Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

RUSTELOZE JAN DE LIEFDE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

RUSTELOZE JAN DE LIEFDE

Promovendus aan de universiteit [1]

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De naam van Jan de Liefde (1814-1869) wordt nog regelmatig genoemd in verband met de organisatie Tot Heil des Volks, die hij in 1855 oprichtte. De kerkelijke gang van deze evangelist is echter minder bekend.

De Liefde groeit op in een doopsgezind milieu. Wanneer hij vier is, wordt zijn vader koster van de doopsgezinde gemeente te Amsterdam. Het gezin verhuist naar de kosterswoning, die zich tussen de doopsgezinde kerk en de bibliotheek van het doopsgezinde seminarie bevindt.

Zoon Jan gaat hier ook zelf studeren. In 1837 wordt hij, na de afronding van zijn studie, als predikant verbonden aan de doopsgezinde gemeente te Woudsend. Na een korte periode in Friesland doet hij in 1839 intrede in de doopsgezinde gemeente van Zutphen.

BEKERING

In die tijd komt De Liefde onder invloed van een piëtistische bestseller radicaal tot bekering. Dit maakt hem op slag een evangelical, volgens de definitie die de gezaghebbende Britse historicus David Bebbington in 1989 formuleert. Volgens deze definitie kenmerkt het evangelicalisme zich door een beklemtoning van de noodzaak van bekering (conversionism), missionaire activiteit (activism), respect voor de Bijbel (biblicism) en gerichtheid op het offer van Christus aan het kruis (crucicentrism). Tegenover zijn critici houdt Bebbington nog altijd staande dat missionair activisme het evangelicalisme onderscheidt van protestantse tradities die voor de Verlichting ontstonden. Het oorspronkelijke lutheranisme en het calvinisme zijn, met andere woorden, minder op zending gericht dan de achttiende-eeuwse opwekkingsbewegingen die het evangelicalisme voortbrengen.

Zijn nieuwe manier van preken en catechiseren brengt De Liefde al snel in conflict met zijn kerkenraad en met de (landelijke) Doopsgezinde Broederschap. In 1845 volgt een definitieve ontslagregeling.

BAPTISME EN DARBISME

Al voor zijn ontheffing uit het ambt van doopsgezind predikant, oriënteert De Liefde zich op het baptisme en het naar John Nelson Darby (1800-1882) genoemde darbisme. Dit deelt De Liefde met Jacob Benjamin de Pinto (1809- 1886), een Jood die zich tot het christendom bekeerd heeft en bij De Liefde in huis is komen wonen. Samen bestuderen zij de brochure uit 1843, waarin Johannes Elias Feisser (1805-1865) de kinderdoop verwerpt. Feisser wordt in 1844 afgezet als hervormd predikant en een jaar later is hij de eerste Nederlandse baptistenvoorganger. De Liefde mengt zich zelfs in de schriftelijke controverse die tussen Feisser en de afgescheiden voorman Hendrik Pieter Scholte (1805-1869) over de doop ontstaat. Daarnaast onderzoeken De Liefde en De Pinto de geschriften van Darby over bijbelse profetieën, die door dezelfde Scholte in Nederland worden aanbevolen. Darby zou niet alleen bekend worden door zijn visie op de bijbelse profetieën. Hij wordt tevens gezien als de ‘vader’ van de broederbeweging, of de Vergadering van gelovigen.


INVESTEREN

In het kader van de verhuizing van de leerstoelen van de Gereformeerde Bond naar Groningen en Amsterdam besloot het hoofdbestuur in 2013 aan elk van zijn drie leerstoelen een aio (assistent in opleiding) te koppelen. Het doel was hiermee te investeren in de toekomst van de gereformeerde theologie. Vandaag en de komende weken geven zij én enkele andere aio's uit de kring van de Gereformeerde Bond inzicht in hun onderzoeksthema. Vandaag deel 1, mw. M. Hofman MA.


EIGEN GEMEENTE

Ondanks het feit dat De Liefde zich aangesproken voelt door het baptisme en door Darby en De Pinto een baptistengemeente begint in Zutphen, wordt hij na zijn ontslag als doopsgezind predikant niet meteen baptist of darbist. In plaats daarvan richt De Liefde in Zutphen een ‘apostolisch- christelijk-afgescheiden gemeente’ op. Deze gemeente kiest wel voor de geloofsdoop, maar wil christenen met een andere mening niet uitsluiten. Bovendien vindt De Liefde het teleurstellend dat de baptisten zijn visie op het duizendjarig rijk niet delen. Voor een Vergadering was het in Nederland in 1845 nog te vroeg. Later zou ook blijken dat De Liefde de broederbeweging te ongeordend vond.

OMZWERVINGEN

De ‘apostolisch-christelijk-afgescheiden gemeente’ bestaat slechts een paar maanden, omdat De Liefde al snel naar Duitsland vertrekt om in opdracht van Nederlandse Réveilmensen ervaring op te doen in het christelijk onderwijs. In Duitsland begeeft De Liefde zich (opnieuw) in een kring van baptisten en darbisten. Dit belemmert zijn beoogde carrière in het christelijk onderwijs behoorlijk.

