Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Boekbespreking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Boekbespreking

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dr. C.S.L. Janse
De refozuil onder vuur.
Uitg. de Banier, Apeldoorn; 300 blz.; € 16,95.

De auteur, tot 2003 hoofdredacteur van het Reformatorisch Dagblad, signaleert buiten, maar ook binnen de bevindelijk gereformeerde kring een devaluatie van de waarde van allerlei reformatorische verbanden en organisaties. Volgens dr. Janse ‘wordt er nogal eens wat geroepen dat niet getuigt van een groot inzicht in deze materie’. Het schept grote verwachtingen als hij vervolgens de vragen stelt ‘hoe we het gegeven dat we in de wereld zijn, moeten combineren met de roeping om niet van de wereld te zijn’; en: ‘hoe solidariteit en antithese zich tot elkaar verhouden’.
In een beschrijvend deel van het boek schetst de schrijver de verschillende vormen van verzuiling. Vaak zijn verzuilde groeperingen gericht op emancipatie, maar op andere momenten gaat het meer om het beschermen en verdedigen van de eigen identiteit. Een notie die nadrukkelijk uit het historisch overzicht naar voren komt, betreft het breed gedragen besef dat de christelijke school gezien moet worden in het verlengde van de opvoeding thuis en in de kerk. Een aspect dat we vandaag de dag ernstig hebben te nemen, zeker ook vanuit de doopbelofte die ouders hebben afgelegd. Te bedenken is wel hoezeer binnen protestantse kring verschillend gedacht werd over de vraag wat de voorkeur verdiende: de christelijke school dan wel het christelijke karakter van een openbare school. Het bedroeft om (achteraf ) te zien hoe de verdeeldheid binnen de kerken (met name na de Doleantie) zich manifesteert in een verdere versplintering binnen het schoolwezen.
Het wringt wanneer Janse een ‘fundamentele tegenstelling’ beschrijft tussen ‘de ware gelovigen en de ongelovigen’, tussen ‘de rechtvaardigen en de goddelozen’, om vervolgens via een beschrijving van ‘tweeërlei verbondskinderen’ die antithese uit te werken voor de verhouding kerk en wereld en dan: refozuil en wereld. Precies op dit punt wreekt zich het spreken over de antithese. Juist dat hebben immers diegenen die (met de woorden van Janse) ‘de refozuil onder vuur nemen’, aan de kaak gesteld: het geesteloze van de refozuil wanneer de werkelijke geloofsverbondenheid met Christus in de praktijk van het leven binnen die zuil wordt gemist. Aan welke kant van de antithese staat die refozuil zelf? Dit is zeker: de antithese loopt dwars door de refozuil heen.
Lezing van het boek roept herkenning op. Wezenlijke, zorgvolle ontwikkelingen die worden geschetst, zullen worden onderkend door ieder die de eer van God op het oog heeft. En toch: meermalen roept de wijze van schrijven het beeld op van een auteur die dingen signaleert en kritisch aan de kaak stelt, zonder zelf verantwoording te nemen voor datgene waar anderen binnen die refozuil mee worstelen. De auteur schrijft goedkoop en misplaatst over ‘besturen en directies van scholen’ (waarbij De Driestar met name wordt genoemd) die ‘uit vrees voor hun reformatorische imago verschuivingen bagatelliseren of camoufleren’. Kritiek op ‘de verzuilingsstrategie’ doet Janse af als ‘getuigend van een optimistische mensvisie’. Zo’n etikettering zal het goed doen bij mensen die zich koesteren binnen de refozuil, maar deze benadering doet onrecht en getuigt van een ‘optimistische refovisie’: in hoeverre is Janse doordrongen van de ontzaggelijke ernst dat een kerkelijk meelevende ‘refo’ in de Biblebelt zonder de levende geloofsband met Christus even ‘godloos’ is als de Amsterdammer die rekent met God noch gebod?
De auteur vermengt in dit boek voortdurend de wezenlijke noties van de waarachtige bekering met goedkope opmerkingen over bijvoorbeeld ‘een toenemend aantal avondmaalgangers’. Het zal misschien kenmerkend zijn voor de sociologische benadering van Janse, maar het komt op mij kil en ongeestelijk over wanneer ‘waarachtige bekering’ en bijvoorbeeld ‘geen gezang in de dienst’ op één lijn beschreven worden als kenmerkend voor de ‘bevindelijke kring’. Dat geldt ook voor de manier waarop, na een vergelijking van appels en peren (‘vriendschappen met nietchristenen’ en ‘een huwelijk van mensen met verschillende kerkelijke achtergrond’), gesteld wordt ‘dat voor het concept vriendschapsevangelisatie onder ons geen legitieme plaats is’ (wie is ‘ons’?).
Wie vanuit sociologische optiek kennis wil nemen van ontwikkelingen in ‘refoland’, kan in dit boek terecht. De lezer zal moeten rekenen met suggestieve toonzettingen en met een sterk gekleurde bril. Het zou goed kunnen zijn daarnaast Refomeisje te lezen, het boekje van een meisje dat vanuit een kwetsbare, authentieke en waarachtige betrokkenheid haar Heere en Heiland verlangt te belijden.

J.J. TEN BRINKE, STOLWIJK

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 mei 2015

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Boekbespreking

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 mei 2015

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's