Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Elia in het klaaghuis te Zarfath 17

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Elia in het klaaghuis te Zarfath 17

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

En het geschiedde na deze dingen, dat de zoon dezer vrouw, de waardin van het huis, krank werd; en zijn krankheid werd zeer sterk, totdat geen adem in hem overgebleven was. En zij zeide tot Elia: Wat . heb ik met U te doen, gij man Gods? Zijt gij bij mij ingekomen om mijne ongerech' tigheid in gedachtenis te brengen en om mijne zoon te doden? En hij zeide tot haar: Geef mij uwe zoon, enz. 1 Koningen 17:17—24

En Elia zeide: Zie, uw zoon leeft. Wat een wonderlijk gezicht is dat voor die moeder geweest. Dat is toch nog heel wat meer als dat er gezegd wordt: Zie, uw zoon of dochter heeft goede vorderingen gemaakt op deze of gene school. Geheel anders is het gezegde: Zie, uw zoon is een der voornaamste spelers op het gebied van sport. Of, zie uw dochter heeft weer een nieuw record gemaakt bij het zwemmen, springen of hardlopen. Neen, hier staat niet: Zie, uw zoon is kampioen geworden of gedecoreerd, maar zie, uw zoon leeft. Wat is het laatste toch een blijde tijding. Vindt U het niet heel erg als .tot U gezegd moet worden: Zie, uw zoon of uw dochter is dood. 't Is toch maar een van beiden. En gij zonen of dochters, wat kan van U gezegd worden? Vindt U het zelf niet verschrikkelijk dat van U nog gezegd moet worden: Zie hij of zij is dood. Doch velen weten niet en beseffen

niet wat leven of dood is. Zij hebben geen kennis aan het een noch aan het ander. Ze zijn dood voor de dood. Ze leven op aarde alsof er geen God en eeuwigheid te wachten staat. Is dat leven, zich vermaken in de ijdelheid? Is dat leven als ge U buiten adem loopt achter een voetbal? En wat denkt ge als ge uw vermaak zoekt in bioscoop en danszalen dat dat leven is? Of als ge uw hart ophaalt in de feesten, is dat leven? Is dat leven als U niet meer geeft om God of gebod? Als U niet wilt denken aan uw arme onsterfelijke ziel, is dat leven? Als U voort blijft hollen zonder te denken aan uw eeuwige toekomst, is dat leven? O zonen of dochteren sta eens stil. Uw leven eindigt hier op aarde. En dan nooit geestelijk leven gehad te hebben? Wat zal dat erg zijn. Te laat aan de weet komen wat leven is, zal verschrikkelijk zijn. Eeuwig dat leven te moeten missen. Eeuwig de dood te moeten aandoen, wat zal dat een bange gewaarwording zijn. Ook voor kinderen en jonge mensen. Hier in de geschiedenis gaat het over een kind. Hoe kunnen de jonge kinderen als ze gezond zijn, spelen en dartelen, stoeien en ravotten. Een lust soms om te zien. Maar... is dat leven dat blijft en nooit vergaat? Is dat leven waarin God wordt verheerlijkt? Is dat leven waarin de ziel zijn vermaak in kan vinden? Neen toch. Ook jonge kinderen als de Heere een nieuw leven verwekt in de ziel wordt de lust en het vermaak van het aardse weggenomen. Dat is leven als een kind niet meer mee kan doen zoals voorheen. Als een kind niet meer gerust door kan leven. Als het aan de weet komt dat het ongelukkig is. Dat het zo niet sterven kan. Dat het wel eens verborgen plaatsen opzoekt en zijn kinderhart voor de Heere uitstort. Zulke kinderen zijn wel eens blij als ze 's avonds onder de dekens, hun hoofd in het kussen verbergende, hun tranen vrij kunnen laten vloeien. Soms weet niemand daar iets van. Menigmaal zijn ze ook bang dat ze zo zullen sterven. En dat zijn ze zich goed bewust dat dat niet kan. Ze lezen wel graag bekeringsgeschiedenissen van kinderen. Hoe dat ging. Hoe oud die kinderen waren. Of die kinderen ook wel zo veel zonden hadden enz. Ze vragen zichzelf wel eens af: Zou dat voor mij ook nog kunnen dat ik bekeerd word? O wat is het een voorrecht als de Heere nog in kinderharten wil werken. Wat horen we er weinig van in onze dagen. Niet van kinderen, niet van jonge mensen en ook niet van oudere. Daarom is het zo'n vreugde als er gezegd kan worden: Zie, uw zoon of uw dochter leeft. En het grote voorrecht voor diegene die het te beurt mag vallen. Is het ooit van U gezegd mogen worden? In de staat der rechtheid daar was het leven zonder moeite en verdriet. En door gehoorzaamheid hadden we 'het eeuwige leven kunnen verdienen. Dat eeuwige leven hebben we versmaad, veracht, verzondigd. Doch nu het eeuwige wonder dat het Gode behaagd heeft Zijn geüefde Zoon te stellen tot een rantsoen. Christus heeft de dood vernietigd en het eeuwige leven aangebracht. Een leven dat hier op aarde in de harten der Zijnen wordt ingeplant. Een leven dat zal eindigen om met ziel en lichaam beide eeuwig God te dienen. Hem eeuwig te Ueven en te loven. Een leven dat dan nooit meer zal kunnen zondigen. Nooit meer vallen. Nooit meer in de ellende. Nooit meer gescheiden. Nooit geen dodigheid meer. Maar eeuwig leven in de volle zin des woords. Welnu op aarde is er voor een levendgemaakte ziel geen leven buiten Christus.

