Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een gebed van het einde des lands

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een gebed van het einde des lands

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Van het einde des lands roep ik tot U, als mijn hart overstelpt is; leid mij op een rotssteen, die mij te hoog zou zijn. Psalm 61 : 3

I.

Gij zult mij toestemmen, dat het gebed is een heilige zaak en een werk van God de H. Geest gewrocht in de harten van Sions kinderen. Dat volk kan niet altijd bidden als ze willen. Soms bidden ze wel eens om een gebed. Een andere maal mogen ze wel eens ervaren, dat Gods lieve Geest hen drijft in het gebed en dat hun smekingen doordringen door lucht en wolken tot voor de troon der genade.

Hoe verschillend zijn de omstaridigheden en plaatsen des gebeds. Dat zien we ook in deze psalm Davids. David was geen vreemdeling van het bidden in verborgen plaatsen, ook niet van het gebed in zijn huiselijke kring en het gemeenschappelijk gebed in Gods huis.

In het midden des lands heeft David meerdere malen zijn verzuchtingen tot God mogen opzenden. Hier in deze tekst is David aan het einde des lands. De Heere heeft zijn gebed aan het einde des lands willen laten beschrijven. David, en ook al Gods volk, zou niet gaarne willen, dat al hun gebeden opgetekend stonden. Vaak moeten zij zich schamen over hun krachteloos en liefdeloos gebed. Hoe menigmaal is het maar louter vorm met zouteloze woorden. Hier in deze psahn is het anders. Willen we eens naar zijn bidden luisteren? Hoor dan met aandacht.

In vers 2 begint hij uit te roepen: O God! hoior mijn geschrei, merk op mijn gebed. En in vers 3 vervolgt hij: Van het einde des lands roep ik tot U. Hij vraagt of de Heere toch wil opmerken, wil luisteren, aandacht wü geven aan zijn bidden. Ach, hoe vaak schijnt het alsof de Heere niet hoort. Dan stemmen ze in met de dichter (Psalm 77 : 2):

'k Schatte mij geheel verloren; 'k Mocht van geen vertroosting horen; Als mijn ziel aan God gedacht, Loosd' ik niet dan klacht op klacht; Peinsd' ik aan mijn vrucht'loos kermen, Vrucht'loos roepen om ontfeimen; Dacht ik, hoe God anders helpt. Mijne ziel werd overstelpt.

David wil, dat de Heere zal opmerken. Hoor toch mijn geschrei. Overlaid'roept hij, schreit hij; tranen vloeien over des konings aangezicht. Hier zingt hij niet bij het snarentuig gelijk in zijn jongelingsjaren. Hier treedt hij niet vooruit met zijn slinger, gelijk bij ? ' 3 reus Goliath. Hier huppelt hij niet voor de ark Gods, uitsprekeu'de: Ik zal mij nog geringer aanstellen, en met deze dienstknechten en dienstmaagden zal ik God verheerlijken. Hoe anders is de omstandigheid zijns levens. Hoe verwisselen de tijden en stonden. In zijn jongelingsjaren door Samuel gezalfd tot koning. Wat een blijde tijd. Toen kon hij niet indenken, dat hij nog eens van het einde des lands zou roepen.

David is nu een vluchteling, een verdrevene, een uitgestotene, een verjaagde van de troon. David verkeert in nood, onder zware beproevingen. Hij wordt vervolgd van zijn eigen zoon Absalom. Neen 't zijn niet de Fihstijnen of enig andere vijand waarvoor hij moet wijken, maar zijn eigen kind is het die hem benauwt, vervolgt, drijft tot aan het einde des lands. Altijd heeft David als Vader het goede voor zijn jongen gezocht. Hem ia de voorbede niet vergeten. En nu wordt hij zo door zijn kind behandeld. Nu is hij aan het einde des lands. Gevlucht om aan de hand van zijn zoon Absalom te ontkomen. Dit heeft David niet g& dacht en ook niet gezocht. Van het einde des lands roep ik tot U. Hij gaat in zijn gebed de Heere de plaats aanwijzen waar hij toeft. Heere, ik ben aan het einde des lands. Ik kan niet verder, ik ben aan het einde van mijn vluchten, ik kan nergens meer heen. Alle wegen zijn afgesneden. Ik kan niet voorwaarts noch achterwaarts. Ik ben aan d© uiterste grens des lands. Aan het einde des lands roep ik tot U. Hij zegt de Heere wie er roept: Ik roep tot U Heere, ik uw geroepene, uw ge-zalfde, uw kind, uw knecht. De Heere wist wie hij met die ik bedoelde. Dat ik was bij David geen hoogmoed gelijk bij die Farizeër ia de tempel. Neen, maar in ootmoedigheid en kinderlijke vrijmoedigheid — ik roep tot U. David zegt ook in zijn gebed tot Wie hij roept: O God, tot U roep ik.

Hij roept niet tot enig mensenkind, niet tot zijn helden of vrienden. Neen, die komen hem niet redden. Tot U roep ik. Niemand zorgde voor zijn ziel en hij kon nergens heen.

O, hoe bang was het David. De Heere is zijn enige toevlucht, zijn enige hulp.

Gehefde lezer, is U ook al eens aan het einde des lands gekomen? Dan weet ge ook dat de Heere u eertijds gezalfd heeft itot Profit, Priester en Koning. Dan hebt ge toch ook het ambt aller gelovigen ontvangen toen God u door Zijn lieve Geest kwam te wederbaren en af te zonderen voor Zijn dienst. Toen is toch ook iets van die heiUge zalfolie, waarmede Christus gezalfd is geworden, op u afgedropen. En hebt ge toen kunnen denken dat ge aan het einde des lands zoudt komen? Vluchtende voor de zonen uws vleses? O wat kunnen er een bange dagen aanbreken voor Gods arm Sion. Verjaagd en verdreven te worden tot aan het einde des lands. Daar heeft ook David vertoefd. Daar zult ge Davids bede verstaan. Daar wordt dezelfde bede geslaakt: Hoor mijn geschrei — merk op mijn gebed — tot U roep ik, als mijn hart overstelpt is.

David legt de Heere zijn droeve toestand bloot. En dat wil nu juist de Heere. Hij toch zegt: Roep Mij aan in de dag der benauwdheid en Ik zal er u uithelpen. Vertel Mij al uw noden en behoeften en Ik zal ze genadig vervullen. Op uw noodgeschrei deed Ik grote wonderen. Davids hart was overstelpt. De beproeviagen gaan als golven der zee over hem heen. Zijn hart bezwijkt er onder. Hij kan er niet onder uit komen. Hij zinkt weg in de diepe wateren der verdrukking. De benauwdheid omhult hem. Hij is omringd van tegenspoed. Er is geen ontkomen. Aan het einde des lands en het hart overstelpt. Daar kan David niet tegenop, dat is te veel voor hem. O wat een bange tijd voor de ziel als de Heere zich verborgen houdt en Zijn liefderijke vertroostingen komt in te houden.

T.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 oktober 1953

De Wachter Sions | 4 Pagina's

Een gebed van het einde des lands

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 oktober 1953

De Wachter Sions | 4 Pagina's