Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE KLACHT van een HOOGBEGENADIGDE APOSTEL 3

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE KLACHT van een HOOGBEGENADIGDE APOSTEL 3

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ik, ellendig mens, wie zal mij vet' lossen uit het lichaam dezes doods? Ik dank God, door Jezus Christus, onze Heer e. (Rom. 7:24 en 25).

Al wat door de apostel in het 6e en 7e hoofdstuk van zijn brief aan de Romeinen over de heiligmaking is geschreven, is door hem geschreven als een verdediging tegen degenen die hem belasterden vanwege de leer van de vrije rechtvaardigmaking des zondaars voor God door het geloof, zonder de werken der wet. Die leer van de rechtvaardigmaking zonder de werken is in het eerste gedeelte van de brief aan de Romeinen door de apostel helder en klaar beschreven. Maar aan het eind daarvan gekomen zijnde, is hij in het 6e hoofdstuk begonnen met te zeggen: Wat zullen wij dan zeggen? Zullen wij in de zonde blijven, opdat de genade te meerder worde? Dat zij verre. Wij, die der zonde gestorven zijn, hoe zullen wij nog in dezelve leven ? En dan toont hij in heel dat hoofdstuk aan dat hij door de vereniging met Christus der zonde gestorven en tot een nieuw leven opgewekt was. Dus alhoewel dat hij door Christus vrijgemaakt was van de wet, zo leefde hij nu niet zonder de wet, maar naar de wet. En met welk een treffend beeld wordt nu in het begin van dit 7e hoofdstuk door de apostel over die vrijmaking van de wet door Christus en over dat leven naar de wet door de gemeenschap aan Christus gesproken. Weet gij niet, broeders (want ik spreek tot degenen, die de wet verstaan), dat de wet heerst over de mens, zo lange tijd als hij leeft? Want een vrouw, die onder de man staat, is aan de levende man verbonden door de wet; maar indien de man gestorven is, zo is zij vrijgemaakt van de wet des mans. Daarom dan, indien zij eens anderen mans wordt, terwijl de man leeft, zo zal zij een overspeelster genaamd worden; maar indien de man gestorven is, zo is zij vrij van de wet, alzo dat zij geen overspeelster is, als zij eens anderen mans wordt. Zo dan, mijne broeders, gij zijt ook der wet gedood door het Hchaam van Christus, opdat gij zoudt worden eens Anderen, namelijk Desgenen, Die van de doden opgewekt is, opdat wij Gode vruchten dragen zouden (vers l—4). Zie, dit beeld door de apostel gebruikt, opent

de weg tot het recht verstaan van de evangelische heiligmaking, waarover door hem in dit hoofdstuk wordt gesproken. De wet had haar^ verdoemde en veroordelende kracht over hem verlozen. Hij was door de gemeenschap aan Lhri.slus der wet gestorven, maar alzo was ook de wet als zijn eerste man voor hem nu dood, dat wil zeggen dat de heersende macht der zonde door de wet, nu verbroken was en de wet Wet meer over hem heerste door haar dreigementen tegen de zonde en haar aanritselingen tot de Zonde vanwege de verdorvenheid van het vlees. Under die heersende macht van de wet had de spostel eerst verkeerd, zoals we vernomen heboên. In de overtuiging des Geestes door de wet, Was hij er achter gekomen dat de wet nooit meer het leven aan hem schenken kon en dat omdat de wet een liefde tot God eiste met het gehele nart zoals we vernomen hebben en omdat de apostel er aan ontdekt was dat zijn verdorven vlees uit kracht van de vijandschap tegen God en Zijn wet juist oorzaak nam uit de wet om zich te stellen tegen de wet. En zo hield de wet hem onder haar sterke greep gevangen tot de dood en heerste alzo over hem vanwege het verdorven vlees als een macht die hem tot de dood moest brengen en waarvan hij niet kon loskomen.

Maar van deze macht die de wet over hem had vanwege het verdorven vlees was de apostel vrijgemaakt en dat voor het lichaam van Christus, dat is door Zijn offerande, waardoor Hij de vloek der wet en de macht der zonde onder de wet heeft teniet gedaan. O, die volkomen afsnijding die daarin verklaard ligt! Paulus spreekt hier tot degenen die de wet verstaan. Tot hen die het weten mogen dat hun eerste man gestorven is. Die hebben het geleerd dat Christus hen niet trouwen kon, of de eerste man moest gestorven zijn. Want indien de vrouw die aan de levende man verbonden is door de wet, eens anderen mans wordt, terwijl de man nog leeft, dan zal zij een overspeelster genaamd worden. Dan kan zij wel over Christus praten zoals Hij tot heiligmaking geschonken is, maar ze heeft er geen erg in, dat ze toch een wettische heiligmaking zoekt en de evangelische heiligmaking niet recht kan verstaan, want ze is niet., "rij van de wet. Ze is nooit recht aan het einde der wet gebracht om daar de dood te vinden. De apostel mocht het weten dat hij nu leefde Desgenen die voor hem gestorven en opgewekt was. En was hij nu een Antinomiaan, die zegt dat hij met de wet niets meer uit te staan heeft? Neen, dan was hij tot de klacht van: , , Ik, ellendig mens!" niet gekomen. Maar hij had alleen in zover met de wet meer te maken, zoals ze hem eerst gevangen hield tot de dood. Van onder die macht der wet was hij vrijgemaakt, daar hij weten mocht van Adam in Christus te zijn overgegaan en nu in Hem gevonden te hebben wat of de wet van hem eiste en wat of hij in Adam de wet niet meer geven kon.

Nu had hij het geheim leren verstaan, dat hij uit die vereniging met Christus ten opzichte van de wet deze twee vruchten trok: ten eerste, dat Christus door de gehoorzaamheid aan de wet en het dragen van de vloek der wet plaatsbekledend voor hem, de vloek der wet nu van hem weggenomen had, zodat wat de wet van hem eiste, nu door Christus voor hem gegeven was. Maar ook ten tweede, dat Christus door Zijn opstanding uit de dood een nieuw leven voor hem had aangebracht, zodat hij nu in Christus zijnde, een nieuw schepsel was en nu in Christus waarlijk geven kon wat of de wet van hem eiste, namelijk een Uefhebben van God met zijn gehele hart.

Dus nu leefde hij naar de nieuwe mens waarlijk naar Gods wet en alzo kon de wet hem niet meer veroordelen tot de dood. O hoe noodzakelijk is het, dat we zo de wet leren verstaan. Zolang we zo de wet niet verstaan, verstaan we ook de geestelijke vrijheid niet recht waar de apostel uit spreekt en verstaan wc ook niet recht het onderscheid dat hij maakt tussen de oude en de nieuwe mens. Maar dan ook verstaan we niet rechi waaruit de klacht van de apostel opkomt, als hij zegt: Ik, ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods? En zullen we nog minder zijn danktaal tot de onze kunnen maken, als hij uitroept: Ik dank God, door Jezus Christus, onze Heere.

Bru.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 augustus 1955

De Wachter Sions | 4 Pagina's

DE KLACHT van een HOOGBEGENADIGDE APOSTEL 3

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 augustus 1955

De Wachter Sions | 4 Pagina's