Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Elia BIJ KONING ACHAB 3

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Elia BIJ KONING ACHAB 3

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

En Ella, de Tisblet, van de inwoners van Gilead, zeide tot Achab: zo waarachtig als de Heere, de God Israels leeft, voor Wiens aangezicht ik sta, indien deze jaren dauw of regen zijn zal, tenzij dan naar mijn woord.

1 Koningen 17 : 1

In het voorgaande stukje heb ik al iets geschreven over de plotselinge verschijning van Eha bij Achab. 'k Wil nu verder gaan. Wat zal Achab toch vreemd opgekeken hebben toen Ella zo onverwachts voor hem stond. Zou hij hem gekend hébben? Zou hij geweten hebben wie deze woestijn-mens was? Zou hij begrepen hebben wat Eha kwam doen? Ella stond onverschrokken voor Israels koning. 't Is niet hetzelfde wie of er plotseling bij ons verschijnt. Dat heeft koning Achab ook wel aangevoeld. Mogelijk zullen er onder de lezers wel zijn die Achab ibij zichzelf hebben leren kennen, die ook weten van zo'n plotselinge profetische verschijning. Toen hebt ge toch ook wel aangevoeld dat het niet goed met U stond, dat uw leven in strijd was met Gods Woord. We lezen in Gods Woord, toen de

Heere Adam na de Val onverwachts kwam opzoeken, Adam verschrok en zich verborg. Adam was niet blijde met de komst van God. We kunnen gerust aannemen dat Aohab ook niet blij geweest is met de komst van Elia. Elia was voor Achab een rustverstoordcr. Zulke mensen zien we liever maar niet binnen komen. We willen liever met rust gelaten worden. Liever gaan we door in de zonde en in het ijdel vermaak des vleeses. Doorgaan willen we naar het goeddunken van ons eigen hart. Niet alleen zij die met Achab de God hunner vaderen hebben verlaten, maar ook die. de godsdienst der vaderen bÜjven aanhangen vragen niet om zulk een verschijning. Wie wenst er het oordeel Gods aangezegd te worden? Niemand die daar op gesteld is, die daar naar verlangt. Gelukkig dat de Heere het eerst maar niet vraagt aan een mens, maar komt als het Hem belieft. En dan niet slechts zoals bij Achab, want dat was niet zahgmakend. Maar zoals de Heere kwam tot Adam, of tot Zacheus, of tot die drieduizend op de Pinksterdag. Weet ge wat ik onder het schrijven zit te denken? Misschien hebben enkele lezers daar ook al aan gedacht: Dat het wel schrikwekkend en onrustbarend is als de Heere bij ons verschijnt, maar dat het erger, veel en veel erger zal zijn als we onbekeerd plotseling voor God moeiten verschijnen. Wat zal dat toch verschrikkeüjk zijn. Eeuwig het oordeel te moeten ondergaan en dat om eigen schuld. Dat is dan geen verschijning voor een Profeet of voor een van Gods dienstknechten maar voor de Heere, de Rechter van Hemel en aarde. Dan van uit de zonden en ijdelheid zo in de eeuwige rampzaligheid. Uit de valse gerustheid in de eeuwige onrust. Uit het vleeselijk vermaak en zingenot in de eeuwige pijn. Van uit het dansen, lachen, zingen enz., eeuwig te wenen en de tanden te moeten knersen.

Mijn gedachten gaan terug naar de waterramp van 1 Febr. 1953. Toen moesten ongeveer 1700 mensen plotsehng voor God verschijnen. Daarbij, hoevelen verongelukken er dagelijks, in de lucht, te water en op de drukke verkeerswegen, die dan ook plotscUng uit de tijd voor God moeten verschijnen in de eeuwigheid. Gehefde medereizigers naar- de eeuwigheid, we mochten er toch wel acht op slaan. De verschijning van Elia bij Achab was niet aangekondigd, maar dat wij allen voor God moeten verschijnen wordt ons van 's Heeren wegen wel aangekondigd. Doch wie neemt t ter harte? Wie gelooft dat nu? Zijt gij er al eens een verslagen van harte door geworden en hebt gij al eens uitgeroepen: wat moet ik doen om zahg te worden? Hoe noodzakelijk is het toch om in de tijd door de eeuwige Borg en Middelaar met God in verzoende betrekking te komen. Om van schuld en zonde verlost te worden, om van het oordeel Gods te worden bevrijd. En waar die weg door God zelf is geopend, zou het ons toch fleen rust moeten laten, maar dag en nacht Werkzaamheden moeten geven om toch geholpen te mogen worden ter bekwamer tijd. O. dat ge toch geen vreemdeling mocht blijven Van die volkomen Zaligmaker, Die nu verhoogd is aan des Vaders rechterhand om daar voor al zijn duiurgekochte nu , voor God te verschijnen in hun plaats. Als dat niet waar was, zou de bekommerde kerk geen hope hebben ooit voor God te kunnen verschijnen. O, wat ziet dat bedroefde volk er naar uit dat Christus hun zaken toch eens mag afhandelen. Dat volk heeft kennis gekregen van die hfwendige droogte, van die hete zonnestralen Van Gods toorn over de zonde. O, wat kan het inwendig treuren, schreien, bidden, smeken:

Denk aan het Vaderlijk meedoogen. Heer, waarop ik biddend pleit; Milde handen, vriendelijke ogen, Zijn bij U van eeuwigheid Sla de zonden nimmer ga. Die mijn jonkheid heeft bedreven; Denk aan mijn tooh in gena. Om Uw goedheid eer te geven.

O wat kan er bij de levende kerk een zielsbegeerte zijn om het aangezicht Gods te mogen aanschouwen. Zulk een ziel verstaat de dichter van Ps. 42. Ja, bij ogenbükken iingt zulk een ziel in ontroering mede:

Als een hert gejaagd, o Heere, Dat verse water begeert. Alzo dorst mijn ziel ook zere. Naar U mijn God hoog ^geëerd, En spreekt bij haar met geklag: O Heer! Wanneer komt die dag, Dat ik toch bij U zal wezen. En zien uw aanschijn geprezen?

Dat is een volk over wiens hoofd al de grote waterstromen zijn heengegaan. Doch de Heere heeft ze bijgestaan. Was dit niet waar, ze zouden zijn omgekomen. Vandaar dat ze ia de donkere nachten van het zieleleven, wd eens uitroepen:

Maar de Heer, zal uitkomst geven. Hij die daags Zijn gunst gebiedt; 'k Zal in dit vertrouwen leven. En dat melden ia mijn lied; 'k Zal zijn lof zelfs in de nacht Zingen, daar ik Hem verwacht; En mijn hart wat mij moogt treffen. Tot de God mijns levens heffen.

Ik ben onder het schrijven van de tekst afgedwaald en wil dus terugkeren tot Elia bij Achab. Wie was die Elia toch wel die zo plotsehng voor Achab verscheen? Daarover D.V. een volgende keer anders ben ik bang dat mijn stukje te lang wordt.

T.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 juni 1954

De Wachter Sions | 4 Pagina's

Elia BIJ KONING ACHAB 3

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 juni 1954

De Wachter Sions | 4 Pagina's