Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE TWEEDE ADAM

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE TWEEDE ADAM

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hij had de aarde nog niet gemaakt, noch de velden, noch de aanvang van de stofjes der wereld.

Spreuken 8:26

Hoe duidelijk spreekt Christus in deze woorden van Zichzelf als de tweede Adam. Hij was er reeds als de aarde nog niet was geschapen, ja Hij was er voor de aanvang van de stofjes der wereld.

Eeuwige stof is er dus niet. Laat men met zijn geleerdheid in deze tijden maar ver boven Gods Woord willen staan, het geloof doet onvoorwaardelijk buigen onder het gezag van dat eeuwigblijvend Getuigenis. Vóór God schiep, was sr niets, zelfs geen stofje. Als de stof er van eeuwigheid was, was de stof ongeschapen. Dan zou de stof zelf God zijn.

God alleen is de Ongeschapene. En al wat buiten Hem is, is door Hem geschapen en voortgebracht. Hier in de tekst wordt duidelijk over de aanvang van de stofjes der wereld gesproken. Laat men zo geleerd worden als het maar kan, we gaan voor al die geleerdheid niet op zij.

We houden ons aan het eenvoudige Woord van God.

God heeft dus de stof geschapen. En ook Adam werd door God geschapen uit het stof der aarde. Maar hier in de tekst is de tweede Adam aan het woord. Die was er al voor de aanvang van de stofjes der wereld. De eerste mens is uit de aarde, aards; de tweede Mens is de Heere uit de hemel. 1 Cor. 15:47. Christus is ook waarachtig mens geworden. Hij heeft Z'n menselijke natuur niet uit de hemel meegebracht, want dan zou Hij niet waarachtig mens geweest zijn. En waarachtig mens moest Hij juist zijn, daar Hij in de waarachtige menselijke natuur voor de zonden moest betalen. Gods gerechtigheid vordert, dat de zonden in dezelfde natuur waarin zij bedreven zijn gestraft worden. Daarom moest de Middelaar waarachtig mens zijn. Hij moest mens uit de mensen zijn. Hij moest behoren tot ons menselijk geslacht. Hij moest dus ook uit Adam voortkomen. Zo kon Hem de zonde van Adam voor de Zijnen ook toegerekend worden. Voor Zichzelf Persoonlijk stond Hij buiten' de toerekening van Adams schuld. Hij had geen dadelijke zonden, maar ook geen erfzonde. Toch moest Hij ook de erfzonde van Zijn volk dragen. Daartoe was het Hem nodig dat de zonde van Adam Hem voor de Zijnen werd toegerekend. Hij moest daartoe behoren tot ons menselijk geslacht. Hij moest ook ziel en lichaam hebben, om daarin de straf op de zonden te dragen, daar de mens in ziel en lichaam had gezondigd. Zo was Hij de voldragen vrucht van Maria. Hij was haar eigen vlees en bloed. Dit is de verborgenheid der Godzaligheid, die groot is, dat God geopenbaard is in het vlees. 1 Tim. 3:16. Dit wordt toch zvlk een wonderlijke en dierbare zaak voor de ziel, dat de Zoon van God de mensen is gelijk geworden. Hij heeft Zich bekleed met ons vlees en bloed. De Schepper werd het schepsel gelijk. En dat, omdat het schepsel de Schepper gelijk heeft willen zijn. Maar zo is Christus nu: Im-manuël, dat is: God met ons! Wie kan het wonder vatten?

Het Woord is vlees geworden. Joh. 1:14. Dit kan de ziel toch zulk een vrijmoedigheid geven om zich tot Hem te wenden. Die ons evengelijk heeft willen worden, hoewel uitgenomen de zonde.

Maar waarom wordt de aanneming van de menselijke natuur door Christus voor de ziel zulk een dierbare en wonderlijke zaak? Is het niet, omdat de ziel Hem ook als God leert kennen? Hij, die er al was als de aarde nog niet gemaakt was, ja, vóór de aanvang van de stofjes der wereld, is mens geworden.

Een andere middelaar had nooit kunnen verlossen. De Middelaar is een Goddelijk Persoon.

