Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Verrijking of bedreiging?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Verrijking of bedreiging?

Dr. de Heer onderzoekt reactie reformatorische kerken op evangelische invloed

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Evangelische groeperingen houden reformatorische kerken een spiegel voor: ze slagen er beter in om het Evangelie aan de man te brengen. Daarnaast en vooral vormen ze volgens dr. J.M.D. de Heer voor de reformatorische kerken een voortdurende bron van spanning als het gaat om het verschil in visie op God en mens.

Ds. P. Nobel is predikant van de hervormde gemeente te Garderen en lid van het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond.

Ds. De Heer typeert de verhouding tussen reformatorische kerken en de evangelische beweging en charismatische vernieuwing met de woorden ‘spiegel en spanningsbron’. In oktober 2018 promoveerde de predikant van de gereformeerde gemeente in Middelburg-Centrum op deze studie, waarvan de volledige titel luidt: Spiegel & spanningsbron. Opinievorming in reformatorische kerken over de evangelische beweging en de charismatische vernieuwing.

Zijn onderzoeksvraag luidt als volgt: ‘Hoe waarderen opiniemakers uit reformatorische kerken in Nederland de evangelische beweging zoals deze vanaf de jaren zeventig van de twintigste eeuw een duidelijk profiel kreeg en hoe waarderen zij de tweede fase van de charismatische vernieuwing die vanaf de overgang naar de eenentwintigste eeuw zichtbaar werd, alsmede de invloeden van beide ontwikkelingen op reformatorische kerken?’

Waarnemer

Met evangelische beweging bedoelt hij datgene wat zich vanaf de tweede helft van de jaren zestig van de twintigste eeuw begon te ontwikkelen tot een herkenbare stroming in christelijk Nederland en waarvan de EO als katalysator genoemd kan worden. De Heer gebruikt de uitdrukking ‘charismatische vernieuwing’ voor de doorvertaling van de erfenis van de pinksterbeweging in de gevestigde kerken.

Het gaat hem om opinievorming over beide bewegingen/stromingen. Dat betekent dat hij zelf niet vaststelt of er evangelische/charismatische invloeden zijn, maar dat hij vaststelt of opiniemakers deze invloeden waarnemen. Zijn positie is dus die van een waarnemer en hij kiest voor die positie omdat ‘een objectieve houding de enige manier is om het gesprek verder te brengen. Een gesprek komt niet op gang als de positie van de ander geen recht wordt gedaan.’ (p.33)

Opinievorming

Zo’n systematisch onderzoek waarin gestreefd is naar een zekere mate van volledigheid, is niet eerder uitgevoerd en verdient mijns inziens veel waardering en respect. Ik ben er echt van onder de indruk geraakt tijdens het lezen van het proefschrift. Het is een naslagwerk geworden voor de verhouding evangelisch en reformatorisch dat een duizelingwekkende hoeveelheid feiten biedt. Je kunt als je in de toekomst iets over dit thema wilt zeggen, niet om dit boekwerk heen. Ik heb er veel van geleerd. Niet alleen hoe er door opiniemakers in andere kerken geschreven en gesproken is, maar ook hoe de opinievorming in onze eigen hervormd-gereformeerde traditie zich heeft ontwikkeld. Bijvoorbeeld hoe positief de recent overleden ds. C. den Boer in een artikel in De Waarheidsvriend uit 1987 sprak over ‘een charismatische geleding’ van de gemeente waarin alle charismata zonder onderscheid een plek hebben en hoe hij in het boek Profetie of fantasie schreef dat de charismatische beweging een ‘geweldige verrijking’ kan betekenen voor de kerken.

Reacties

Na een historische inleiding neemt De Heer de lezer mee in twee grote overzichten: de opwekkingsbewegingen in relatie tot enerzijds de grote protestantse kerken en anderzijds de reformatorische kerken. Worsteling, openstelling of afweer zijn vervolgens de drie reacties die De Heer opmerkt in de opinievorming in de Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk (GB), de Christelijke Gereformeerde Kerken, de Gereformeerde Gemeenten, de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt en de Nederlands Gereformeerde Kerken.

De worsteling ziet hij vooral bij de Gereformeerde Bond en de Christelijke Gereformeerde Kerken. Afweer tekent de reacties in de Gereformeerde Gemeenten. Nederlands gereformeerden en vrijgemaakten stellen zich voor evangelicalisering open. Uitvoerig beschrijft hij, per kerkgenootschap, de opinievorming via kerk- en dagbladen, conferenties en boeken. Ik zoom nu verder in op de opinievorming in onze hervormd-gereformeerde kring.

