Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit MESECH

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit MESECH

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Aan mijn geliefde Vriend in de landstreek der Jordaan,

Geliefde Vriend!

Bij vernieuwing geeft de idichter getuige* nis van zijn standvastigheid door Gods ge* nade onder druk en kruis en onder de ver* volgingen zijner vijanden, als hij zegt in het 157e vers: Mijn vervolgers en mijn weder* partij ders zijn velen, maar van Uwe getui* genissen wijk ik niet. In het vorige vers heeft hij gezegd dat Gods barmhartigheden vele waren. Hier zegt hij dat zijn vervol* gers en wederpartijders vele waren. Dit gins' bij David samen gepaard. Als Gods barm* hartigheden vele over je worden, moet je er maar op rekenen dat je vijanden ook vele worden. De vijandschap tegen het werk van Gods genade kan niet uitblijven. Men kan het niet hebben als God goed is voor een, slecht mens. Is uw oog boos, zegt de Heere, omdat Ik goed ben? Kaïn sloeg Abel dood, omdat Abels offer God be* haagde en het zijne niet. De oudste zoon uit de voor ons zo bekende gelijkenis, kan niet hebben dat zijn broeder zo liefderijk na al zijn afzwervingen door de Vader ont* vangen wordt. Als David de Amalekieten verslagen had nadat zij Ziklaag met vuur verbrand hadden, waren er onder zijn man* nen die het niet hebben komden als die tweehonderd mannen die niet mee opgeto* gen waren, ook in de buit zouden delen. Waarom haat de wereld Gods volk? Om* dat de liefde Gods in het hart van dat volk uitgestort is. En als dat volk soms eens mag spreken van de Godsbemoeienissen met de ziel, komt dè^ vijandschap op de een of an* dere wijze soms openbaar. Die vijandschap heeft men dan in vele gevallen nog te ver* wachten van de belijders der waarheid. Ze voelen dan wel dat je iets hebt wat of zij niet hebben, en dat verwekt juist de vijandschap. Eens mans huisgenoten zullen in deze zelfs zijn vijanden zijn. De vijand* schap kant zich altijd tegen bet ware leven dat uit God is. Dat komt omdat men vij* andig is tegen God en alzo ook tegen Zijn werken.

David laat echter hier ook horen hoedat de tegenkantingen zijner vijanden er juist toe mochten dienen om iets van Gods grote barmhartigheden te ondervinden. Die barm* hartigheden had hij ook weer nodig tegen dei benauwingen van zijn vijanden. Hunne barmhartigheden, waren wreed. Maar o nu die Goddelijke l)armhartigheden .die hij daar tegenover mocht ondervinden! Dat hield hem staande in al de verdrukkingen die hij onderworpen was en deed hem niet wijken van Gods geboden. Hij zegt immers hier in de tekst: maar van Uwe getuigenissen wijk ik niet. Daar was het de vijand om te doien, om hem van Gods getuigenissen af te trek* ken. Daar kwam juist de vijandschap tegen openbaar, tegen die getuigenissen waaraan David vast mocht kleven. Tegen die leer van vrije genade, waarin hij zijn roem niocht hebben. Tegen dat evangelie dat niet naar de mens is.. Van die getuigenissen zoeken ze je af te trekken. Ze willen soms wel graag met je praten, om kon het zijn je van je dwaling te overtuigen. Maar men kan er zich beter maar nooit voor lenen oml daar over te praten. Ook in deze kan men beter de paarlen niet voor de zwijnen

werpen en het heilige de honden niet geven. Het is toch altijd de bedoeling om je naar hun kant over te halen, niet om als ze van de waarheid overtuigd zouden moep* ten worden, de zijde van de waarheid te kiezen. Daar vallen ze nimmer voor. Al voelen ze inwendig ook wel aan dat je gelijkt hebt, maar ze laten zich toch niet overreden. Ze laten zich alleen maaroverü reden door die leugerigeest die de duivel gezonden heeft in de mond hunner profe»< ten. Het is dus onbegonnen werk om met die mensen te gaan praten. Ge kunt ze het beste dan ook maar laten praten en schriji* ven 'wat ze willen. Maar ze laten daarom David niet met rust als ze de kans krij=> gen. Ze bereiken echter bij David ook niets. Hij zegt: Mijn vervolgers en mijnwet derpartijders zijn velen, maar van Uwe ge* tuigenissen wijk ik niet. Om al de haat en verachting die hij van zijn vijanden onder^* worpen was, gaf hij dus die getuigenissen niet prijs.

