieke gemeentesamenkomst bedoelt. Voortdurend gaat het om een samenkomen op grond van het Woord. De Australische nieuwtestamenticus Michael F. Bird spreekt in dit verband over een gemeenschap die gecreëerd (letterlijk!) wordt door het Evangelie.
Opvallend is dat de apostel schrijft over de gemeente Gods (1 Kor.1:1), de gemeente van Christus (Rom.16:16) of ook de gemeente Gods ín Christus Jezus (1 Thess.2: 14). Daarmee is meteen gezegd dat de gemeente haar bestaan en ontstaan te danken heeft aan God. Het was Zijn genadig initiatief.
De typering gemeente Gods is equivalent van de qahal JHWH uit het Oude Testament. Met andere woorden: voor Paulus is de kerk en is de gemeente de voortzetting en vervulling van het historische volk van God, dat God Zich in Abraham uit alle geslachten heeft verkoren en waaraan Hij Zich door verbondssluiting en beloften heeft verbonden (H. Ridderbos). Het verbond is hier de verbindende schakel.
Veelzeggend is de wijze waarop Paulus de gemeenten aanspreekt. Afwisselend worden daarvoor woorden gebruikt als heiligen, uitverkorenen, geliefden en geroepenen. Deze kwalificaties typeren de gemeente in wie ze zijn ín Christus, ze wortelen bovendien in het Oude Testament. Daarmee is opnieuw de doorgaande lijn gegeven. Het gaat erom dat God Zich een gemeente vergadert, in Christus. In Hem is de gemeente heilig, uitverkoren, geliefd en geroepen. Het mag duidelijk zijn dat in de gekozen typering een hartelijke aansporing vervat is. Láát de gemeente vooral heilig zijn.

Lichaam van Christus
Paulus gebruikt diverse beelden om het gemeente-zijn te typeren. Het meest bekende, tegelijk het meest verstrekkende beeld is de kerk en de gemeente als het Lichaam van Christus (1 Kor.12:27). Het fraaie van deze typering is dat ze zowel de innige verbondenheid tussen Christus en de gelovigen alsook de onderlinge verbondenheid van de gelovigen sterk beklemtoont. De metafoor van het lichaam onderstreept op indringende manier de waarheid met betrekking tot de eenheid ín en de participatie van de gemeente mét Christus (Richard B. Hays).
De apostel gebruikt dit beeld juist in de Korinthebrief. In die gemeente was veel mis. Groepsvorming (1 Kor.1:10-13), een misverstaan van het kruisevangelie (1 Kor.1: 18vv), grove zonden (1 Kor.6vv) en een totaal verkeerd gebruik van het avondmaal (1 Kor.11:17-34) bedreigen de eenheid van de gemeente. Paulus heeft in deze gemeente relatief lang gewerkt: achttien maanden (Hand.18:11). Kennelijk vormt dat niet de garantie dat de dingen vanzelf goed gaan.

Vleselijk of geestelijk
Nadat Paulus in 1 Korinthe 3 al drie andere beelden gaf (akker, gebouw en tempel), vergelijkt hij de gemeente in hoofdstuk 12 met een lichaam. Even daarvoor ging de apostel diep en breed in op het avondmaal, het sacrament van de eenheid dat in Korinthe de zaak tot op het bot verdeelde (11:17-34). Paulus noemt ook de heilige doop (12:12), dat als sacrament evenzogoed de eenheid van de gemeente benadrukt (zie ook Ef.4:3-5).

De apostel redeneert vanuit de (door de Geest in de doop) gegeven eenheid naar de kleurrijke en zegenrijke verscheidenheid waar het gaven en talenten betreft.
Wie zich beter of meer dan een ander voelt, is niet geestelijk maar puur vleselijk bezig. Het komt op een geestelijke houding aan wanneer we onze plaats in de gemeente innemen.
Het is van grote betekenis dat Paulus, voor hij de diverse problemen in de gemeente aan de orde stelt, eerst breed uiteenzet wat de betekenis van het kruis van Christus is. Op problemen in de gemeente kan alleen werkelijk ingegaan worden vanuit de boodschap van het heil in Christus. Voor wat het avondmaal betreft (in de gemeente van Korinthe), betekent dat dus níet een individualistisch genieten van een zogenaamd hoger en hemels leven, maar het volgen van de gekruisigde Christus om in zelfverloochening dienstbaar te zijn aan de ander (J.P. Versteeg). We redeneren daarbij niet van de delen naar het geheel, maar andersom: van het geheel naar de delen. Ietwat gewaagd geformuleerd: niet wij vormen de gemeente, maar de gemeente vormt ons.
Deze lessen hebben we in het Westen sterker te leren. ‘Het paulinische beeld van de gemeente als door de Geest samengevoegd tot één lichaam zou veel sterker tussen de oren moeten zitten van christenen vandaag, zeker nu de kerk in het Westen haast aan individualisme en splijtzucht ten onder dreigt te gaan’, schrijven de hoogleraren Van den Brink en Van der Kooi terecht in de Christelijke dogmatiek.
Wanneer Paulus in sommige teksten Christus en Zijn gemeente identificeert (1 Kor.1:13; 6:15; 12:12), zelfs het ín Christus zijn laat samenvallen met het ín de gemeente zijn (1 Kor.1:30; 3:16; 2 Kor.6:16; 13:5; Kol.2:17; 3;11), dan doen we veel wanneer we bewust of onbewust scheuren en barsten in het Lichaam aanbrengen. Het is huiveringwekkend wanneer we de diepste consequenties van Paulus’ kerkleer (ecclesiologie) doordenken en de uitkomsten daarvan leggen naast de verscheurdheid en onenigheid die westerse kerken en gemeenten kenmerkt. Individualisme is geen bijbelse deugd.

