Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de Landstreek der Jordaan

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Landstreek der Jordaan

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Aan mijn geliefde vriend in Mesech.

Geliefde vriend!

We zullen dus nu bij de inhoud van de 84e Psalm wat nader trachten stil te staan. Zo horen we de dichter dan in het 2e vers zeggen: Hoe liefelijk zijn Uw woningen, o Heere der heirscharen! Hij spreekt God dus aan als de Heere der heirscharen. Tot vier keer toe zien we in de 84e Psalm dat hij God op zulk een wijze aanspreekt. Hij is de Heere der heirscharen, Die over alles te gebieden heeft. Vele heirlegers staan er onder Zijn heerschappij, waarover Hij heeft te gebieden en die op Zijn wenken en bevelen Hem hebben te dienen, om Zijn wil en Zijn welbehagen uit te voeren. Zon, maan en sterren zijn Zijn heirlegers, die het heir des hemels worden genoemd. En hoe menigmaal dat God met deze hemelse heirlegers heeft willen strijden tot verlossing van Zijn volk, daarvan hebben we de voorbeelden in Gods woord. Zo lezen we dat God ten tijde van Jozua de zon

deed stil staan te Gibeon en de maan in het dal van Ajalon, totdat zich het volk aan zijn vijanden gewroken had. En in Richteren 5, in de lofzang van Debora lezen wij: Van de hemel streden zij, de sterren uit haar loopplaatsen streden tegen Sisera. En die hemelse heirlegers gebruikt God nog tot de hulp van Zijn volk. Zon en maan kan God soms op een wonderlijke wijzetot hun dienst gebruiken. Ook de engelen zijn Zijn heirlegers. En hoe menigmaal dat God de engelen heeft willen gebruiken tot de verlossing van Zijn volk, daar behoef ik u toch al de voorbeelden uit Gods woord niet van te noemen. Ja, alle schepselen vormen Zijn heirlegers, ook het ongedierte dat God gebruikt om onder Zijn oordelen al het gewas des velds te verwoesten. Zo lezen wij in Joel 2 : 25. Alzo zal Ik ulieden de jaren vergelden, die de sprinkhaan, de kever, en de kruidworm, en de rups heeft afgegeten; Mijn groot heir, dat Ik onder u gezonden heb. Zijn kerk is ook Zijn heirleger, thans uit Jood en heidendom vergaderd. David zag ook hoe de heirlegers van Israël opgingen naar Jeruzalem om daar de Heere offeranden te brengen. En daar stonden weer de heirlegers van priesters en Levieten om de Heere te dienen in Zijn heiligdom. Zo wordt het ons dus duidelijk, waarom de dichter God als de Heere der heirscharen aanspreekt in deze Psalm, daar hij in de geest dat optrekken van de kinderen Israels naar Jeruzalem en die dienst der offeranden bijwoonde, waar hij nu van verstoken was.

Maar als hij God dan ook aanspreekt als de Heere der heirscharen, dan doet het geloof hem toch een ogenblik over alle omstandigheden heen zien en zich vertroosten in de wetenschap van de grootheid en de majesteit van dat Goddelijke Wezen. O vriend, wat zijn we toch veelal met geringe gedachten van dat hoge Wezen vervuld! David mocht in de landstreek der Jordaan zitten, maar als hij weer eens geloofde dat God een Heere der heirscharen was, dan geloofde hij toch dat hij er nog weer eens uit zou komen, om weer op te gaan met de feestvierende menigte naar Gods huis.

