Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DANIEL DIJCKE OVER DE ORDE IN DE UITERLIJKE ROEPING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DANIEL DIJCKE OVER DE ORDE IN DE UITERLIJKE ROEPING

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gaan we nu voort en komen we' bij' Das niël Dijicke, na wiens verscheiden, in 1617, enige tractaten door zijn Broeder Jeremias Dijcke zijn uitgegeven. In de Ned. uitg. van al zijn werken, 1670, lezen we op p. 112: Het waarachtig geloof is de dochter van de kerkendienst, en daarom kan het niet dan haar vader eerbiedigen.

3. Aangaande de orde, hoe God hetzelve werkt. Zij moet aldus aangemerkt wonden: Eerstelijk biedt de Wet zich u aan met , het gezicht van uwe zonden en ellendigheid. Ten andere werkt zij in u prikkeling en verschrikking, genaamd de geest der dienst* baarheid, Rom. 8:15. Alzo Idat gij uitroept: Wat zal ik 'doen? Hanid. 2:37. Daarna, , ten derde, wordt de Wet uw schoolmeester, of tuchtmeester, gemaakt tot Christus, en gij begint oprechtelijk te bemerken het E* vangelie, en de belofte van dien. Ten vier* de, op ideze ernstige aanmerking, geloven* de, dat'uwe zonden vergeeflijk zijn, be* komt gij een hartelijke honger naar barm* hartigheid, en naar het geloof, om de barm* hartigheid aan te grijpen. Ten vijfde, dit verlangen Idoet u met leen gebroken en bloedig hart, voornemen, niet langer te zondigen, en aan te houden in het roepen, met sterke zuchten en stenen. Ten zesde, hierop volgt enige gerustheid Ides harten, in enige verzekierin, g van vergeving, zijnde aldus voortgebracht. Zij wordt bevesti, gd door het menigvuldig gebruik des Woonds, der Sacramenten, ides Gebeds, jder oefenin* gen der boetvaardigheid, en idoor de dage* lijkse bevinding van de goedheid Goids, wat idaar dan verden nog naden uiteengezet wondt.

Op p. '189 omdenwijst hij: De allerkontste weg tot de bekering is in het geweten ter* dege overwonnen len ernstig bewogen te zijn vanwege onze zonden. Velen wilden wel alleen het Evangelie geleerd hebben. Zolang echter Christus het pure Evangelie deze Ide Samaritaanse vrouw predikte, aan* gaande Be uitnemendheid en waandigheid, die idaar is in deze Fontein des levenden waters, zo beschimpte zij Hem, en wierp Hem jokkernijen voor.

Maar toen Hij de olie des Evangelies be* gon te vermengen met 'de edik der Wet, als Hij haar aanwees haar heimelijke on* tucht, en alzo terneder wierp haar hoog* moed, toen zong zij een andere toon., Te* voren was zij gezond en verachtte de Me

dicijnmeester. Tevoonen had zij genoeg ge# dromken en achtte idit water niet. Maar nu is zij krank, en zoekt de Medicijnmeestex. Nu is zij dorstig en opent haar' mond' en gaapt gelijk het idorstend aardrijk. 1. ge? » bruik. De dienaren moeten hier leren, eers= stelijk de mensen aan de hand te krijgen door het gezicht van hunne zonden, op^i dat zij alzo gevoelende dat zij een Zalige» maker van node hebben, naar Hem mogen hongeren en dorsten.

