Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE GANSE WET

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE GANSE WET

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

En dit gebod hebben wij van Hem, namelijk, dat die God liefheeft, ook zijn broeder liefhebbe.

1 Joh. 4:21.

De apostel toont steeds duidelijk aan, dat de liefde Gods er in het hart niet kan zijn zonder de liefde tot de broeders. Zo hebben wij hem in het vorige vers horen zeggen: Indien iemand zegt: Ik heb God lief, en zijn broeder haat, die is een leugenaar; want die zijn broeder niet liefheeft, die hij gezien heeft, hoe kan hij God hefhebben. Die hij niet gezien heeft? Zo wijst de apostel ons steeds op het betamelijke en het billijke van het liefhebben der broeders. In deze tekst echter wijst hij ons nog meer op de noodzakelijkheid daarvan. Het is het gebod dat wij van Hem hebben, nameüjk, dat die God liefheeft, ook zijn broeder hefhebbe. Buiten dat gebod is er geen leven, dus geen zaligheid. De tweede tafel der Wet is van de eerste niet los te maken. God heeft op de Sinaï de Wet op twee stenen tafelen gegeven. En die Wet op twee stenen tafelen gegeven, drukt Zijn volmaaktheid mt. Vernieuwt , God nu de zondaar naar Zijn Beeld, dan schrijft Hij de ganse Wet weer in zijn hart in. Dus geen halve Wet! Zou er dus als vrucht van wederbarende genade alleen maar liefde tot God in het hart te vinden zijn, dan was dat werk der wedergeboorte geen volmaakt Goddelijk werk. Dan was God Zelf ook niet volmaakt. Er was dan geen zaligheid.

Er kan dus geen zaligheid zijn voor degenen in wier hart de liefde tot de broeders niet zowel te vinden is als de liefde tot God. Christus heeft dan ook met grote nadruk gezegd, dat het tweede gebod aan het eerste gelijk is. En heeft de apostel dan teveel gezegd, als hij in het vorige vers heeft durven beweren, dat zo iemand zegt dat hij God liefheeft en zijn broeder haat, een leugenaar is? Als hij zijn broeder niet Hefheeft, heeft hij God ook niet lief.

De apostel der liefde durft dus wel een scherp oordeel te vellen. Een predüdng die de liefde du5 als toetssteen stelt, is een scherpe prediking. En men kan dan van zo'n prediking niet zeggen, dat die niet van üefde getuigt. Integendeel, die prediking wijst juist op de noodzakelijkheid van de üefde. Hoe wordt toch de rechte prediking veelal geheel verkeerd beoordeeld! Men acht dan dit een rechte prediking te zijn, waarin zulke scherpe hjnen niet getrokken worden. Als er zulke scherpe lijnen niet getrokken worden, dan is er volgens velen liefde in die prediking te vinden. En toch getuigt juist zulk een prediking niet van liefde. ïMaar och, werd toch de Waarheid recht ver-5 staan! Om de Waarheid recht te verstaan, ; moeten we echter kennis hebben van de Wet en van het Evangelie. Zonder'een rechte kennis van de Wet, kan er geen rechte kennis van het Evangelie zijn. Men kan dan met veel gewichtigdoenerij wel een zakelijke Waarheid schijnen voor te staan, maar in het wezen van de zaak is men net zo oppervlakkig als men zakelijk schijnt te zijn. Men verkondigt geen , volle Wet, waardoor men ook het volle Evangelie nooit recht verkondigen kan.

Johannes verkondigt echter in zijn zendbrief jeen volle Wet en daarom ook een rijk en een •vol EvangeUe. Maar dan is dat EvangeUe ook scherp. Dat Evangelie sluit er ons buiten, als de liefde tot de broeders niet zowel bij ons te vinden is als de Hefde tot God. Zeg maar jdat dit geen zakelijke Waarheid is! De dag "zal openbaren, hoeveel er voor echt goud is aangezien, wat echter nooit door het vuur beproefd geworden is. Als ooit het nabijkomend christendom ontdekt wordt, dan is het in dit getuigenis van de apostel Johannes. Dat nabijkomend christendom is juist zulk een christendom dat wel zwaar is op de hand, maar licht op de graat, omdat het de liefde mist. Men schijnt wel veel van de Wet te weten, maar het blijkt dat men er toch niet alles van weet. Daarom kent men ook de inhoud van het Evangelie niet.

