Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

UIT MESECH

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT MESECH

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Aan mijn geliefde vriend in de landstreek der Jordaan.

Geliefde Vriend!

Hoe verder we komen in de 119e Psalm, hoe meer we gaan zien wat of die Psalm ons voor deze tijd te zeggen heeft. Daarom is de waarheid zo vertroostend vriend, omdat we daarin precies kunnen vinden, wat of de kerk door alle eeuwen heen ervaren moet. We hebben reeds bij de overdenking van de vorige verzen gezien, welke tegenstand David ondervinden moest in het vastkleven- aan Gods getuigenissen. Dit moeten we bij de overdenking van de 119e Psalm goed in onze gedachten houden, omdat David iedere keer zijn klachten laat horen uit de diepte der benauwdheid waarin hij ook vanwege zijn bestrijders van buiten moest verkeren. Zo zegt hij nu in vers 53: Grote beroering heeft mij bevangen vanwege de goddelozen, die Uwe wet verlaten. We hebben in onze vorige brief gezien, hoe dat hij door de hovaardigen werd bespot en hoe dat hij er zich mee mocht troosten, als hij gedacht aan Gods oordelen van ouds aan. Dat was zijn troost onder alle bespottingen van de hovaardigen, dat God hem hope had gegeven op Zijne toezegging waarin Hij hem had beloofd, hem in zijn standvastig aankleven van de waarheid niet te zullen beschamen. Ook was het zijn troost, als hij zich te binnen mocht brengen hoe dat God door Zijn oordelen van ouds aan.

de vijand altijd ten val gebracht had en de waarheid had doen zegevieren.

Maar nu moest men niet denken, dat David uit een onheilige lust tot wraak, zich reeds in de ondergang van zijn vijanden verblijdde. Neen, hij zegt, dat grote beroering hem bevangen had vanwege de goddelozen, die Gods wet verlieten." Hij geeft daarmede te kennen, dat het hem had aangegrepen en dat hij er onder gebukt en gebogen had gegaan, als hij zag dat de waarheid Gods zo schromelijk verlaten werd. Zou het, ziende op het algehele verval van een land en volk, Gods volk niet aangrijpen, dat de geboden des Heeren met voeten vertrapt en vertreden worden? Zou het de ziel van de oprechten in de lande geen smart doen, als Gods dag ontheiligd en Zijn Naam dagelijks gruwelijk gelasterd en misbruikt wordt? Zou grote beroering hen niet bevangen, als ze bedenken hoe dat hun volk zich door de toenemende goddeloosheden rijp maakt voor een gewisse ondergang? Ze weten het toch dat Gods rechtvaardige oordelen over de zonden niet kunnen uitblijven. Ze zoeken het goede voor hun land-, stads- en dorpsgenoten. Dat zoeken ze aan de troon der genade, want hun smekingen zenden ze ook op voor al degenen die over hen gesteld zijn en dat opdat er een handelen mocht zijn naar de inzettingen des Heeren, waarop alleen Zijn zegen maar zal kunnen rusten. Het benauwt hen dan ook als ze de zonden zien doorbreken, allereerst omdat die lieve wet des Heeren daardoor gruwelijk vertrapt wordt en dan ook omdat ze weten dat men daarmede zijn eigen kuil graaft, waarin men gewisselijk vallen zal.