Beducht

Binnen de GB zien we van meet af aan zowel een uitgesproken open houding ten opzichte van de evangelische beweging als een meer terughoudende opstelling bij onder meer het hoofdbestuur.

In de jaren zeventig en tachtig vroeg prof. dr. C. Graafland aandacht voor de evangelische beweging en de gaven van de Geest. Zijn waardering kwam voort uit een verlangen naar geestelijke vernieuwing tegenover verstarring en versmalling in eigen kring. Volgens Graafland vertegenwoordigen de evangelischen een ‘ietwat andere tak’ van de piëtistische wereld dan de reformatorischen. Maar er is wel ‘de ene piëtistische wortel’ waaraan beide stromingen hun ‘gemeenschappelijke accent op de noodzaak en beleving van de persoonlijke bekering’ te danken hebben.

Of in dit alles Graaflands intense persoonlijke worsteling met het onderwerp van de uitverkiezing doorklonk, zoals De Heer stelt, vraag ik me echter af. Waar baseert de auteur dit op? Graaflands openheid voor de evangelische beweging schuurde met de beduchtheid voor de evangelische beweging binnen het hoofdbestuur van de GB. En dit vanuit de angst dat evangelische invloed de gereformeerde theologie zou verzwakken. ‘We zien dit vooral bij algemeen secretaris Van der Graaf.’ (p.140) Of en in hoeverre dit het geval was, durf ik niet te beoordelen.

Wel zien we een verschil oplichten tussen de houding vanuit het hoofdbestuur en de verschillende hervormd-gereformeerde bonden ten opzichte van de evangelische beweging, wat volgens mij ook weer goed te verklaren is.

Meer waardering

In de jaren negentig wilde het hoofdbestuur met de nota ‘Gereformeerd en evangelisch’ helderheid geven over de koers ten opzichte van de evangelische beweging. De nota was bedoeld om een dialoog op gang te brengen, maar die uitwerking had het bepaald niet. Volgens critici had dit te maken met het feit dat het eindpunt van de dialoog eigenlijk al vast stond: ‘Alles wat evangelischen ons te zeggen hebben, zouden wij als gereformeerden al in huis hebben.’ Was het niet beter geweest om meer in te zetten bij onderwerpen waarvan gereformeerden van evangelischen hebben geleerd?

De Open Brief uit 1990, waarin een appèl werd gedaan tot noodzakelijke vernieuwing van het gemeenteleven met het oog op de secularisatie, zat meer op dat laatste spoor. Het maakte de diversiteit onder hervormd-gereformeerden in de waardering van de evangelische beweging duidelijk zichtbaar. Volgens De Heer was de evangelische beweging hier als een katalysator, waardoor interne verschillen zich openbaarden. Maar, zo vraag ik me af, heeft de toenemende waardering van de evangelische beweging onder hervormd-gereformeerden niet vooral te maken met het feit dat onze achtergrond in geestelijk opzicht door en door piëtistisch is (zie Graafland in zijn boek Gereformeerden op zoek naar God, dat ook in 1990 verscheen), en misschien wel meer piëtistisch dan gereformeerd?

Open houding

Het thema van de evangelische beweging bleef in de 21e eeuw veel aandacht vragen van het hoofdbestuur van de GB. Uitgebreid bespreekt De Heer de bijdragen van de theologen J. Hoek, W. Verboom en G. van den Brink, die een open houding, hoewel niet kritiekloos, innamen ten opzichte van de evangelische beweging. Voor Hoek betrof dit ook de charismatische vernieuwing.

Door deze opstelling kregen aanstaande GB-predikanten volgens De Heer een open houding mee voor de evangelische beweging. Of je dit zo één op één aan elkaar kunt koppelen, vraag ik me af. Heeft het niet veel meer te maken met een Angelsaksische input in de theologiebeoefening, waardoor nieuw licht viel op Oude en Nieuwe Testament en een nieuwe bezinning op de bronnen van de Vroege Kerk?

Liturgie

Ook op het gebied van de liturgie kwam er veel in beweging. Op Toonhoogte, een bundel bedoeld voor het jeugdwerk in de gemeente, wordt genoemd vanuit de HGJB en Weerklank, een bundel bedoeld voor de eredienst die oog wil hebben voor de verschillende stromingen in de GB. Volgens De Heer wordt het zingen van evangelisch getinte liederen door Weerklank eerder gestimuleerd dan geremd.

