Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

UIT DE LANDSTREEK DER JORDAAN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE LANDSTREEK DER JORDAAN

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Aan mijn geliefde vriend in Mescch.

Geliefde Vriend!

Zo zouden we dus deze keer nog iets schrijven over 't Jubeljaar, en dan wel in het bijzonder over de hemelse erfenis, in welks bezit de kerk eeuwig zal worden gesteld. Van de hemel wordt in de Schrift gesproken als het paradijs Gods. Zo heeft Christus tot de moordernaar aan het kruis gesproken. Heden zult gij met Mij in het paradijs zijn. Paulus zegt, dat hij is opgetrokken geweest in het paradijs. En in Openbaring 2 lezen we dat Christus zegt: Die overwint, Ik zal hem geven te eten van de Boom des levens, die in het midden van het paradijs Gods is. Christus is de Boom des levens, die in het midden van het paradijs Gods is. In het aardse paradijs stond ook een boom des levens tot verzegeling van de belofte van het werkverbond, waarin God het leven toezegde op de gehoorzaamheid aan de wet. Toen Adam gevallen was, sprak de Heere echter; Ziet, de mens is geworden als Onzer een, kennende goed en kwaad! Nu dan, dat hij zijn hand niet uitsteke, en neme ook van de boom des levens, en ete, en leve tot in eeuwigheid. Waar Adam aan de boom der kennis des goeds en des kwaads zich de dood gegeten had, daar kon hij aan de boom des levens zich niet meer het leven eten. Adam werd verdreven uit de hof van Eden en God stelde cherubim tegen het oosten van de hof van Eden, en een vlammig lemmet eens zwaards, dat zich omkeerde, om te bewaren de weg van de boom des levens. Maar als nu van de hemelse heerlijkheid als het paradijs Gods in de Schrift gesproken wordt, dan geeft dat te kennen dat er door Christus een hersteüing plaats vindt in zijn vorige gelukstaat, maar dan veel heerlijker, want in de staat der rechtheid was Adam valbaar, maar de gelukzaligheid die door Christus verdiend is, is onverliesbaar. Dat is een gelukzaligheid die verkregen is door Hem als het tweede Verbondshoofd, niet van het verbond der werken, maar van het verbond der genade. Hij heeft in de inwiUiging van de eisen van dat verbond de volle

prijs betaald om Zijn volk daardoor de vorige erfenis vrij te kopen. We hebben er reeds over geschreven, dat men met het Jubeljaar wederkeerde tot zijn vorige bezitting. Welnu, daarin lag dan ook duidelijk voorgesteld, dat Gods volk ook weer gebracht wordt tot het bezit van de vorige erfenis. De erfenis mocht in Kanaan niet vervreemd worden van haar eerste bezitter. Vandaar dat God bevel gaf dat men zijn dienstknecht die zich uit armoede had moeten verkopen, met het Jubeljaar weer moest laten vrij uitgaan en hem in het bezit van zijn vaderlijk erfgoed stellen.

God heeft Zijn kerk van eeuwigheid verkoren tot de zaligheid en tot het bezit van de onverderfelijke onbevlekte en onverwelkelijke erfenis, die in de hemelen voor haar bewaard blijft. En alhoewel de uitverkorenen zich met alle mensen door de val in Adam in de diepste ellende gebracht hebben in het verlies van de ware zaligheid, zo was toch die zaUgheid hun erfenis krachtens Goddelijke verkiezing. Daarom moest Chris- • tus die voor hen terug verdienen. Door het snoer en het lot werd aan Israël in Kanaan de erfenis toegedeeld. De Goddelijke voorzienigheid bepaalde het dus naar Zijn welbehagen, waar de stammen Israels wonen zouden. O dat hemelse Kanaan is toch zulk een onverdiende erfenis! Die in dat hemelse Kanaan komen die zullen het weten, gelijk er van het inbezitneming van het aardse Kanaan door Israël in de 44e Psalm staat geschreven: Want zij hebben het land niet geërfd door hun zwaard, en hun arm heeft hun geen heil gegeven; maar Uwe rechterhand, en Uw arm, en het hcht Uws aangezichts, omdat Gij een welbehagen in hen had. Dat zal toch de eeuwige jubelzang van de verloste schare voor de troon zijn: Door U, door U alleen, om 't eeuwig welbehagen!

