Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERK VAN DE TOEKOMST

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERK VAN DE TOEKOMST

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De afgelopen tijd is er veel gesproken over de toekomst van de kerk – denk aan de voorstellen rond ‘Kerk 2025’ – en dat gesprek zal ongetwijfeld verder gaan. Wanneer we het over de kerk hebben dan staat de plaatselijke gemeente centraal. Prof.dr. Henk de Roest (hoogleraar praktische theologie in Groningen) hield in april een toespraak voor de Vereniging voor Kerkrentmeesterlijk Beheer binnen de Protestantse Kerk en daar benadrukte hij het belang van de lokale kerk. In het Reformatorisch Dagblad werkte hij dit uit op de opiniepagina. De Roest signaleert dat er nog altijd jonge – en oudere – mensen zijn die met de hun geschonken gaven en met geloof en bezieling zich willen inzetten voor de gemeente van Christus. Zeker, ze zijn zeer geïnteresseerd in pionieren en nieuwe vormen van kerkzijn, maar ze zien ook het belang en de betekenis van de bestaande gemeente.

REFORMATORISCH DAGBLAD

De predikanten van de komende jaren representeren daarmee naar mijn inzicht een veelbelovende visie op het lokale kerk-zijn. Daarin wordt niet zorgelijk geklaagd over verlies of gesteld dat het allemaal geheel anders moet in de gemeente. Het uitgangspunt wordt genomen in de werkelijke situatie en in het eigen zelfverstaan. Het begin van elke christelijke geloofsgemeenschap zien zij in de verwondering om wat mensen in de relatie tot Christus, de Heer van de kerk, wordt geschonken en wat zij in deze relatie ontdekken, ervaren en leren. Dat mensen zich Zijn eigendom mogen weten, dat is het wonder!

Deze visie sluit denk ik aan bij de brieven in het Nieuwe Testament. Een gemeente bestaat in het prille begin van het christendom uit maximaal veertig mensen, in verbondenheid met andere gemeenten van ongeveer dezelfde omvang. Voor een gemeente van deze omvang geldt inderdaad: als één lid lijdt, lijden alle leden mee, en als één lid vreugde ontvangt, delen allen daarin. Als ik Paulus samenvat, lijkt hij te zeggen: ‘Jullie, klein groepje mensen dat bij Junia of Prisca en Aquila aan huis gemeente vormt, jullie stellen in de ogen van jullie cultuur niets voor, maar jullie zijn geroepenen, jullie zijn geliefden, jullie zijn rechtvaardigen, jullie zijn heiligen, doordat je opgenomen bent in een uniek en bezielend verband.’ Vandaaruit – vanuit de verwondering over het aangeraakt zijn door God en dat hier een gemeente ontstaan is – is er alle reden om de gewone gemeente te waarderen. Ook als een gemeente bijvoorbeeld uit alleen ouderen bestaat. Dan schiet zo'n gemeente zeker niet tekort. ‘Nee’, zegt dr. De Roest: Zij is een door God geliefde gemeenschap. Zij kan missionair zijn ván en vóór ouderen. Haar ‘doelgroep’ is er al! Ouderen zullen er altijd zijn, sterker nog, er komen er steeds meer als we de veranderende bevolkingspiramide mogen geloven. Deze gemeente waardeert hoe er onderlinge zorg en ondersteuning wordt gegeven. Een gemeentelid van 90 jaar zou bijvoorbeeld in de avonduren de spil, de centrale ‘hub’ van een telefooncirkel kunnen zijn. Zij kan met al haar ervaring en levenswijsheid heel goed luisteren en verbinden. Deze gemeente waardeert ook hoe ze samen, bijvoorbeeld in leesgroepen, elkaar ondersteunen en van elkaar leren.

Er is echter in onze tijd nog iets aan de hand, en ook dat ziet een nieuwe generatie theologiestudenten. God is volop aan het werk. Een lokale gemeente doet er dan ook goed aan om samen te bespreken waar in haar omgeving (dorp/stad) haar door God gegeven roeping

Wanneer de kerk haar uitgangspunt neemt in het bestaande, betekent dit ook dat pastoraat (ook bij 80-jarigen op hun verjaardag), kerkdiensten, begrafenissen, huwelijken, maar ook diaconale maaltijden (elke week), gezien kunnen worden als de kern van de plaatselijke gemeente. Daarin leeft de gemeente, daarin is zij missionair.

Prof. De Roest maakt mijns inziens – heel bevrijdend – duidelijk dat missionair zijn niet betekent dat je ineens hele andere en vooral bijzondere dingen moet gaan doen. Of dat de ‘gewone’ gemeente passé is. Nee, het ‘gewone’ pastoraat, de ‘gewone’ kerkdiensten, bij begrafenissen en huwelijken, daar gebeurt ‘het’. Dàt is waardevol! En is dat ook voldoende voor het voortbestaan van de gemeente?