Wanneer De Liefde terugkeert in Nederland, sluit hij zich alsnog aan bij het baptisme. In 1849 laat hij zich dopen in de baptistengemeente van Amsterdam. Binnen de Doopsgezinde Broederschap is hij wel op latere leeftijd gedoopt, maar dit gebeurde door besprenkeling. Terugblikkend beschouwde hij zichzelf toen ook niet als een ware gelovige, evenals degene die hem toen doopte.

In de Amsterdamse baptistengemeente houdt De Liefde het echter niet lang uit. Hij ziet de geloofsdoop door onderdompeling niet als een toetredingseis tot de christelijke gemeente. Bovendien begint hij in Amsterdam al snel zelf te preken en te evangeliseren. Dit groeiende werk brengt hij in 1855 onder in de organisatie Tot Heil des Volks. Een jaar later, in 1856, richt hij zelfs een vrije evangelische gemeente op. Al in 1854 is De Liefde teruggekomen op de volwassendoop. In een brochure pleit hij voor de kinderdoop, overigens met argumenten die afwijken van die van de gereformeerde traditie.

SPANNINGEN

De oprichting van een vrije evangelische gemeente komt zowel plotseling als verwacht. Bij de totstandkoming van Tot Heil des Volks verzekert De Liefde zijn critici dat hij geen alternatief voor de bestaande kerken wil bieden. Tegelijkertijd weerspiegelt deze verzekering een discussie over de kerk, die hij op het scherpst van de snede voert met bezorgde hervormde relaties.

De Liefde heeft hervormde vrienden en in hun geloofsbeleving herkent hij zich sterk. Bovendien ontvangt hij financiële ondersteuning van hervormde Réveilmensen. Tegelijkertijd kent de relatie met hen spanningen.

In 1854 komt het tijdens de najaarsvergadering van de ‘Christelijke Vrienden’ tot een aanvaring. Binnen deze kring ontmoeten Reveilmensen elkaar tweemaal per jaar om maatschappelijke en missionair-diaconale thema's te bespreken. Bij uitzondering wordt tijdens de najaarsvergadering van 1854 het thema ‘de kerk’ aan de orde gesteld. Dit leidt tot een confrontatie tussen De Liefde enerzijds, en de hervormde sprekers Ottho Gerhard Heldring (1804-1876) en Daniël Chantepie de la Saussaye (1818-1874) anderzijds. De emoties lopen daarbij zo hoog op dat De Liefde onder voetgetrappel gesommeerd wordt de zaal te verlaten. Tussen De Liefde en Heldring persoonlijk komt het weer goed. De relatie met Chantepie de la Saussaye herstelt zich daarentegen niet meer. De najaarsvergadering van 1854 betekent ook het einde van de ‘Christelijke Vrienden’. Daarmee bezwijkt het Nederlandse Réveil aan het gesprek over de kerk.

KRITISCHE HOUDING

Wat De Liefdes reputatie onder hervormde christenen ongetwijfeld geen goed doet, zijn de vele kritische uitlatingen over de Nederlandse Hervormde Kerk in tijdschriften en ander drukwerk. De Liefde windt zich niet alleen op over de aanwezigheid van vrijzinnige theologen in de Nederlandse Hervormde Kerk, maar beticht orthodoxe hervormde predikanten tevens van laksheid in de strijd tegen dwalingen. Dit alles uit hij in niet mis te verstane bewoordingen.

De Liefdes kritische houding ten opzichte van de Nederlandse Hervormde Kerk speelt ook het werk van Tot Heil des Volks parten. Steeds vaker is De Liefde genoodzaakt om in het buitenland fondsen te werven voor zijn missionaire activiteiten. Zijn arbeid in de vrije evangelische gemeente komt door deze reizen in het gedrang. Het is kenmerkend voor De Liefdes dubbele houding ten opzichte van de gevestigde kerken, dat de vrije evangelische gemeente van Amsterdam daarom in 1860 een beroep uitbrengt op de hervormde theoloog Johannes Hermanus Gunning jr. (1829-1905) als tweede predikant. Gunning neemt het beroep serieus in overweging, maar meent toch de Hervormde Kerk trouw te moeten blijven. Samenwerking met de Amsterdamse afgescheidenen was al eerder gestrand, toen bleek dat de vrije evangelische gemeente zich slechts losjes aan de gereformeerde belijdenisgeschriften bond.

GETUIGEN

Uit het bovenstaande blijkt dat De Liefde zich in kerkelijk opzicht moeilijk kon binden. Ondanks zijn kerkelijke omzwervingen is De Liefde echter altijd een evangelical gebleven, die rusteloos op zoek was naar mogelijkheden om van Christus te getuigen op plaatsen waar de verkondiging van het Evangelie gemist werd.

Mirjam Hofman (MA) is als assistent in opleiding (aio) verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen. Zij doet onderzoek naar de relatie tussen gereformeerde en evangelische protestanten in Nederland tussen 1840 en 1940.


Volgende week: G.F. Willemsen over Jonathan Edwards.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 juni 2016

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's

RUSTELOZE JAN DE LIEFDE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 juni 2016

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's