Het groene licht voor deze liedbundel acht hij een misser, omdat ‘evangelicalisering zich vaak via de liedcultuur voltrekt.’ Maar zeg ik dan, Weerklank is helemaal geen evangelisch gekleurde bundel, maar een bundel met daarin vooral het klassieke kerklied dat de eeuwen door gezongen is naast de psalmen. Het is een bundel ook die voor veel mensen, zo heb ik gemerkt, niet ver genoeg gaat...

Hoofdbestuur

In zijn evaluatie en perspectief legt ds. De Heer er de vinger bij dat het hoofdbestuur van de GB ‘de handen vol had om rond het thema van de evangelische beweging geestelijke leiding te geven aan de gemeenten, voor zover deze zich lieten leiden’ (p.184).

Immers, de ontwikkelingen in de gemeenten laten zich lang niet altijd sturen door een hoofdbestuur, waaraan predikanten en plaatselijke gemeenten verder geen verantwoording schuldig zijn.

Bovendien namen individuele opiniemakers, die in verschillende gevallen ook een vooraanstaande positie innamen, juist een positieve houding in ten opzichte van de evangelische beweging. Zij gaven niet zozeer aan gereformeerd te willen zijn en blijven, maar stonden ook open voor wat zij zagen als de sterke kanten van de evangelische beweging. Immers, zo voeg ik daaraan toe, ecclesia reformata semper reformanda (de kerk die gereformeerd is, moet steeds weer hervormd worden). Vernieuwing in de zin van openstaan voor eigentijdse vragen en drempels wegnemen in de overdracht van het Evangelie is niet per definitie een verslechtering, maar kan juist een verbetering zijn.

‘Naarmate de evangelicalisering van de hervormdgereformeerde kring doorzette, zien we bij het hoofdbestuur minder een confrontatie met de evangelische beweging en meer een begeleiding van de groeiende evangelische stroming binnen eigen gelederen. Deze begeleiding draagt overigens niet minder het stempel van het gereformeerde belijden,’ zo tekent De Heer aan (p.218). Zijn welgemeende advies voor de Gereformeerde Bond is om geestelijk leiding te geven: ‘Als op het grondvlak de grenzen vervagen, is het nodig dat leidinggevenden deze grenzen duidelijk markeren.’ (p.223)

Gods- en mensbeeld

Voor De Heer zelf is uiteindelijk de vraag of evangelisch en charismatisch gedachtegoed zich verdraagt met de gereformeerde theologie. Zijn antwoord is een duidelijk ‘nee’ De kern van het verschil ligt in het verschil in Gods- en mensbeeld. Het draait in de evangelische en charismatische beweging te veel om de mens en te weinig om God, Die in alle dingen aan het begin staat. Het zet de Heilige Geest te veel apart van de Vader en de Zoon. De Heer is ook aanhanger van de streeptheologie, die zegt dat bijzondere gaven van de Geest – vrijwel – beperkt zijn tot de periode van de apostelen.

Hierin ben ik het niet met ds. De Heer eens. Ik kom nergens in de Bijbel een aanwijzing tegen dat de gaven van de Geest alleen maar voor de begintijd van de kerk zouden gelden. Opvallend vind ik bijvoorbeeld hoe in de tijd van de Reformatie een hervormer als Martin Bucer de gemeente al zag als een charismatische gemeente waarin alle in de Bijbel genoemde charismata functioneren.

Wel ben ik het eens met De Heer als hij aangeeft dat een evangelische beleving van het geloof invloed kan hebben op het Godsbeeld en mensbeeld. Dan is ook mijn vraag: mag God nog God blijven (heilig en soeverein), en wij mensen mens (schuldig en klein)? Of komt God op ons menselijke niveau terecht en komen wij mensen op een vergoddelijkt niveau te staan?

Vroege Kerk

Mooi vind ik het, en daarmee sluit ik deze bespreking af, dat De Heer het advies geeft om nader bronnenonderzoek te doen naar de Vroege Kerk, juist vanwege het soms tegengestelde beroep op deze bronnen door voorstanders en critici van de charismatische vernieuwing (p.508). Nemen we niet te eenzijdig kennis van deze periode van de kerkgeschiedenis, omdat we ons een beeld van die eeuwen vormen via de bril van de reformatoren?

En hoe zit het precies met het beroep op de puriteinen binnen de evangelische theologie? Zou hier ook niet meer winst te behalen zijn door langer en beter naar elkaar te luisteren?

Ten slotte spreek ik mijn oprechte dank uit richting de auteur voor zijn grote boekwerk. Onvoorstelbaar bijna dat De Heer dit naast zijn werk als predikant heeft kunnen doen.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 oktober 2019

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Verrijking of bedreiging?

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 oktober 2019

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's