Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de landstreek der Jordaan

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de landstreek der Jordaan

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Aan mijn geliefde in Mesèch vriend

Geliefde Vriend!

Uw briefje heb ik met genoegen gelezen. Hoe moest ik het met u instemmen, dat buiten God alles de ziel onbevredigd laat, want Hij is toch alleen maar het algenoegzaam en het alvervullend Goed. In Zijn gemeenschap ligt ook alleen het ware leven voor de ziel, en het smartelijk gevoel van het gemis van die dadelijke gemeenschap doet de ziel toch naar Hem dorsten, meer dan een hert naar de waterstromen. We hebben in onze vorige briefjes iets geschreven over het dorsten naar God uit de eerste stand van het nieuwe leven en over het dorsten naar de gerechtigheid en naar de Persoon van Christus in' een verdere gang van het leven. Nu rest ons nog iets te schrijven over het dorsten naar God, zoals David daar uit zijn zielslegering van spreekt in de 42ste Psalm.

In het derde vers roept hij nog eens bij vernieuwing uit: „Mijn ziel dorst naar God, naar de levende God; wanneer zal ik ingaan en voor Gods aangezicht verschijnen? " Hij kan niet sterker zijn brandend verlangen naar de gemeenschap Gods uitspreken, dan hij dat doet in de 42ste Psalm. Van de omstandigheden, waaruit David deze begeerte te kennen geeft, alsook van zijn verlangen naar de instellingen Gods, waardoor God Zich middellijk .door hem deed ontmoeten, heb ik in het begin reeds iets geschreven. De Heere gebruikt wel eens bittere wegen om de ziel weer eens verlangend naar Hem te maken. Er kunnen tijden zijn, waarin we in alles wat we bezitten naar het natuurlijke leven, zo kunnen opgaan, dat we aan God niet denken en van Hem af- en omzwerven, dagen zonder getal. Het is dan alsof er nimmer een nieuw leven in ons is verwekt, waar we dan net zo ongevoelig zijn aangaan­ de het ware leven, dat toch alleen maar ia de gemeenschap Gods te vinden is, als een totaal onbekeerd mens. Geen dorst naar God, geen verlangen naar God, niets te zien in God, o, wat is dat een dodige, dorre zielsgesteldheid. Maar hoe moet de ziel het door al die wegen leren, dat dat verdorven vlees nooit betrekking op God zal kunnen krijgen. En dan de tijden te hebben gekend, dat de uitgangen der ziel tot de Heere zo sterk waren, en dat men zijn bitterlijk bedroefde ziel in het verborgene zo hartelijk kon uitstorten voor Gods aangezicht, uit het innerlijk verlangen om nog eens een woordje van Hem te mogen vernemen en Zijn zoete gemeenschap nog eens te mogen smaken. O vriend, dan kan in zulke tijden dat eerste versje van Psalm 42 wel eens een Hevelüigslied voor de ziel zijn. Toch keert er wel eens iets van dat leven terug, gelijk David dat ook ondervond in de landstreek der Jordaan. Waar hij door zijn eigen kind achtervolgd, als een verdrevene, die de liefdeloosheid van mensen moest ondervinden, zo ver van Gods heiligdom vertoefde, daar ging zijn verlangen weer bij vernieuwing uit naar die God, Die bij alles wat ontvalt, Dezelfde betoont te blijven voor al Zijn volk in Zijn liefde, in Zijn trouw en in Zijn goedertierenheid. De Heere doet wel eens in ons leven alles zo schoon wegvallen, waar ons hart zich mee bezig houden kan en in op kan gaan, dat er niet anders meer overblijft dan God alleen. Dan gaat de ziel weer tot Hem uit, om bij Hem haar troost te zoeken, in Hem haar sterkte en om uit Hem te mogen ontvangen haar verkwikking en haar blijdschap in droefenis. Hier zou ook nog te schrijven kunnen zijn over het pijnlijk en smartelijk gevoel van geestelijke verlating, waaruit de ziel dit sterk verlangen naar de gemeenschap Gods gaat openbaren. We zullen echter één van beiden nog wel eens aanleiding kunnen vinden om daarover te schrijven, zullen we hopen.

