Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

BOEKBESPREKINGEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BOEKBESPREKINGEN

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Aaldert Gooijer
De Geest in schepping en verlossing. De betekenis van Pinksteren in de theologie van Karl Rahner en Karl Barth.
Uitg. Boekencentrum, Zoetermeer; 268 blz.; € 27,50.

Aaldert Gooijer, predikant van de hervormde gemeente van Berkel en Rodenrijs, promoveerde in april aan de Protestantse Theologische Universiteit te Amsterdam op een vergelijkend onderzoek naar de betekenis van de Geest in schepping en verlossing bij de protestantse theoloog Karl Barth en de roomskatholieke theoloog Karl Rahner. De centrale vraagstelling in deze dissertatie is hoe de Geest van Pinksteren Zich verhoudt tot de Geest Die al vanaf de schepping actief is. Hoe verhouden beide werkingen van de Geest zich tot elkaar? Liggen ze in elkaars verlengde? En zo ja, hoe? Is de werking van de Geest na de uitstorting een intensivering van de werking van de Geest in de schepping of moeten we dit anders zien?

Het viel de auteur op dat zowel Barth als Rahner onderstreept dat de Geest voor een landingsbaan in de schepping zorgt, zodat Hij met Pinksteren kan landen in de mens. Het verschil is dat Rahner theologiseert binnen het kader van natuur en genade, terwijl voor Barth de werking van de Geest in de schepping vooronderstelling is van (en gemodelleerd wordt naar) de werking van de Geest in het verbond. Voor Rahner ligt – na de uitstorting van de Geest – de focus op de ecclesiologie: de kerk is het ‘oersacrament’ van Christus. Barth beklemtoont in zijn theologie vooral het tegenover van het Woord: de openbaring van God ‘komt van de overkant’ en is de zondige mens vreemd. Daarom is het werk van de Geest ook confronterend. Rahner gaat volgens Gooijer een stap verder dan Barth door te stellen dat de Geest in Zijn werking in de schepping Zelf ervaarbaar is. Daardoor geeft hij de schepselmatige werking van de Geest meer ruimte dan Barth. Rahner, die de viering van het avondmaal ziet als zelfpresentatie van Christus, moet volgens Gooijer aangevuld worden met de notie van Barth dat de Kerk voortdurend onder kritiek staat van de Heilige Geest. Volgens de auteur biedt de visie van Rahner meer mogelijkheden om de werking van de Geest met het leven van de moderne mens te verbinden dan die van Barth. Hij kiest dan ook voor de positie van Rahner, aangevuld met noties van Barth.

Vanuit een protestantse visie zou het mijns inziens meer voor de hand liggen om voor de positie van Barth te kiezen, eventueel aangevuld met noties van Rahner. Rahner redeneert sterk vanuit de universele heilswil van God. Een zin als ‘Ieder mens ? ook de mensen die chronologisch gezien voor Christus leefden of die, na Christus levend, nooit met het Evangelie in aanraking zijn gekomen ? krijgen de genade van God op transcendentaal niveau in elk geval aangeboden; bovendien behoort deze genadige toewending tot de constitutie van ieder mens’, klinkt mij erg filosofisch in de oren en ook tamelijk vreemd.

Komt dit door een onbekendheid met Rahner onder protestanten en/of de invloed van Heidegger? Doet de nauwe verbinding die Rahner legt tussen de genadige toewending van God en de constitutie van ieder mens wel voldoende recht aan de bijbelse notie dat de prediking van het Evangelie de genadige toewending bij uitstek is voor een ieder die het hoort? Gooijer eindigt zijn boek met de zin ‘De zending van de Geest staat in het teken van Gods zoektocht naar de mens en is dan ook waard om overdacht en gevierd te worden!’ Gooijer heeft met zijn dissertatie een doorwrochte bijdrage geleverd aan de blijvende ‘overdenking’ van deze zoektocht.

M.A. KUIJT, WIJK (BIJ HEUSDEN)


Dr. E. Mackay
Een leeskamer in het Grote Huis.
Uitg. De Banier, Apeldoorn; 224 blz.; € 12,95.

We bellen aan bij dr. Ewald Mackay. Deze historicus en filosoof nodigt ons spontaan uit om binnen te komen. Hij gaat ons voor naar zijn zolderkamer. Daar is zijn leeskamer in het ‘Grote Huis’. Deze uitdrukking gebruikte hij al eens eerder om te verwijzen naar de grote christelijke traditie waarin gereformeerden staan. Lezen is de manier om deze traditie beter te leren kennen. Om in gesprek te gaan met de vrome mannen en vrouwen die God gebruikte om onze kerk en cultuur te bouwen. Dr. Mackay zelf vertelt ons al schrijvend dat hij, na het lesgeven aan de Driestar, bij thuiskomst snel de trappen op gaat. Als we om ons heen kijken zien we dat de zolder tot de nok toe gevuld is met boeken. Hier is hij niet alleen, maar in gezelschap van goede vrienden. Het zijn grote namen uit de kerkgeschiedenis, wiens stemmen nooit mogen verstillen. Daarom stelt hij ze één voor één aan ons voor. Hij wil dat zij ook onze vrienden worden. Daarvoor heeft hij Een leeskamer in het Grote Huis geschreven.

In het boek introduceert hij ons aan een 25-tal mannen (waarom geen vrouwen?). Vanaf de vroege kerk, met onder andere Polycarpus, Cyprianus en Augustinus, tot en met de (post)moderne tijd, met onder andere Pascal, Edwards en Lewis. Bij elk van hen koos hij een tekst van hun eigen hand uit. De één kennen we misschien al, de ander niet. Daarom leidt Mackay per hoofdstuk zowel de theoloog en/of filosoof als de tekst in. Hierna volgt de betreffende tekst, die niet langer is dan een paar bladzijden. Ter bezinning en overdenking geeft hij aan het einde van het hoofdstuk nog enkele vragen mee. Dit zijn allemaal aansporingen om je verder te verdiepen in wat ze hebben gezegd. Het boek is geschreven als springplank naar de eigen werken van deze christenen uit alle eeuwen. De opzet maakt het boek prima geschikt om het op een leeskring te bestuderen. Samen kun je deze teksten tot je nemen, maar ook kritisch bespreken. Daarnaast zou ik het aanbevelen voor iedereen die geïnteresseerd is in de brede traditie waarin we staan. Het belijden waar we voor staan, is het belijden van alle eeuwen en alle plaatsen. Hierbij moet ik wel opmerken dat het boek soms moeilijk leesbaar is. Het is echter het enthousiasme van dr. Mackay waardoor het boek vlot leest en je honger krijgt naar meer. Wie eenmaal door hem is meegenomen naar zijn zolderkamer, blijft daar hangen.

P. WIJNBERGER, BLEISWIJK

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 augustus 2016

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

BOEKBESPREKINGEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 augustus 2016

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's