Van die zaligheid die hier namaals zal worden gesmaakt, wordt hier aan deze zijde toch al wat gekend. Het zal Gods volk hier niet onbekend blijven wat of de rampzahgheid in de hel zal zijn, maar ook niet wat of hen in de hemel te wachten staat. Dan hebben ze er toch met de dichter van Psalm 16 wel eens wat van ervaren: De snoeren zijn mij in Hefelijke plaatsen gevallen; ja, een schone erfenis is mij geworden. Duizenden verheugen zich in een ingebeelde hemel, die niet weten wat er in de hemel te doen is en die de hemel zich slechts voorstellen als een plaats van vleselijke genietingen. Ze betonen het echter in hun gehele leven dat ze aan de aarde verknocht zijn en dat hun deel in dit leven is, omdat ze nog nooit iets van die hemelse vreugde en blijdschap in waarheid hebben leren kennen. Maar die ooit, al is het ook in de minste mate, wat hebben mogen proeven van die zahgheid die in het hemelse Kanaan de kerk is bereid, die zijn toch gasten en vreemdelingen op de aarde geworden. Hun ogen hebben een vergelegen land aanschouwd en die ogen die eens gezien hebben, zullen niet meer terugzien. En zeker, we hebben het in onze vorige brief al gezien dat het bij dat volk niet altijd even ruim is en zelfs al mogen ze verzekerd zijn van hun staat voor de eeuwigheid, de dood kan hen menigmaal nog zo afschrikken. Het is de laatste vijand die teniet gedaan wordt. Maar een betaling voor de zonden is die dood niet meer, maar een doorgang tot het eeuwige leven. En zij die in Christus leven, ontslapen en sterven ook in Hem. Over hen die deel hebben aan de eerste opstanding, heeft de tweede dood geen macht. ZaUg zijn de doden, die in de Heere sterven, van nu aan. Ja, zegt de Geest, opdat zij rusten mogen van hun arbeid; en hun werken volgen met hen. O dat zal wat zijn, als dat hemelse Jubeljaar in volmaaktheid zal aanvangen, om nooit meer te eindigen. Daar zal geen slaafse gebondenheid meer zijn en de zonden geen macht meer over hen hebben. Zo heeft Job de betekenis van het Jubeljaar ook verstaan, als hij zeide: Daar houden de bozen op van beroering, en daar rusten de vermoeiden van kracht; daar zijn de gebondenen te zamen in rust; zij horen de stem des drijvers niet. De kleine en de grote is daar; en de knecht vrij van zijn heer. En o vriend, hoe zal ik in staat zijn. om te beschrijven waarin die hemelse gelukzaHgheid zal bestaan. De apostel Johannes heeft bij benadering er de heerlijkheid van mogen beschrijven zoveel als dat de mens hier op aarde er wat van zal kunnen zien liggen, als hij zo zegt in I Joh. 3 : 2: Geliefden, nu zijn wij kinderen Gods, en het is nog niet geopenbaard, wat wij zijn zullen. Maar wij weten, dat als Hij zal gekomen zijn, wij Hem zullen gelijk wezen; want wij zullen Hem zien, gelijk Hij is.

Die zaligheid zal toch in niet minder bestaan, dan in de eeuwige gemeenschap met een Drieënig God, terwijl Christus in de glans Zijner Goddelijke heerlijkheid in Zijn menselijke natuur eeuwig zal worden aanschouwd. Gewis, dat is een grotere gelukzaligheid dan waar Adam in de staat der rechtheid in heeft gestaan. Toen was Christus als Middelaar niet nodig. Nu zal aan Hem eeuwig de dankzegging en de aanbidding worden toegebracht, als de verloste schare met de vier en twintig ouderlingen zal nedervallen voor de troon, om het geslachte Godslam toe te roepen: Gij hebt ons Code gekocht met Uw bloed!

En nog heerlijker zal die gelukzaligheid zijn, als na de dag des oordeels de volkomen verlossing naar ziel en lichaam beide de kerk zal geschonken zijn. O vriend, met die grote dag des oordeels zullen de bazuinen geblazen worden, om dat volk het eeuwige Jubeljaar aan te kondigen. Het zal een dag van verschrikking zijn voor alle goddelozen, maar de dag van de grootste blijdschap voor het volk Gods. Dan zal die gezegende Middelaar de uiterste trap van Zijn verhoging hebben bereikt. Daar moest toch de kerk wel meer naar verlangen en dat omdat die Koning het zo waardig is om die kroon Zijner heerlijkheid te ontvangen. Ik zou werkelijk nog zin krijgen om daar ook nog wat over te schrijven, Voor dit maal moet ik echter weer afbreken. Ontvang de hartelijke groeten van

Uw liefhebbende vriend uit de landstreek der Jordaan.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 december 1954

De Wachter Sions | 4 Pagina's

UIT DE LANDSTREEK DER JORDAAN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 december 1954

De Wachter Sions | 4 Pagina's