Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE NOORDEN- EN ZUIDENWIND 1

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE NOORDEN- EN ZUIDENWIND 1

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ontwaak, noordenwind, en kom, gij zuidenwind, doorwaai mijne hof, dat zijne specerijen uitvloeien. O, dat mijn Liefste tot Zijne hof kwame, en ate Zijne edele vruch' ten. Hooglied 4:16.

De werking des 'Heiligen Geestes wordt in Gods Woord bij een wind vergeleken. De Heere Jezus Zelf heeft tot Nicodemus gezegd: De wind blaast, waarheen hij wil, en gij hoort zijn geluid; maar gij weet niet, van waar hij komt, en waar hij heen gaat; alzo is een iegelijk, die uit de Geest geboren is. En als we nu de bruid in het Hooglied de bede horen doen om het ontwaken van de noorden- en de zuidenwind, dan heeft ze daarmede het oog op de onderscheidene, maar ook zo nuttige en heilzame werkingen van Gods Geest. Ze vraagt, of die noorden- en zuidenwind haar hof zou willen doorwaaien. Door die hof kunnen we verstaan, de hof van Gods kerk in haar geheel, of ook wel de hof des harten van de gelovigen in het bijzonder. Als ei van Gods kerk als een hof gesproken wordt, dan wordt daarmede wel een zeer passend en treffend zinnebeeld voor haar gebruikt. In het 12e vers van ditzelfde hoofdstuk waarin wij deze bede van de ibruid kunnen vinden, lezen we dat de hemelse Bruidegom Zijn Bruid Zelf als een hof aanspreekt, als Hij zegt: Mijne zuster, gij zijt een besloten hof, een beslotene wel, een verzegelde fontein. Er zijn tussen de kerk des Heeren en een hof, treffende vergelijkingen te vinden. Een hof wordt naar een voorafgemaakt bestek, met kunst en arbeid aangelegd. Zo is het ook met de kerk des Heeren. In het eeuwig raadsbestek des Allerhoogste is die kerk tot de zaUgheid verordineerd en in de tijd wordt ze door de bearbeiding des Heiligen Geestes Hem tot een eigendom gemaakt. Zo spreekt Hij van haar, als • een spruit Zijner planting, een werk Zijner handen, opdat Hij verheerlijkt wordt. Christus is in het bijzonder de grote Hovenier, Die die hof verzorgt, bewaart en onderhoudt.

En nu wordt in het 12e vers die hof een besloten hof genoemd. Een hof is een afgezonderde en een besloten plaats, omringd van een heining, voorzien van een poort en een deur. De kerk is afgezonderd van de wereld, als een volk dat alleen woont. Zij is omheind door de almachtige bescherming der Goddehjke genade. God stelt heil tot muren en voorschansen. En Christus is die enige Deur, waardoor men in "kan gaan in die hof als de ware stal der schapen. Maar dat nu die hof zo goed gesloten is, wijst er ons op, dat die hof vanwege de kostelijke, duurzame en uitnemende vruchten die er in groeien, van een te grote waarde is, dan dat men die zo maar onverzorgd zou achterlaten. Een hof waarin niet Zulke kostelijke specerijen worden gevonden, behoeft men niet zo welverzorgd toe te sluiten. De 20 vele kerkelijke richtingen in onze tijd, die het kenmerk van de ware kerk min of meer verloren hebben, kunnen zich dan ook in een isolement niet thuis gevoelen, maar trachten mèt elkander in gemeenschap te komen. Nu ja, als er nu toch eenmaal niet zulke waardevolle specerijen in de hof meer zijn, dan behoeft men ook niet zo 'bang te wezen, dat de aangelegde perken en beplantingen door vreemde indringers beschadigd worden. De zuivere leer der waarheid wordt over het algemeen losgelaten en als dat zo is, dan kan men gerust aan de gevaarlijkste ketters en de oppervlakkigste dwaalleraars de hand wel bieden. Maar Jezus' kerk is een besloten hof, waar de vijanden van de zuivere waarheid niets mee beginnen kunnen. „Dat zijn mensen, zo zeggen ze dan, waar ge nu eenmaal niets mee beginnen kunt. We zouden zo gaarne samen willen werken, maar ze lenen zich nergens voor. Als we nog eens een verzoek om samenspreking naar hen toe sturen, dan wordt dat slechts voor kennisgeving aangenomen. Die mensen denken zeker, dat ze het nu eenmaal beter weten." Neen, die mensen zullen Jeruzalem wel alleen bouwen. Daar hebben ze Sanballat de Horoniet en Tobia de Ammonietische knecht en Gesem de Arabier niet voor nodig. Ge zult die mensen in een Wereldraad van Kerken nic.t vinden. En zeker, er Vi^oidt daarom van hen^gezegd, dat ze niet vrij zijn van Doperse mijdingen, maar dat etiket nemen ze wel op de koop toe.