Nee, levend geloof is daarvoor een voorwaarde. Daarnaast is verder belangrijk dat kerkmensen andere mensen uitnodigen om aan het leven van de gemeente deel te nemen. Mensen nemen mensen mee. Zo is het vanaf het prilste begin van de kerk gegaan. Het impliceert dat mensen aan andere mensen het verhaal vertellen van hun geloofservaringen en van het leven van hun geloofsgemeenschap. Dat zij getuige zijn in het alledaagse leven, in hun eigen omgeving. Van ambtsdragers vraagt dit vooral om gelegenheden (tijd en plaats/ruimte) te creëren voor geloofsgesprek, om de relevantie van geloof en kerk voor het alledaagse leven te verhelderen en om de gemeenteleden toe te rusten tot getuige-zijn.

Inspirerend dat in deze visie de brieven van Paulus over de praktijk van de eerste gemeenten ons vandaag de weg wijzen. De lokale gemeente is in het Nieuwe Testament geen vereniging die voldoende leden nodig heeft, maar een levend lichaam van kleine groepen mensen die geroepen zijn en die getuigen van de hoop die in hen is. Zo wordt er licht verspreid.

NEDERLANDS DAGBLAD

Ter gelegenheid van de verschijning van – weer – een nieuw boek over discipelschap, sprak Wim Houtman voor het Nederlands Dagblad met dr. Bert de Leede en dr. Edward van 't Slot. Zij zijn beiden verbonden (geweest) aan het seminarium van de kerk in Driebergen. Beide auteurs signaleren dat in deze tijd van secularisatie en individualisering de vraag gesteld wordt: Waar sta jij persoonlijk voor? En hoe is aan jou te merken dat jij christen bent? Waar blijkt dat uit? Moet je – om daarop een antwoord te geven – een nieuwe cursus of training volgen? Nee:

In plaats van die ‘cursussen en trainingen’ komen beide auteurs met een opvallende boodschap: laten we vaker avondmaal vieren. Liefst iedere zondag. Of nog vaker, ook op momenten die erom vragen doordeweeks. Nu gebeurt dat in de meeste kerken van de calvinistische traditie maar vier of zes keer per jaar. Dat is verwaarlozing van het avondmaal, vindt Van 't Slot, en hij denkt dat die ‘veroorzaakt wordt doordat we de kracht van dit sacrament vaak maar nauwelijks hebben ervaren’. ‘Ik vrees dat we ernstig dwalen in dit opzicht en ik vind dat het tijd is om dit opnieuw te overwegen, nu meteen, en serieus.’

Van 't Slot heeft de ‘zachte maar doordringende en helende kracht’ van regelmatig avondmaal vieren ervaren, toen hij een paar maanden in Engeland studeerde – en, zegt hij, ‘het werkt’. De Leede beaamt dat. ‘Wij hebben in Nederland Woord en sacrament uit elkaar gehaald. Dat is eigenlijk vreemd. De prediking leidt je naar het avondmaal. Je staat op, je gaat naar voren, je knielt, je ontvangt. Avondmaal vieren is je toe-eigenen wat je in het Woord hebt ontvangen.

Van 't Slot: ‘En wat als onze woorden tekortschieten…? Ik kan me zo een aantal situaties uit het pastoraat herinneren waarvan ik denk: hadden we toen maar samen avondmaal gevierd. Mensen hebben de nabijheid van God soms zó nodig.’

Maar hoe ziet u nu de relatie tussen avondmaal en discipelschap?

Van 't Slot: ‘In het avondmaal krijg je voedsel voor onderweg. En je oefent je in een levenshouding.’ De Leede: ‘Een houding van beamen, opstaan, je in een rij voegen, ontvangen, je toevertrouwen. Dat is ook een heel lichamelijke betrokkenheid bij het heilige. Ik maak me zorgen om een hele generatie kinderen en jongeren die nauwelijks iets van het avondmaal meemaken. Ze zitten alleen maar in de bank. Of ouders zeggen van tevoren al: ‘Het wordt een lange dienst, blijf maar thuis.’ Maar dan mis je die inwijding in het geloof.’

De Leede en Van 't Slot laten verder zien dat in de Bijbel het avondmaal de plek is waar maatschappelijke tegenstellingen wegvallen: Paulus schrijft in de brief aan Filemon over de slaaf die niet minder is dan zijn heer. Ze zitten samen aan tafel. Nergens anders in de hele maatschappij gebeurt dat, maar in de kerk wel.

Het pleidooi om vaker de maaltijd te vieren ligt daarmee mijns inziens in het verlengde van de waardering voor de gewone gemeente. We hebben in die gemeente zoveel ontvangen. Het is hoog tijd om wat ons gegeven is met nieuwe ogen te bezien, te waarderen en er uit te leven.

Ds. G. van Meijeren is hoofd mobiliteitsbureau Predikanten & Kerkelijk Werkers van de Protestantse Kerk.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 juni 2016

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's

KERK VAN DE TOEKOMST

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 juni 2016

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's