2. Toehoorders, die profiteren willen door het Woord, moeten arbeiden om veroots^ moedigd te zijn; Want tiot die tijd zullen zij hetvelve niet eens smaken, maar vol zijnde in hun eigien begrippen en voorstels» lingen, zullen zij daarmede spelen als brooddronken kinderen doen met hunspij*i ze, gelijk hier deze vrouw deed, ja ook Job zelfs, totdat God twee of driemaal sprak uit het onweder, en gaf geen acht \pp alle gratieuze en liefHjke woocden van Eli; « hu. Een hart, dat vermurwd is en bezet \^s met het gevoel der zonde, daarop kan men lichtelijk inwerken idoor woorden; en een gemoed, dat bezwaard is zoekt naar ver^ lichting. Op p. 502 handelt hij in verband met de bekering over de orde volgens - wsh ke de vernedering gewrocht wordt in het hart. Ten Ie wordt het slapend geweten des zondaars van de H. Geest door de ba* zuin der Wet opgewekt, hem in orde ver: * tonende zijn gruwelijke zonden en de eeu* wige idood .en verdoemenis, die hij daar*! door verdiend heeft. Alzo, dat de arme zondaar in zichzelven overtuigd, 'en bij zich; ; zelf verdoemd, ontvangende het vonnis des doods, niet alleen de hel ziet meti een ga*» pende mond gereed om hem te verslinden, maar ook zelfs naar zekere maat, airede in zichzelf gevoelt de verschrikkingen Gods tegen hem strijdende, en de vergiftige pij*: len des Almachti, gen in hem stekende. Zo^ dat hij in deze benauwdheid gebracht zijn* de, tot ide poorten der hel, en voelende de schrik der hel in zijn geweten, uitroept: Ik ellendig mens! wie zal mij verlossen? Wie zal nederdalen in deze diepte, om mij te helpen uit de modder, waarin ik zo vast steek? Ben ; mens in deze verlcigeriheid is ge^ lijk een rots, die door een geweldig schud* den staat te beven, maar evenwer nog zijn hardigheid behoudt. Of als een ijzeren vat, 't welk door krachtige slagen in stukkien gebroken is, maar deze stukken blijven nog heel en hard, en zijn nog niet gesmol* ten door het vuur. Doch tot vernedering wordt vereist, niet alleen 'oen gebroken, maar ook verbrijzelde geest. En de verbriji! zeling ontstaat als iets tot stof gestampt en tot pulver vermalen wordt. Daar is dan een gehele oplossing van wat te voren hard en vast was. Maar de Wet kan van zichi= zelf het harde hart des mensen niet ontlos*: sen en verzachten. Daarom is de zondaar, hoe geweldig hij ook geschud en bescho«= ten wordt met de donder van de Wet, nochtans nog niet vernederd, maar alleen toebereid tot vernedering. Gelijk wanneer iets gescheurd en gebroken is, hoewel in grote en .yaste stukken, aan de ontlossing öl vergruizeling nader is, dan toen 't nog heel len ongebroken was.

2. Heeft de Geest ons door de hamer J der Wet gebroken, dan komt en smelt Hij ons daarna door het vuur des Evangelies. Want het Woord Gods, Jer. 23:29, is een hamer, brekende de steenrotsen, en een vuur. Een hamer 'in de Wet. Een vuur in het Evan* gelie, 't welk imet de hitte van Gods liefde in Christus onze harten versmelt en op* lost in tranen van Goddelijke droefheid. Want nadat wij in de Wet gezien, hebben onze ellendige en verdoemelijke staat in onszelve, zoi zouden wij tegen God opstaan, murmureren en Hem lasteren, etc, zo Hij ons in deze uiterste nood, niet enige hoop en smaak van Zijne genade gaf, ons voor ogen stellende de oneindige verdiensten Christi met de onbepaalde beloften des Evangelies, roepende alle beladene zona daars, zonder onderscheid, tot de genieting van die verdiensten, géén uitsluitende, dan die zichzelf uitsluiten, en de genade ver* achten, die hen woridt aangeboden. Als eenmaal de genade aan ons, die verdoiemid zijn door de Wet, aangeboden en gegeven wordt, alleen uit medelijden, zo wij maar dezelve ootmloieüiglijk aannemien, zo vol* gen ide innerlijke bewegingen onzer gene* genheden, dan smelten onze harten, en wij besluiten aldus: Heeft de Heere Zijn eigen Zoon in de dood gegeven om ons, zondaj^» ren, zalig te maken? En laat Hij' ons, die zulke gruwelijke wederspannelinigen tegen Hem geweest zijn, en volgens het vonnis van ons eigen geweten verdoemd, deze ge* nade aanbieden! Wat stenen hart is er, dat door zulke vriendelijkheid niet zou bewo* gen worden? Hoe kunnen wij voorbij, of wij moeten uit liefde en genegenheid voor zulk een vriendelijk en goedertieren God treuren, dat wij Hem ooit zo hebben ver* gramd?

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 maart 1958

De Wachter Sions | 4 Pagina's

DANIEL DIJCKE OVER DE ORDE IN DE UITERLIJKE ROEPING

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 maart 1958

De Wachter Sions | 4 Pagina's