Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De orde in de uitwendige roeping 7

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De orde in de uitwendige roeping 7

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

We waren zo bezig met de belijdenisschriften uit de tijd der Hervorming. Om er maar een greep uit te doen nemen we thans eens voor ons de eerste Zwitserse confessie van 1536. Daar lezen we in art. 12: Opdat echter de mensen verstaan mogen hoe Christus hun noodzakeÜjk is tot heil en zaligheid, moet men hen de grootte en zwaarte hunner zonden door de Wet en de dood van Christus op het helderst en klaarst aantonen, inscherpen en voor ogen stellen.

Slaan we verder de tweede Zwitserse Belijdenis uit 1502 eens op, dan zien we, dat onder art. 12 staat: Wij leren, dat deze wet niet gegeven is aan de mensen, opdat ze door de waarneming er van gerechtvaardigd zouden worden; maar opdat wij uit haar aanwijzing onze onmacht veeleer, onze zonde en verdoemenis leren kennen, en wanhopend aan onze eigen krachten, bekeerd worden tot Christus in geloof. De Hongaarse belijdenis van Erlauthal in 1562 spreekt al niet anders, als daar in het artikel over „Hoe ui| de Wet en uit het Evangelie God gekend wordt beleden wordt: De Wet is als een spiegel Gods en predikt de mensen met name, dat alle mensen gezondigd hebben, verstoken zijn van het beeW Gods, geneigd slechts tot het kwade, als geboeide slaven en besloten in de kerker der zonde, gele» worden door de satan en door hun eigen wil tot het kwade, en tegen God in. Alle mensen komen om, als ze niel de toevlucht nemen tot de Mid' delaar. Het EvangeHe leert dat God naar Zij" barmhartigheid zalig wil maken alle uitverkote' nen, bekeerden, en gelovenden in de Zoon «

dat wel geheel en al om niet door het geloof tot prijs der genade Gods. Zoals uit een spiegel de lelijkheid van het aangezicht gekend wordt, zo leren de mensen uit de Wet en uit de kennis Gods kennen, hoe verdorven zij zijn door de zonde. Daarom moet de kennis Gods voorgaan en die van de mens daarbij komen. En wat verderop (bij Muller, De belijdenisschriften der Geref. Kerk, op p. 270) onder „Over het Woord Gods" zegt dezelfde belijdenis, dat de Wet als een tuchtmeester tot Christus leidt. En dat ze occasioneel ten dienste der zahgheid van Gods volk wordt aangewend, waar de Heere door haar onze zonden aanwijst, verontrust en tot de Geneesmeester leidt. En niet anders spreekt de Hongaarse Belijdenis van 1562 (Muller, het aangehaalde werk op p. 408) als het daar luidt: Derhalve om met dit weinige te besluiten, is dit het eerste gebruik van de prediking van de Wet, dat er onze onnoemelijke zonden ons door worden bekend gemaakt. En als wij die zo leren ' kennen dan beginnen wij onszelf te mishagen, en komen wij bij de eerste trap van de bekering, de verbrijzeling van het hart namelijk, waarop later nog volgt de volle en oprechte belijdenis der zonden voor de Heere. Want niemand zal ooit komen tot de geneesheer, die zich zeer goed gezond acht te zijn. En het zijn van alle mensen zeker wel de minst geschikten om tot het licht der zaligheid toe te laten, dezulken, die zich verstandig genoeg achten, daar zij n.1. niet verstaan nog ooit ingezien hebben, in hoe grote duisternis zij geboren zijn. Waarom het er ook wel zo ver vandaan is, dat zij er zich ooit van losgemaakt zouden hebben, dat ze integendeel nooit opgehouden hebben zichzelf van de ene duisternis in de andere, en dat willens en wetens, te werpen. Daarop volgt dan, dat op de Wet het Evangelie volgt, en op p. 411 wordt er in dit verband verder nog gezegd: Zoals derhalve de Heilige Geest door de prediking van het Evangelie de wonde geneest, die de prediking van de Wet heeft opengemaakt en verergerd, zo zeg ik schept de Heilige Geest door de prediking van het Evangelie in ons de gave Gods waarvan dit de kracht is, dat ze terstond in Jezus Christus aanvat alwat tot de zaligheid vereist wordt, zoals we tevoren al hebben aangewezen.

