Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

BRIEF AAN DIOGNETUS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BRIEF AAN DIOGNETUS

Apostolische Vaders [3]

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wat betekent het om christen te zijn in een omgeving die daar niet erg positief over spreekt? Hoe moet je je als christen gedragen wanneer het Woord van God belangrijker voor je is dan wat mensen zeggen?

De tweede eeuw na Christus was de eeuw van de verdedigers van het christendom, de zogenaamde ‘apologeten’. Die verdediging had het christendom wel nodig, want het werd door velen als een ‘verderfelijk bijgeloof’ gezien.

Er deden geruchten de ronde over geheime incestueuze praktijken en kinderoffers onder christenen. Het werd tijd om te laten zien dat de werkelijkheid anders was. De schrijver van de ‘Brief aan Diognetus’ doet dat op zijn eigen manier. Hij weerlegt niet alleen de gangbare aantijgingen. Hij heeft ook een eigen visie op de positie van de christenen in de wereld en, wat nog belangrijker is, op de betekenis van de christenen vóór de wereld. Een visie die, zoals we zullen merken, nog volop actueel is.

VRAGEN

Wie de schrijver van de brief was weten we niet. Evenmin weten we wie de Diognetus was aan wie de brief gericht is. Het moet een ontwikkeld man geweest zijn die zich voor het christelijk geloof interesseerde, maar die nog vragen had. In welke God geloven christenen eigenlijk? Ze erkennen de goden van de Grieken niet. Ze doen ook niet mee aan de Joodse praktijken. Ze hebben een eigen geloof en houden daaraan vast ook als hun leven op het spel staat. En wat voor een liefde is het die ze elkaar betonen?

EIGEN BURGERSCHAP

Christenen leven niet in eigen steden, betoogt de schrijver. Ze spreken geen eigen taal en houden er ook geen buitenissige gewoonten op na. Ze volgen geen leer van bepaalde denkers of welke menselijke opvatting dan ook. In kleding en voeding volgen zij hun Griekse omgeving of die van de andere volkeren waar zij tussen wonen. Toch laten zij in hun leven een ‘eigen burgerschap’ zien.

Dat eigen burgerschap wordt in meeslepende taal beschreven:

Zij bewonen landen en steden als hun vaderland, maar als bijwoners. Bij alles tonen zij zich als burgers betrokken en verdragen alles als vreemdelingen. Ieder vreemd land is een vaderland voor hen en ieder vaderland een vreemd land. Ze trouwen als ieder en brengen kinderen voort, maar gooien wat zij voortbrengen niet weg. Zij delen hun tafel maar niet hun bed. Zij huizen in vlees maar laten zich er niet door leiden. Zij leven op aarde maar in de hemel ligt hun burgerschap. Zij houden zich aan de wetten die zijn vastgesteld, maar in hun private leven overtreffen zij deze wetten. Zij hebben iedereen lief en worden vervolgd door ieder.


Christenen zijn in de wereld, wat de ziel in het lichaam is


Men kent ze niet, en toch worden ze veroordeeld. Zij worden ter dood gebracht en tot leven gewekt, bedelen en maken velen rijk. Zij hebben aan alles gebrek, toch hebben ze overvloed in alles. Zij worden veracht en in hun verachting verheerlijkt. Zij worden gelasterd en in het gelijk gesteld. Zij worden beschimpt en zegenen. Als zij belaagd worden, tonen zij respect. Als zij goeddoen, worden ze gestraft als kwaaddoeners. Als zij gestraft worden, verblijden zij zich als mensen die tot leven worden gewekt. Joden bestrijden ons als mensen die niet tot hun volk behoren, Grieken vervolgen ons, maar degenen die ons haten kunnen geen reden aangeven voor hun vijandschap.

GEEN AFZONDERING

Een gevaar bij zulke teksten is dat men ze te gemakkelijk onderschrijft. In welke dingen willen wij ons van de wereld onderscheiden? Zijn dat de dingen die het Evangelie van ons vraagt of laten wij ons hierin door onze cultuur of (christelijke) gewoonten leiden? De schrijver wil dat christenen zich zo min mogelijk van hun omgeving onderscheiden. Daar wordt in christelijke kring weinig over nagedacht, maar het is een bijbelse gedachte die aansluit bij Paulus’ streven ‘de Joden een Jood’ en ‘de Grieken een Griek’ te zijn. Onnodige aanstoot, ook gedrag dat onnodig de lachlust opwekt, moet worden vermeden zodat het wezenlijke extra duidelijk naar voren kan komen. Dat wezenlijke is het geloof zelf en de liefde en de volharding daarin, het respect voor de medemens, ook als die jou belastert. De schrijver wil niet dat christenen zich afzonderen. Hij wil ook niet dat ze aanstoot geven door gedrag dat niet uitdrukkelijk aan christenen is geboden. Iets om over na te denken voordat we al te gemakkelijk zeggen dat we het met de schrijver eens zijn.