Zelf heeft Hij ook betuigd: Ik ben de weg, de waarheid en het leven. En op een andere plaats zegt Hij: Die Mij vindt, die vindt het Leven en trekt een welgevallen van de Heere. Kent U ook dat leven dat het om Christus te doen is? Hebt U ook wel eens in oprechtheid uitgeroepen: , , Geef mij Jezus of ik sterf, want buiten Jezus is geen leven, maar een eeuwig zielsverderf." Wat was het toen benauwd in uw zieleleven. Wat openbaarde ge toen toch een onhoudbare liefdesdrang tot Jezus. Wat krijgt dan de kruistriumf van Christus een waarde als dat heilgeheim geopenbaard wordt. Immers heeft Christus door zijn dood en opstanding de oorzaak van onze eeuwige honger en kommer, n.1. de zonden weg-^ genomen. Christus zelf getuigt: Die in Mij gelooft zal leven al ware hij ook gestorven. Nu, we willen eens zien wat dat wonder te Zarfath uitwerkte bij de moeder van die zoon. Moet ik dat nog gaan schrijven? Velen zullen mij wel in ge­ dachten vooruit zijn en zeggen: Natuurlijk is die moeder uitermate blij geweest. Haar klagen en droefheid is natuurlijk opgehouden. Daar is vanzelf feest van gevierd. Dat klaaghuis is veranderd in een huis van vreugde. Wat zullen moeder en kind elkander omhelsd hebben. Dit grote wonder is niet zo maar voorbij gegaan. Voorwaar de dood is hier geweken. Dan mag men toch wel dankbaar zijn. Dan mag men toch wel een extra feest aanleggen. Dan mag men toch wel een bizondere maaltijd aanrichten. Dan mag men toch wel een glaasje drinken op de goede afloop. Ja, zo redeneert de natuurlijke mens. En dan eindigt men met de weldaad in vleselijk genot, k Heb eens gelezen van iemand die was aan het werk op een hoge steiger aan een toren. Die map kwam van de steiger te vallen. Zijn mede-kameraden dachten niet anders als dat hij dood zou zijn. Zij snelden naar hem toe. Tot hun grote verwondering leefde die man nog en was er aan hem zelfs niets gebroken. Zij feliciteerden hun kameraad met de goede afloop en zeiden tot elkander: Nu dat kan vandaag lijden hoor. We gaan er eentje drinken op de goede afloop En ze gingen hun dankbaarheid in de herberg uitdrinlcen of wel indrinken zo gij het noemen wilt. Doch wat gebeurde? Die man die van de hoge steiger was afgevallen en daardoor geen letsel was bekomen, ward nu in de herberg dronken. Zij legden hem op een bank die in de herberg stond. En een ogenblikje later viel die man van de bank. Doch... nu was hij wel dood. Van een zeer grote hoogte afgevallen deerde hem niets en nu van nog geen meter hoogte viel hij dood. Dat was toch wel een sprake Gods. Hoe dwaas is de mens als we verlost zijn uit de gevaren of uit ellende, dat we dan eindigen in de uiting van ons verdorven bestaan. Dan gaan we eten, drinken, feesten, dansen, zingen, spelen enz. Maar de weldoener wordt vergeten. Dat zien we ook weer in onze dagen. Terwijl ik dit schrijf, Uggcn de feestprogramma's al klaar voor de a.s. 5 Meifeestviering. Dat is de dank voor de verlossing. Dat is het herdenken van de bevrijding. O we mogen wel vrezen of dat er niet wat ergers zal gaan gebeuren. We mogen wel beven voor zulk een openbaring van uitleving na de grote weldaad aan ons bewezen. Het was bij die weduwvrouw anders. Er staat van haar in vers 24: Toen zeide die vrouw tot EUa: Nu weet ik, dat gij een man Gods zijt, en dat het Woord des Heeren in uw mond waarheid is. Zij keerde zich tot haat weldoener, zij erkende Elia in zijn ambtelijke bediening. Nu weet ik, zegt zij. Niet maar van horen zeggen, maar bij ervaring. Dat is toch ook nodig in het geestelijke leven.