Geen andere voorstelling wordt ook geboden in de Boheemse Belijdenis van 1609, (Muller, p. 459), waar onder no. 6 geleerd wordt waarom de kennis der zonde naarstig onderwezen moet worden, gezegd wordt: Deze ware onderscheidingen (tevoren al opgenoemd) moeten onze leraren naarstig inscherpen. En voor dit doel heeft God ook Zijn Wet, in twee taferelen begrepen, overgeleverd. Daardoor leren de mensen kennen, ten eerste, dat zij in zonde ontvangen en geboren zijn, en daarom van nature zpndaars 2ijn, vol van een onordelijke begeerte en geneigdheid tot alle kwaad. Vervolgens moeten ze leren kennen, dat ze met het hart, en met de ziel en in alle werken de Wet schenden, om in die weg te leren verstaan, dat zij in heel hun leven ernstig door de zonden verwond en verscheurd zijn. Na zo verder doorgegaan te zijn in de kennis der ellende en de straf op de zonde komt de belijdenis bij het Evangelie en de beloften op p. 461, en zegt daarover: Vervolgens leren de dienaren, dat die beloften, waardoor God de val van het menselijk geslacht zo troostrijk haar kracht heeft willen ontnemen, en die het Woord der genade en het heilig Evangelie genoemd worden, dat die beloften, zeg ik, uit de verborgen raad va'n de heilige Drieëenheid voortgebracht en verder verbreid, gaan over de ZaHgmaker Jezus Christus en over de door Hem voor ons verworven volle en volkomen zaligheid. En bij de uiteenzetting van de boetvaardigheid wordt daar vervolgens onderwezen: Verder ontstaat deze ware boetvaardigheid, uit de kennis der zonde en het gevoel van de toorn Gods. En tot de kennis van de zonde komen de mensen eensdeels door de prediking van de Wet en de bedreiging van de straffen jegens de weerspannigen, welke straffen daarin aangekondigd worden, en anderdeels door de verkondiging van het Evangelie, en van dat geloof, dat is in Jezus Christus, Die overgeleverd is om onze zonden en opgewekt tot onze lechtvaardigmaking. 3. Wat werkt het eerste, deel Van de boetvaardigheid in de uitverkorenen? De boetvaardigheid van deze aard is hemelsbreed verscheiden van de verschrikkingen van een Ezau en een Judas. Ze is een gave Gods, zeggen wij, en wordt tevoorschijn geroepen door de bediening van de Wet. Haar eerste graad of trap is de vrees of ontsteltenis, die de vrees voor het oordeel Gods en de eeuwige straffen de zondaren gewoonlijk toebrengt en inboezemt.

Waarvan dan een zo grote verschrikking der consciëntie, een siddering van de ziel, een angst en kommer van het hart, en een zo grote bedruktheid en droefheid ontstaat, dat de mens, verstoken van alle troost, en geheel en al in een geest van droefheid en angstvolle kommer ten uiterste bevreesd voor de schrikwekkende aanblik van een vertoornd God en Zijn brandende toorn wegvlucht, waarvan David een voorbeeld is als hij klaagt: Er is niets geheels in mijn vlees, vanwege Uwe gramschap; er is geen vrede in mijne beenderen, vanwege mijne zonden, enz. Ps. 38: 4. En deze verschrikking en waar gevoel van de zonde verandert middellijkerwijs de harten en de zielen van de gelovigen, en doet hen een afkeer krijgen van de zonde en van de lust om te zondigen. De tweede graad van de boetvaardigheid is aanwezig, als de ontdekte zondaar zo vanwege zijn eigen zonden bevreesd en bevend geworden gaat staan naar een ware bekering, in een ware bekering en een oprechte vernedering en verootmoediging van het hart tot God bekeerd wordt, en door het geloof in Jezus Christus, in Zijn barmhartigheid rustend, op Hem alleen steunt, en al mist hij alle eigen gerechtigheid geheel en al, met vertrouwen echter op de gerechtigheid van Christus tot de troon der genade Gods zijn toevlucht neemt, de barmhartigheid Gods inroept en voor zich om vergeving van de zonden bidt, en dat om niet wegens de verdienste en de genoegdoening van de eniggeboren Zone Gods, Die alleen voor onze zonden een vloek is gemaakt, opdat wij gerechtvaardigd zouden worden in Hem . .. De derde trap van de boetvaardigheid is, dat zij, die in waarheid tot God bekeerd worden het kwade gaan laten en het goede beginnen te betrachten.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 april 1955

De Wachter Sions | 4 Pagina's

De orde in de uitwendige roeping 7

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 april 1955

De Wachter Sions | 4 Pagina's