De remedie? Die is niet zomaar voorhanden. Ligt er niet een grote waarde in een opnieuw doordenken van en het betekenis geven aan de sacramenten van doop en avondmaal? Het mag opvallend heten dat waar het verbond aan betekenis inboet (denk aan de discussie over geloofsdoop) de gemeente fragmentariseert. Bij het heilig avondmaal ligt een niet te verwaarlozen klemtoon op de onderlinge gemeenschap van de gelovigen. Precies in dit verband spreekt Paulus over een oordeel, namelijk wanneer gelovigen (zelf) onderling afstand scheppen (1 Kor. 11:29-34).
Laat het ons een voortdurende waarschuwing en aansporing zijn om de eenheid te zoeken. Wat heeft het Christus veel gekost (Joh.17:19-21). De gemeente is het Lichaam van Christus. In zondige gebrokenheid, maar met een verwachtingsvol uitzien naar de jongste dag. Daar is één grote menigte rond de troon van het Lam (Openb.7:9-17).
Ik geloof de gemeenschap der heiligen.


Groener gras bij de buren?
Een voor onze tijd actueel thema is de band met de gemeente. We zien kerkmensen soms gemakkelijk switchen wanneer het gras bij een buurgemeente groener lijkt te zijn. Toenemende individualisering leidt ertoe dat mensen vrij laconiek de band met de gemeente doorsnijden wanneer huns inziens de kerk niet meer aansluit op hun behoeften. Waarom niet op zoek gaan naar een gemeente die bij je past? ‘Ik heb al langer het gevoel (!) dat ik hier niet meer op mijn plek ben, en dus zoek ik een gemeente waar ik me wél thuis voel.’
Soms lijkt het woord uit Jeremia 14:10 (‘Zo zegt de HEERE over dit volk: Zij hebben het rondzwerven zo liefgehad, zij hebben hun voeten niet gespaard …’) op steeds meer kerkmensen van toepassing.
Nu kunnen er zeker redenen zijn waardoor het in de gemeente niet uit te houden is. Wat te doen wanneer het bloed van Christus in de prediking niet meer vloeit of het Evangelie als een nieuwe wet wordt gepreekt?
Tegelijk: hoe staan we er zelf in? Zoeken we het eerlijke gesprek over deze zaken met (niet over!) de ambtsdragers te voeren? Hoe wordt er in de gezinnen over de gemeente gesproken? Vindt er – mét de kinderen – hartelijk gebed voor de ambtsdragers en leidinggevenden plaats? Zien we het goede in de gemeente (nog)?
Het is verder van steeds meer belang dat we in de catechese het thema gemeentezijn aan de orde stellen. Vooral in de belijdeniscatechese. Hier en daar gaan stemmen op om de leeftijd van het doen van belijdenis te verlagen. Daar zijn ook goede argumenten voor. Tegelijk vereist het doen van belijdenis van het geloof ook een zekere (geloofs)volwassenheid, waarin we beseffen wat we precies toezeggen aan de HEERE. Beloven we Hem immers ook niet om mee te werken aan de opbouw van de(ze) gemeente? Het loont zeer de moeite met (veelal jonge) belijdeniscatechisanten hierover door te praten. Mijn ervaring is dat zij deze dingen heel goed snappen en hierin dikwijls loyaler zijn dan ouderen.
Verder geldt: de gemeente is onderweg en kan daarom nu eenmaal niet ideaal zijn. Bedenk daarbij dat het oudtestamentische spraakgebruik voor gemeente een eschatalogische klank heeft. Onze samenkomsten staan in een regelrecht verband met de grote samenkomst straks. Zondag en de ‘grote dag’ hebben alles met elkaar uit te staan (Hebr.10:25).
We zijn en blijven bovendien – tot Jezus wederkomt – vreemdelingen en bijwoners (Hebr.11:13).
Deze opmerking kon wel eens minder een open deur zijn dan we denken. Het valt een op zichzelf gericht geïndividualiseerd kerkmens niet mee om het geduld en het geloof te hebben om niet al te snel conclusies te trekken. Wanneer we er allemaal diep van overtuigd zijn dat de verkondiging van het Woord de centrale spits van het gemeente-zijn is, dan stappen we niet zomaar op.