We zullen toch ook geloofswetenschap moeten krijgen aan de ambtelijke bediening van Christus. Van jongsaf worden wij geleerd uit het vraagboekje van Ds. Hellenbroek waarin Christus gekend moet worden. Vele jongens en meisjes kunnen dan ook wel een goed antwoord geven. Maar dat is nog geen geloofswetenschap. Dat is nog niet nu weet ik. Als de Heere het ons zaligmakend gaat leren, dan komen we wel aan de weet, dat we voorheen met onze historische wetenschap er toch nog niets van geleerd hebben. Er zijn velen in onze dagen die hebben genoeg aan de historische waarheid. Dat moet je geloven zeggen ze. En beginnen dat geloof ook anderen op te dringen. Ze nemen de gekende waarheid aan voor de persoon. Van de practijk des levens willen ze niet weten. De bevindelijke waarheid wordt veracht. Dat Christus zijn ambtswerk bij ons moet uitoefenen is volgens hen niet nodig. Daar zijn ze vijanden van. Waarom? Wel omdat ze daar in het geheel geen kennis aan hebben. Er zijn bij die mensen nooit wonderen gebeurd. Daar moet ge bij die mensen niet over praten. Ik hoorde eens een Gereformeerd Predikant zeggen toen ik met hem sprak over het bevindeüjke genadewerk Gods: Hij zei: Ik weet dat ik bekeerd ben en dat ik een kind Gods ben, maar dat ik bekeerd ben geworden weet ik niet. Hoe dat is geschied kan ik niet vertellen. Ik weet dat ik deze Heere Jezus lief heb, dat is voor mij genoeg. Hoe anders toch leest de Heere 't Zijn uitverkoren Sion. Die krijgen kennis aan Christus door wegen die zij niet geweten hebben. Door wegen van onmogelijkheid bij ons zelf. Door wegen dat wij ons zelf niet meer kunnen behouden, onze schuld en zonden niet meer kunnen verbergen, noch ontkennen, maar ook niet kunnen betalen. Dan toch eerst zal Christus gepast, onmisbaar, noodzakelijk en dierbaar worden,

T.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 april 1955

De Wachter Sions | 4 Pagina's

Elia in het klaaghuis te Zarfath 17

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 april 1955

De Wachter Sions | 4 Pagina's