Maar ook worden ze er door beroerd, als ze zien dat de waarheid Gods hoe langer hoe meer verlaten wordt en dat door degenen met wie ze samen in het kerkelijke leven optrekken. Ze zullen dan ook niet kunnen laten om daar hun stem nog tegen te verheffen en te trachten om de stroom te keren, die de kerk' binnendringt om haar te brengen tot een steeds dieper verval. Ze zien de oppervlakkigheid en de wereldgelijkvormigheid steeds meer doordringen en alzo de wet des Heeren verlaten worden. Ze zien ook, hoe dat de beschouwende kennis steeds meer op de troon komt en ze zien ook waar het met al dat dominees kweken naar toe gaat. Maar ze zien ook, dat er voor hun woorden geen plaats meer is en dat het ten slotte daar op uitloopt, dat hun stem tot zwijgen wordt gebracht. Dat grijpt hen aan, want ze zoeken het kwade niet, maar wel het goede. Grote beroering, zegt David, heeft mij bevangen vanwege de goddelozen, die Uwe'wet verlaten. Het beroert hen, als ze zien dat de waarheid Gods steeds meer verdonkerd wordt. Zodoende wordt de onwetendheid steeds groter en zijn er steeds meer die geen oren meer hebben om te horen wat of er in die holle, geestledige en oppervlakkige prediking gemist wordt. Och vriend, dat is in deze tijd toch wel duidelijk te zien. Nog slechts enkele jaren en ge zult de oude schrijvers in de woningen niet meer vinden. Men neemt er de moeite niet meer voor om de oude druk te leren, wat men wel zou doen, als men zien zou welk een geestelijk voedsel er in die geschriften nog te vinden is. Maar men kan nu - nog al erg veel genoegen vinden in de preken die in deze tijd verschijnen en in de laatste jaren het Hcht gezien hebben. En het weinige goede wat daar nog bij mag zijn, wil ik niet miskennen, maar men (grijpt juist naar dat geschrijf waar voor de ziel geen voedsel in te vinden is. Waarin geen geestelijke leringen en heilrijke onderwijzingen voor de ziel te vinden zijn.

Maar zodoende raakt de kennis van de prakticale waarheid steeds meer zoek en zodoende is er voor die enkelingen die daarnaar nog zoeken geen gehoor meer. Zou Gods volk dat niet met droefheid aanschouwen? Zou het hun ziel geen leed doen, als ze zien hoevelen er zijn die opgaan in wat niet anders dan dode letterwijsheid is, terwijl dat kostelijke goud vertrapt en vertreden wordt? Gewis, daar kan hun ziel onder wenen en grote beroering heeft hen bevangen, omdat die waarheid waarin een schat van geestelijk leven en onderwijs te vinden is, zo verlaten wordt. En dan zwijg ik nog maar over degenen die zo vermetel zijn, dat ze durven zeggen, dat ze vrijmoedig durven zeggen dat ze nu meer geestelijk licht hebben dan de schrijvers van drie eeuwen geleden. Maar laten ze dan van mij hun geestelijk licht maar houden. Ik hoop er voor bewaard te blijven om er bij op de leerschool te gaan.

David mocht door alles heen, vastkleven aan Gods getuigenissen. Hij zegt in vers 54: Uwe inzettingen zijn mij gezangen geweest, ter plaatse mijner vreemdelingschappen. Hij moest het toch steeds meer door al die omstandigheden ervaren, dat hij hier in het vreemdelingsland was. Geheel de aarde is een vreemdelingsland voor Gods volk. Maar David zegt: ter plaatse mijner vreemdelingschappen. En dat geeft ons te kennen, dat Gods volk op bijzondere plaatsen en in bijzondere tijden en omstandigheden kan komen, dat ze zich vreemdeling moeten gevoelen. Dan verkeren ze dus eigenlijk in de druk. Dan zien ze zich zo alleen en dan r-evoelen ze zich soms zo • van alles verlaten. Maar in die druk nu, waren de inzettingen des Heeren gezangen voor David geweest. Gezangen zijn liefelijk en aangenaam en kunnen de ziel opwekken en verblijden. Men zegt wel eens vriend: Ontberen doet waarderen. En dat is zeker, dat hoe meer Gods volk in de gewone weg die zielvoedende waarheid missen moet, hoe zoeter en hoe aangenamer het verborgen onderzoek daarvan hun ziel kan zijn. Hoe kan dan toch hun ziel daardoor nog innerlijk verkwikt worden. O, dan moeten ze toch zeggen: Bij deze dingen leeft men, en in dit alles is het leven van mijn geest. Al zijn ze er ook voor hun ziel niet mee gered en geholpen en al moeten ze er mee in dezelfde bekommering blijven verkeren, er ligt toch iets in die waarheid waardoor hun ziel er toch zo onuitsprekelijk aan verbonden is. Het hart wordt er toch in verklaard en het leven ligt er in waar dat hun ziel naar haakt. Nu vriend, het mocht U nog maar een beetje tot versterking dienen in de landstreek der Jordaan. Ik kijk al uit naar het vervolg over het Jubeljaar. Ontvang de hartelijke groeten van

Uw liefhebbende vriend in Mesech.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 december 1954

De Wachter Sions | 4 Pagina's

UIT MESECH

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 december 1954

De Wachter Sions | 4 Pagina's