Een en ander vraagt wel om diepere doordenking binnen de kerkenraad en uitwerking in de gemeente. Kunnen we gemeente-zijn op de een of andere manier thematiseren, bij voorkeur in de verkondiging? In de leerdienst biedt vraag en antwoord 55 uit de Heidelbergse Catechismus een goed aanknopingspunt.
Wellicht moeten we als predikanten (meer) uit de brieven van Paulus preken, met name daar waar het ethische onderwijs met betrekking tot het gemeenteleven aan de orde is.


Gemeente: los zand of cement?
Je hoort nogal eens de klacht dat de gemeente(leden) als los zand aan elkaar hangt. Men ziet elkaar op zondag, maar daarmee is dan ook alles gezegd. Doordeweeks is er van het gemeente-zijn weinig tot niets te merken. Dat is een kwalijke zaak. Nu zijn er uiteraard situaties (bijvoorbeeld stads- en streekgemeenten) waar je elkaar doordeweeks nauwelijks tegenkomt. Tegelijk hebben we ons af te vragen of de feitelijkheid van het losse zand ook niet te maken heeft met de toenemende individualisering. De terechte, maar soms eenzijdige nadruk in de verkondiging op persoonlijk geloof, versterkt dit principe alleen maar.

Het is goed om te bedenken dat het individuele aan de Bijbel totaal vreemd is. In het Oude Testament is de gemeenschap het uitgangspunt en niet het eindpunt, precies omgekeerd met onze beleving dus. Het ik is onder Israël nooit een ik zonder meer; een individu is, om een lastig te vertalen Engelse uitdrukking te gebruiken, a corporative personality (collectieve persoonlijkheid).
In Oog voor elkaar gaat dr. J.P. Versteeg na hoe vaak en waar het woord ‘elkaar’ in het Nieuwe Testament voorkomt. Dat blijkt verrassend vaak het geval te zijn. Vanaf het begin hebben mensen samen geloofd, samen gebeden en samen geprobeerd gestalte te geven aan wat dit geloof in Jezus Christus voor het staan in de wereld betekende. De nieuwtestamenticus concludeert dat er ten aanzien van het begrip ‘elkaar’ een onderscheid gemaakt kan worden tussen het metelkaar- zijn en het voor-elkaar-zijn. Het eerste heeft te maken met de in Christus gegeven eenheid en het tweede vloeit uit het eerste voort. Theologisch gezegd: het eerste is de indicatief, het tweede is de imperatief die rust in de indicatief. Hiervan geldt dat het een niet van het ander is los te maken.


Gespreksvragen
1 Dr. G. van den Brink en C. van der Kooi stellen in hun Christelijke dogmatiek dat de (westerse) kerk meer de Mariagestalte zou moeten hebben; de kerk en de gemeenten zijn te ‘doenerig’ geworden. Mee eens? Wat moet er veranderen?
2 Het leven van en in de gemeente hangt nauw samen met het leven van en in de gezinnen. ‘Wanneer het gezin ophoudt kerk te zijn, zullen de gezinnen samen ook niet kerk kunnen zijn’ (O. Noordmans). Hoe kan het gezinsleven het gemeenteleven bevorderen? En vice versa?
3 Een reëel gevaar voor kerk en gemeente is het toenemende individualisme. Hoe kan een regelmatig en zuiver gebruik van de sacramenten een heilzame correctie zijn?
4 Wat doen we met het gegeven dat de zogenaamde imperatieven (gebiedende wijs) in de brieven van Paulus in het meervoud staan?


Verder lezen
• D. Bonhoeffer, Het wezen van de kerk (Baarn 1972)
• G. van den Brink, C. van der Kooi, Christelijke dogmatiek (Zoetermeer 2012), m.n. hoofdstuk 14
• Michael F. Bird, Evangelical Theology. A Biblical and Systematic Introduction (Grand Rapids 2013), m.n. deel 8
• J.P. Versteeg, Oog voor elkaar. Het gebruik van elkaar in het Nieuwe Testament met betrekking tot de onderlinge verhoudingen binnen de gemeente (Kampen 1980)
• J.P. Versteeg, Kijk op de kerk. De structuur van de gemeente volgens het Nieuwe Testament (Kampen 1985)
• W. Visscher (red.), Dat voel ik toch anders. Individualisering in de gereformeerde gezindte (Apeldoorn 2014)
• W. van ’t Spijker e.a., De Kerk. Wezen, weg en werk van de kerk naar reformatorische opvatting (Kampen 1990)


Auteur van deze brochure is ds. C.H. Hogendoorn, predikant van de hervormde gemeente te Katwijk aan Zee.


Uitgave van de Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk
Bijlage bij De Waarheidsvriend, 22 mei 2015

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 23 mei 2015

De Waarheidsvriend | 1 Pagina's

De gemeente en ik

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 23 mei 2015

De Waarheidsvriend | 1 Pagina's