De vijandschap openbaart zich echter ook tegen de ware praktijk der godzaligheid die David mocht beoefenen. Het was er om-^te doen om hem af te trekken van |de betrachting van Gods geboden. Daar spreekt hij toch in het bijzonder over inde 119e Psalm, want die Psalm getuigt van zijn, wandel naar Gods geboden in dewa* re heiligmaking. Tegen zulk een wandel in de kinderlijke vreze des Heren zal de vijandschap zeker niet uitblijven. Nochtans hield David vast aan Gods getuigenissen. Hij moest het ondervinden dat allen die godzaliglijk willen leven, zullen vervolgd worden. Dat zal zo blijven tot het einde toe. Dat is altijd al zo geweest. De kerk des Heeren moiet daardoor ondervinden, hier op 's vijands bodem te zijn. Maar hier; * in ^ondervindt ze slechts het zelfde als waar»! in!haar Koning ze is voorgegaan. Ze heb^ ben Mij vervolgd, zo heeft Hij gezegd, ze zullen ook U vervolgen; ze hebben Mii gehaat, ze zullen ook U haten. De meer^ derei David heeft in het bijzonder kunr^en getuigen' dat Zijn vervolgers en wederpar^s tijdersivele waren. Van Hem is David oolj een type geweest, als hij heeft moeten kla*= gen in de 3e Psalm: O Heejre, hoe zijn mijn tegenpartijders vermenigvuldigd! Ves» len staan tegen mij op!

Maar ide tegenpartijders van binnen zijn de kwaadste toog. Die tegenpartijders spannen met je eigen verdorven vlees samen. En de vervolgingen van . de tegelnpartijders van buiten zijn pijnlijk en smartelijk voor het vlees, maar door die tegenpartijders van binnen ikomt men er achter hoe zoet voor het vlees de zonde is. En toch kon David zeggen: maar van Uwe getuigenissen wijk ik niet. De Goddelijke genade hield hem staande en zo mocht hij daarin ook no^ gewaar worden dat Gods barmhartigheden nog vele over hem waren. Maar al is het nu ook dat die samenspanning van die te=» genpartijders van binnen met het verdors ven vlees, ons doen gewaarworden hoezoei' voor ons vlees de zonde is, toch zijn deze tegenpartijders de ergste kwellers en be=* nauwers nog voor de ziel. O, hoe kan de ziel daar toch zuchtende onder zijn. Waars» lijk vriend, dan gevoelt mien toch wel eens dat dat de grootste verlossing zijn zal, om van dat lichaam der zonde verlost te mOi> gen worden. Naar die verlossing ziet de kerk toch wel eens reikhalzend uit. Hier verkeert men toch altijd nog maar in ge*> vaar van af te wijken ter rechters^ of ter linkerhand. Het was alleen tot roem van Gods genade dat David tot op heden zeg=< gen kon: maar van Uwe getuigenissen wijk ik iniet.

Hij ; droeg leed zelfs over de goddeloosheid van anderen. Hij zegt immers in vers 158: Ik heb gezien degenen die trouwelooslijk handelen, ' en het verdroot mij dat zij Uw woord niet onderhielden. Zéker, de vervol# gingen zijner vijanden waren hem ook pijn: * lijk naar het vlees, maar dat verdroot hem toch het ergste niet. Maar dat Gods eer werd aangerand, was voor hem hetsmar* telijkste. Trouweloos handelde men met Gods woord, door dat te verlaten en de zuivere waarheid prijs te geven. Dat ko|i David niet. Hij weeTk niet van Gods ge# tuigenissen. Hij had er smart van als hij zag dat zij idie in die waarheid ook onderwe*' zen waren, trouweloos van de waarheid afweken. Dat is in onze tijd ook genoeg te zien. We weten er van hoe vroegere leeraars, ziende op de strijd die na hun dood zeker tegen de waarheid ontbranden zou, het hun gemeenten met ernst op het hart gebonden hebben om toch de waars» heid getrouw te blijven. Ook de toekom!» stige leeraars hebben ze daartoe aanges» spoord. En waarHjk als men zag op de ijver die die toekomstige leeraars voor de waar»» heid schenen te hebben, zou men er stel^ lig van verwacht hebben dat ze er zich voor • in het vuur, zouden steUen. Maar trouweloos hebben ze de waarheid prijs gegeven, tot zelfs de eigen kinderen vain zulke voorgangers toe. Men zakt al ver^ der af en de oppervlakkigheid wordt al groter, ja, de vijandschap tegen de zuivere waarheid al bruter. Het verdroot mij, zegt David, dat zij Uw woord niet onderhieL* den. Hij zocht dus het kwaad van zijn vijanden niet, maar droeg er smart over als zij trouweloos van de waarheid afweken, maar dat in het bijzonder omdat het hier Gods eer gold. We mochten er ook nog maar wat van hebben in de praktijk, vriend. Het; zou er toch nog een bewijs van kun* nen zijn, dat er van de liefde Gods no|g dadelijk wat in onze ziel aanwezig was. Nu, ontvang voor ditmaal weer de harte* lijke groeten van

Uw liefhebbende vriend in Mesech.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 december 1956

De Wachter Sions | 4 Pagina's

Uit MESECH

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 december 1956

De Wachter Sions | 4 Pagina's