DE ZIEL VAN DE WERELD

Nadat hij zo over de eigen plaats van de christenen in de wereld gesproken heeft, maakt hij duidelijk wat hun aanwezigheid voor de wereld betekent:

Om kort te gaan: christenen zijn in de wereld, wat de ziel in het lichaam is. De ziel is verspreid over alle leden van het lichaam, christenen zijn over alle steden van de wereld verspreid. De ziel woont in het lichaam, maar komt niet uit het lichaam voort. Christenen wonen in de wereld, maar komen niet uit de wereld voort. Zelf onzichtbaar zit de ziel in het lichaam gevangen. Christenen worden als zichtbaar in de wereld zijnde herkend, maar hun verering voor God is onzichtbaar. Het vlees haat de ziel en voert er oorlog tegen, ook al ondervindt het geen enkel onrecht van haar kant. De wereld haat de christenen, ook al ondervindt ze geen enkel onrecht van hen, omdat zij zich verzetten tegen haar genietingen. De ziel heeft het vlees lief dat haar haat, het vlees met de ledematen, christenen hebben degenen lief die hen haten. De ziel zit in het lichaam opgesloten, maar zelf houdt ze het lichaam samen. Christenen worden in de wereld vastgehouden als in een gevangenis, maar ze houden de wereld bij elkaar. Onsterfelijk woont de ziel in een sterfelijk onderkomen. Christenen leven als bijwoners bij het vergankelijke. Ze verwachten onvergankelijkheid in de hemelen. De ziel is er beter aan toe als zij wat eten en drinken betreft slecht wordt behandeld. Christenen nemen wanneer zij gestraft worden toe. Dit is de positie die God hun heeft gegeven. Het past hun niet om die af te wijzen.

ZWAK PUNT

Niet alles in de brief is actueel. Ronduit zwak toont de schrijver zich in zijn bestrijding van het Jodendom. De argumenten die hij daarbij gebruikt, waren ook voor zijn eigen tijd al oppervlakkig. Hij erkent dat Joden de ene God vereren die hemel en aarde gemaakt heeft. Wat hij in hen afkeurt is dat zij Hem dezelfde offers brengen als de heidenen aan hun goden doen, alsof Hij dat nodig zou hebben. Het waarnemen van besnijdenis, sabbat en spijswetten wordt als ‘bijgeloof’ of ‘overdreven godsvrucht’ afgedaan.

Intussen gaat het wel om bijbelse geboden en als christenen, of christenen uit de heidenwereld, zich daar niet aan hoeven te houden, vereist dat een theologische verantwoording. Die wordt in de brief niet gegeven. Het argument van de overbodige offers doet na de verwoesting van de tempel in het jaar zeventig merkwaardig aan. Gebruikt de schrijver hier een traditioneel argument zonder de moeite te nemen om te kijken of het nog wel klopt? De christelijke bezinning op het Jodendom is inmiddels verder gekomen.


De schrijver wil dat christenen zich zo min mogelijk van hun omgeving onderscheiden


UITDAGING

De kracht van de brief ligt in de gedeelten die hierboven vertaald zijn. Daar ontleent de brief ook zijn bekendheid aan. Er spreekt een sterk christelijk zelfbewustzijn uit, dat ons ook nu nog kan inspireren. Christenen die een minderheid vormen, kunnen in de verleiding komen zich terug te trekken op een eigen, ‘veilig’ terrein. Dat is niet de bedoeling, vindt de schrijver van de brief aan Diognetus. Christenen dienen juist maximaal in de wereld te participeren om waar zij zich maar kunnen vertonen Christus zichtbaar te maken in leven en handelen.

Dr. J. van Eck uit Ede is emeritus predikant

Volgende keer het laatste deel: Ignatius, de martelaar.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 oktober 2016

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

BRIEF AAN DIOGNETUS

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 oktober 2016

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's