Dat is Hij gebleven. Hij nam de onpersoonlijke menselijke natuur aan. Zoals Hij op aarde was, was Hij wel waarachtig mens, maar toch geen menselijk persoon. Hij was een Goddelijk Persoon in de menselijke natuur. Zo kon alleen het offer door Hem als een Goddelijk Persoon in de menselijke natuur gebracht, een Goddelijke en eeuwige waarde hebben. Zo kon Hij de volle en eeuwige Goddelijke toorn tegen de zonde dragen en doordragen. Zo kon Hij een eeuwige verlossing aanbrengen.

Wat ligt er dan toch een ruimte van zalig worden in die Middelaar! Wat is het getuigenis, dat we hier van de opperste Wijsheid vinden in deze tekst dan toch van een rijke Evangelische inhoud!

Geen schuld was te zwaar om door de Middelaar te worden weggedragen. Geen zonden waren te veel en te groot om door Zijn voldoening verzoend te worden. Als er zulk een Middelaar niet in de wereld was gekomen, geen raad was er geweest voor de van schuld verslagen en onder de last zijner ongerechtigheid gebogen gaande zondaar. Wel is waar, dat dan ook nooit één mens in waarheid onder de last van zijn schuld gebukt zou hebben gegaan. Die Middelaar past de door Hem verworven zaligheid de Zijnen toe, waartoe Hij hen overtuigt van zonde, gerechtigheid en van oordeel. Maar voor de zondaar, die in die wég der overtuiging zijn schuld als een loodzware last op zijn ziel voelt drukken, is er toch niets meer verborgen dan de Persoon des Middelaars en de verlossing uit genade door Hem. En als er nu deze Middelaar niet was, waar zou het met hem eindigen? In wanhoop kwam hij om. Hij weet geen raad. Maar voor zulk één is er raad bij Hem, Die van eeuwigheid in de raad Gods gestaan heeft en met Wie de Vader raad gehouden heeft. Zijn Naam is Wonderlijk, Raad, sterke God, Vader der eeuwigheid, Vredevorst. Jesaja 9:5.

Hij kan zeggen: Ik raad u, dat gij van Mij koopt goud, beproefd komende uit het vuur. Openbaring 3:18.

Hoe dierbaar is het onderwijs, dat Hij hier als de opperste Wijsheid de slechten doet horen. Hoe dierbaar is 't, ais 't oog eens geopend wordt voor Hem, Die hier in de tekst als die Goddelijke Persoon in Zijn eeuwige en Goddelijke oorsprong Zich van achter de traliën van het Evangelie aan de ziel wil ontdekken.

Hij was er, als de aarde nog niet gemaakt was, noch de velden, noch de aanvang van de stofjes der wereld. Er wordt hier dus ook nog apart over de velden gesproken. De velden vindt men buiten de bewoonde plaatsen en steden. Ze zijn ook onderscheiden van die bergen en heuvelen, waarover reeds gesproken is. Christus nu zegt hier, dat Hij ook vóór de velden reeds was geboren. Hij was er reeds voordat de engelen van Zijn geboorte zongen in Efrata's velden. Zo hebben de herders Hem verwacht, als Degene Die er reeds was, maar Die zou komen in de volheid des tij ds. Om uitgezonden te worden, moest Hij er reeds zijn. En Hij was er vóór de grondlegging der wereld. Zo was Hij niet te zien. Maar als 't vlees geworden Woord doet Hij Zich in Zijn heerlijkheid aanschouwen, vol van genade en waarheid.

Zo is Hij geopenbaard in het vlees. Maar Hij moet ook geopenbaard worden in de ziel. Dan leert men Hem kennen als God en mens. Dan leert men Hem kennen als de van eeuwigheid door de Vader verkoren Middelaar. Zo krijgt die Middelaar waarde en zo wordt Hij dierbaar. Maar zo moet Hij ook gekend worden als de tweede Adam. Och, dat we Hem zo recht mochten leren kennen tot onze zaligheid!

V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 mei 1961

De Wachter Sions | 4 Pagina's

DE TWEEDE ADAM

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 mei 1961

De Wachter Sions | 4 Pagina's