Christus heeft in Mattheüs 22 gesproken over de ganse Wet. Aan deze twee geboden, zo heeft Hij gezegd, hangt de ganse Wet en de profeten. Hoe heeft Hij met deze uitspraak de farizeërs toch diep in de ingewanden gewroet! Zij kenden de ganse Wet niet. Daarom was er bij hen voor Christus ook geen plaats. Christus is de grote WetvervuUer voor degenen die aan de ganse Wet schuldig staan. Leren we de ganse Wet niet kermen, dan krijgen we Chris-.tus niet nodig. Dan kan Hij dus nooit als die grote WetvervuUer recht door ons gekend worden. Wat kurmen we dan weten van een Evangelische betrachting van de Wet in de gemeenschap aan Hem? En op de noodzakelijkheid daarvan wijst de apostel ons hier juist. De apostel wijst steeds op de noodzakeHjkheid van een ware heiligmaking. Zonder die heiligmaking kan niemand de Heere zien, hij kan zo gewichtig zijn als hij maar wil. De vruchten openbaren dan zo menigmaal, dat men zonder die kennis van de ganse Wet niet anders kan doen dan bedriegelijk handelen. Daarom heeft de apostel in het vorige vers gezegd, dat men met te zeggen dat men God liefheeft, terwijl men zijn broeder haat, een leugenaar is. We zien dus wel dat men scherp kan schijnen zonder scherp te zijn, terwijl daar tegenover een prediking die de liefde tot toetssteen stelt, een scherpe prediking is.

Maar dan is die prediking toch tegelijk een zeer liefelijke predÖdng. In die prediking worden wel grote christenen weggeslagen, maar worden de zuigelingen in de genade nog meegenomen. Als God immers Zijn Wet in het hart inschrijft, schrijft Hij Zijn ganse Wet in het hart in. Dat doet alleen zulk een mens als een in alles veroordeeld mens over de wereld gaan. Als de ganse Wet niet in het hart is ingeschreven, kan men wel voorgeven als een in alles veroordeeld mens over de wereld te gaan, maar het is niet wajir. De vrucht openbaart dat ook wel, daar men de splinter in het oog zijns broeders aanschouwt en de balk in zijn eigen ogen niet bemerkt. En nimmer zal er dan ook iets van een Evangehsche verootmoediging en vernedering des harten te bespeuren zijn. Men heeft nog nooit recht een walg aan zichzelf gekregen. En zo is er voor de kennis van vrije genade nimmer plaats gekomen. Zolang als we het in een halve Wet zoeken, laat de Wet ons niet los. We kunnen het dan nooit verhezen. Geen wonder, want de Wet houdt ons vast. Maar die de ganse Wet leren kermen, zullen mogen weten dat Christus het einde der Wet is een iegehjk die gelooft. Zij mogen de volle rijke inhoud van het Evangelie leren kermen. De ganse Wet is door Christus volmaakt gehoorzaamd voor een mens die aan de ganse Wet schuldig staat. De minste kennis daarvan doet de ziel er de noodzakelijkheid van zien, om in die volkomen gerechtigheid des Middelaars aanschouwd te worden. Die gerechtigheid moet ons worden toegerekend. In de gemeenschap met Christus moeten we de ganse Wet leren betrachten.

Dan is Gods gebod voor ons zeer wijd. Maar hier openbaart zich ook de opstanding van de nieuwe mens in een lust en üefde om naar de wil Gods in alle goede werken te leven. Johannes' zendbrief zegt ons dat deze dankbaarheid zowel als de kennis der eUende en der verlossing voor ons onmisbaar is tot onze enige troost in leven en sterven. We hopen dat uit zijn zendbrief nog wel nader na te gaan.

V.

M.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 september 1964

De Wachter Sions | 4 Pagina's

DE GANSE WET

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 september 1964

De Wachter Sions | 4 Pagina's