Maar zal nu de besloten hof vruchtbaar kunnen zijn, dan moet er toch ook de noorden- en de zuidenwind des Geestes aan te pas komen. Passen we dit nu eerst even toe op de kerk des Heeren in haar geheel, dan zien we dat de noordenwind zeer nuttig is en aan de zuidenwind vooraf moet gaan. Voor de noordenwind is men over het algemeen in de vele kerkelijke richtingen die er in onze dagen zijn, nog al erg bang. Men wil graag vrede houden en wil daarom het liefst alle mogelijke problemen die zich voordoen maar op een broederlijke wijze opgelost zien. „Al die haat en nijd, daar hebt ge niets aan, " zo zegt men. Men moet wat over zijn kant kunnen laten gaan. Maar met al die broederlijke liefde, staat het onkruid in de hof welig te tieren. In de hof van Koning Jezus moet de noordenwind waaien, opdat de waarheid Gods zuiver en onvervalst bewaard zal blijven. En in de prediking is het ook noodzakelijk, dat de noordenwind aan de zuidenwind vooraf zal gaan, opdat men niet met een gestolen en aangegrepen Jezus de' reis naar de eeuwigheid zal wagen, zich beroemende in zulk een , , liefelijk Evangelie" waar zo velen in onze tijd bedrogen mee uitkomen. De ploegschaar van de Wet moet aan de bemesting van de akker met het Evangelie der genade ook in de prediking voorafgaan. Die Wet stelt de mens zijn schuld, zijn ellende, zijn dood- en doemstaat voor ogen. En wordt de prediking van die Wet als middel in Gods hand tot de innerlijke ontdekking van de zondaar dienstbaar gesteld, dan komt er voor het Evangelie plaats en anders niet.

En och, het ware te wensen, dat de noordenwind des Geestes zich alzo nog eens paren mocht met de bediening van Gods Woord, gewis het zou er in Gods kerk ook wel heel wat anders uit zien. Het is waar dat Gods Geest naar de belofte van Christus, van Zijn kerk nooit geheel zal wijken, maar dat neemt niet weg dat er tijden kunnen zijn, waarin Die Geest zeer weinig meer werkt. Dan is die kerk gelijk aan een vallei van dorre doodsbeenderen, zoals aan Ezechicl vertoond werd. En dan zal het moeten worden: Gij Geest, kom aan van de vier winden, en blaas in deze gedoden, opdat zij levend worden. Godsdienst kan er genoeg zijn, doch zonder leven, en godzaligheid kan er ook genoeg zijn, doch zonder kracht. Maar waar vindt men nog het zuivere hartvernieuwende- en ontdekkende genadewerk des Geestes? De noordenwind wordt gemist! Vandaar dat men zulk een zoetsappig Christendom krijgt, dat met wat aandoeningen van het gemoed bekeerd is en de mond vervuld heeft van liefde, maar van het recht niets weet, noch van die smartelijke hartgrondige ontdekkingen die de mens zichzelf doen kennen in zijn ware ge^ daante, in zijn afschuwelijkheid en monstcrachtigheid voor het heilig oog van God. Maar omdat dat gemist wordt, is er over het algemeen voor een ontdekkende waarheid geen plaats meer en hoewel men die nog wel toe wil stemmen, zo moet men er in de grond van zijn hart niets van hebben en betoont men dat door toch het meeste zijn smaak te vinden in een prediking waarin men opgebouwd wordt. Gewis, als men op dat alles ziet, dan is het nu toch zeker ook wel een droeve tijd. Wat de apostel aan Timotheüs heeft geschreven, geldt zeker ook wel van nu, dat er een tijd zal komen waarin men de gezonde leer niet meer zal kunnen verdragen, maar kittelachtig zijnde van gehoor, zal men zich leraars opgaren naar zijn eigen begeerlijkheden en zijn gehoor van de waarheid afwenden en zich wenden tot de fabelen. Ja wind is er genoeg in de kerk, maar wind van allerlei leer. En Efraïm weidde zich ook met wind en jaagde de oostenwind na. We hebben echter de noordenwind des Geestes nodig.

Br.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 november 1954

De Wachter Sions | 4 Pagina's

DE NOORDEN- EN ZUIDENWIND 1

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 november 1954

De Wachter Sions | 4 Pagina's