O, die bange verbergingen van Gods aangezicht, die het deel der ziel kunnen worden! Toch geloof ik, dat als 'er zulk een levendige dorst der ziel naar God mag zijn gelijk als David hier van spreekt, de ziel dan toch eigenlijk al in geen nare gesteldheid meer verkeert. Al is het, dat die dorst der. ziel met niets anders is te verzadigen dan met de nederbuigende blijken van Gods liefde en het gesteld worden in Zijn zalige gemeenschap, er ligt in die dorst reeds iets, dat onverklaarbaar is, maar dat toch aan de ziel meer voldoening geeft dan dat ze daar zo harteloos en gevoelloos henen leeft. Immers kan er geen dorst naar God zijn zonder dat er enige ontdekking is van de volle algenoegzaamheid en gelukzaligheid, die er in God te vinden is. Het is ook een dorst, die door de liefde wordt gaande gemaakt en die de genegenheden der ziel brandende doet zijn naar dat leven, dat alleen in Zijn gunstrijke tegenwoordigheid gevonden wordt. Daar gaat het toch in de diepste grond maar om bij zulk een ziel. Het kan niet ontkend worden, dat er uit de handelingen des Heersn met haar duidelijk is op te maken, dat God nog aan haar ten goede denkt. En ook kan Gods Woord haar wel eens enige onderrichting geven in de duistere leiding des Heeren met haar. Ja, de Heere kan haar uit Zijn Woord wel eens toezeggen, dat Hij gewisselijk komen zal en niet achterblijven, en dat Hij tot Zijn gunstgenoten nog eens van vrede spreken zal. Maar de dorst der ziel blijft zich toch uitstrekken naar God Zelf en naar Zijn dadelijke gemeenschap. Vandaar, dat de ziel er niet mee uitgeholpen is, al kunnen er ook wel eens enige opbeuringen zijn en al mag ze haar klacht eens levendig en met gevoel uitstorten voor het aangezicht des Heeren, Niets is er, wat haar volkomen bevredigen kan, zo lang God Zelf niet afdaalt tot de ziel om haar weer eens liefderijk te omhelzen en aan Zijn Vaderlijk hart te drukken en Zijn Vaderlijke troetelingen te doen ondervinden. Ja, die ziel gaat er naar uit, om weer eens volkomen iii God te mogen rusten, zich te verliezen en te verblijden.

Dan zal het weer eens ervaren worden, wat David hier zegt, namelijk dat Hij is de levende God. Dat wil zeggen, die God, Die altijd leeft, en Die de ziel het leven geeft. Het is die God, Die Zijn oren dag en nacht open heeft voor het geroep Zijner ellendigen. Het is die God, Die met Vaderlijk en liefderijk mededogen Zijn arme, zuchtende volk hier in dit Mesech der ellende in al de verdrukking en onderdrukking gadeslaat en Die de hoop Zijner ellendigen niet vergeet. O, wat heeft David toch van al de verdrietelijkheden van dit moeitevolle leven rijkelijk zijn deel gekregen. Onderdrukkingen van mensen zijn hem niet gespaard gebleven; ja zelfs zijn eigen kind heeft de verzenen tegen hem verheven. En in dit alles was het die helse drijver, die zijn ziel benauwde. O, die drijver, die Gods volk hier altijd maar achter zich heeft en die hen nooit met rust laat. Ze zullen het weten straks, dat ze uit de grote verdrukking komen. Maar wat zal dat zijn, als ze in die eeuwige gemeenschap van God drieënig zullen verkeren, waar'^-die helse benauwer hen niet meer beangstigen of verschrikken kan. Naar die eeuwdge gemeenschap Gods ging ook het hart van David uit O, die oude berijming drukt de zieledorst van David zo innig en levendig uit, als we daarin zingen:

En spreekt bij haar met geklag: O Heer'! wanneer komt die dag. Dat ik toch bij U zal wezen En zien Uw aanschijn geprezen?

Vriend, dat zal toCh wat zijn. Nooit meer te dorsten, maar eeuwig een volle verzadiging te mogen ontvangen. Maar hier zijn we nog in Mesech en in de landstreek der Jordaan. Nu, de Heere gedenke u in Mesech en doe u geloven, dat het niet altijd Mesech blijven zal. Ontvang de hartelijke groeten van uw liefhebbende vriend

uit de landstreek der Jordaan

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 februari 1954

De Wachter Sions | 4 Pagina's

Uit de landstreek der Jordaan

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 februari 1954

De Wachter Sions | 4 Pagina's