Daar strekten zich toch zijn begeerten en verlangens naar uit. Daarom zegt hij: Hoe hefelijk zijn Uw woningen, o Heere der heirscharen! God had Zijn woning in de tabernakel en later in de tempel. Wel is waar dat God niet woont in een huis dat met handen gemaakt is, daar de hemel der hemelen Hem zelfs niet kan bevatten. De hemel is Zijn troon en de aarde is de voetbank Zijner voeten. David wist dat ook wel en hij betoont dat als hij Hem als de Heere der heirscharen aanspreekt. Nochtans wilde God Zijn tegenwoordigheid en Zijn heerlijkheid op een gunstrijke wijze betonen op de berg Sion die Hij Zich verkoren had. Daar gaf Hij dus het duidelijkste er blijk van, dat Hij met Zijn volk was. En dat is nog zo. De apostel vermaant om onze onderlinge bijeenkomsten niet na te laten, en dat temeer als we zien dat de dag nadert. Dat is er dus een bewijs van, dat God tot het einde der dagen Zich een kerk zal vergaderen en dat Hij in de openbare samenkomsten Zijn tegenwoordigheid wil betonen en er alzo nog een bewijs van wil geven, dat Hij met Zijn volk is. Laten dan velen zeggen, dat dat er niet meer is, ik heb het tegendeel van wat die mensen beweren meerdere malen ondervonden, vriend. Zeker, in alle woningen die men voor God opgericht heeft, woont Hij niet. Er staan prachtige woningen genoeg waar de Heere niet in wordt gevonden. En och, vriend, dit is ook waar, dat het alles zo diep verzondigd ligt, dat het menigmaal te groot is om te denken dat God nog onder ons wonen wil. Maar als Hij het dan nog eens betoont onder de prediking van Zijn woord, of onder het lezen van de oude schrijvers, dat Hij nog iets van Zijn zoete gunst ons wil doen smaken, dan vernedert dat de ziel zoveel te meer. Maar dan geeft Hij er daarin weer blijk van, dat Hij nog met ons zijn wil. O dat wonder, dat die hoge majestueuze God in die eenvoudige vergaderplaatsen Zich nog wil vertegenwoordigen en dat Zijn volk het daardoor nog geloven mag, dat God nog met hen zijn wil. Hij, Die de Heere der heirscharen is. Hij betoont door Zijn tegenwoordigheid ter plaatse waar Hij aangeroepen wordt en waar Zijn woord verkondigd wordt, dat Hij de sterke Toevlucht Zijns volks is. Dat kan hen met de oude dichter wel eens doen instemmen:

Doch, Heer! Gij zijt Die heilig evenwel. Die daar woont onder Uw volk Israël, Daar Gij wilt dat hem steeds vermere

Uw prijs en ere

Ons vaders hebben op U vast gebouwet Ja op U alleen hebben zij vertrouwet. Die haar banden geweldig hebt ontbonden,

t'Allen stonden.

Nu wordt hier over de woningen Gods in het meervoud gesproken. Wellicht wordt er over de woningen gesproken in het meervoud, omdat in de tabernakel en later in de tempel verscheidene vertrekken waren. Men had de voorhof, het heilige en het heilige der heiligen. De voorhof mocht door de Levieten en de Israëlieten worden betreden, het heilige alleen door de priesters en het heilige der heiligen alleen door de hogepriester op de grote Verzoendag. We zouden stof genoeg vinden, als we nog eens afzonderlijk gingen stilstaan bij hetgeen er in die drie plaatsen te vinden was. We hebben bij de behandeling van de 42e Psalm bij de grote feesten stil gestaan en zo zou het ook niet onaangenaam wezen, om thans wat uitvoeriger bij die drie vertrekken in het tabernakel stil te 'staan. Ik vrees echter, dat ik dan niet klaar ben als u met de 119e Psalm aan een eind gekomen bent en daarom v/ilde ik dat eerst eens even afzien. Misschien komen we er in deze 84e Psalm nog wel toe. David zegt in ieder geval van deze woningen, dat ze liefelijk waren. Neen, die woningen waren hem niet liefelijk omdat hij in de uitwendige schors van Israels godsdienst opging. Het komt in deze tijd genoeg openbaar, dat de meesten niet anders hebben dan hout en steen, dan een naam en een kerkverband waar ze van jongsaf in gekweekt zijn. Dat laten ze niet los, voor geen prijs, al zien ze er ook de verwoestingen over komen. Ze zijn net als de Joden toen Jeruzalem verwoest werd, want die hielden ook tot het laatste toe aan het hout en de steen van de tempel vast en wilden liever uit een brandende tempel nederstorten dan die uiterlijks schors van de godsdienst los te laten. Maar David mocht tot de geestelijke betekenis doordringen van al wat er in die woningen des Heeren te vinden was. Daarom waren die woningen hem zo liefelijk. In deze woningen> was te aanschouwen, hoe er eens door een volmaakte offerande zou betaald worden voor de zonden. Ja, in deze woningen was te zien de reiniging van alle besmettingen des geestes en des vleses door het bloed van Christus. Die drie vertrekken waren ook van een geestelijke betekenis. Ze duidden trapsgewijze het werk der verzoening van die grote Hogepriester aan. En zo ook de onderscheidene trappen in de geloofskennis daarvan bij Gods kinderen. Hoe noodzakelijk is het om in de voorhof niet te blijven staan, maar die grote Hogepriester eens te mogen volgen in Zijn ingang in dat binnenste Heiligdom. Misschien zullen we op de onderscheidene trappen van deze geloofskennis nog wel wat nader ingaan. Voor deze keer moeten we het er achter weer bij laten. Ontvang de hartelijke groeten van

Uw hefhebbende vriend in de landstreek der Jordaan.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 maart 1956

De Wachter Sions | 4 Pagina's

Uit de Landstreek der Jordaan

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 maart 1956

De Wachter Sions | 4 Pagina's