Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HOPENDE EN UITZIENDE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HOPENDE EN UITZIENDE

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hopende: De bruid vergelijkt zich nu verder in de tekst bij de tenten Kedars en bij de gordijnen van Salomo. Over deze woorden zijn er vanzelf wel wat verschiUende verklaringen te vinden. De bruid heeft gezegd dat zij zwart, doch Üefehjk was. En nu voegt ze daaraan toe: gelijk de tenten Kedars, gelijk de gordijnen Salomo's. Er zijn er die denken dat dus de tenten Kedars en de gordijnen van Salomo ook zwart en toch üefelijk waren. Anderen denken, dat de bruid zwart was als de tenten Kedars en üefeUjk als de gordijnen van Salomo.

Het laatste is het gevoelen van de kantekening en van de meeste verklaarders.

De Kedarenen waren de Arabieren die in Arabië van de ene plaats naar de andere zwierven. Zij waren de nakomelingen van Kedar, de tweede zoon van Ismaël.

Uitziende: Ik krijg daar nu geUjk een overdenking uit. De bruid vergelijkt zich dus enerzijds bij iets dat bij de Kedarenen behoorde en anderzijds bij iets dat aan Salomo's gordijnen eigen was. De Kedarenen waren dus Hagarenen, want zij stamden van Ismaël af. Hagar is met haar zoon uitgedreven, want de zoon der dienstmaagd mocht niet erven met de zoon der vrije. Dus de Kedarenen verkregen de erfenis niet. En al wat nu door de bruid gezegd is van haar zwartheid, behoort tot de oude mens der zonde. Onder de dienstbaarheid büjft de mens net zo zwart alsdat hij in de wereld gekomen is. En vlees en bloed beërven het koninkrijk Gods niet. Als men bij zijn zwartheid niet tegeüjk üefelijk wordt, zal men eeuwig buiten de erfenis gesloten worden. En nu zal men zich bij zijn zwartheid nooit tegelijk üefeüjk leren kennen, als men onder de Wet bhjft üggen. Maar de bruid weet door genade ook wat van het Evangelie. Als het EvangeUe voor haar ontsloten wordt, dan mag ze geloven dat Christus ze wil hebben net zo zwart als ze is. Er is aan die zwartheid niets te veranderen, maar ze behoeft daar ook niets aan te veranderen. Hoe meer moeite dat men doet om de zwarte morenhuid wit te wassen, hoe zwarter dat die wordt. Zovelen als er onder de Wet zijn, die zijn dan ook onder de vloek. De Hagareen blijft er buiten staan.

Hopende: Och vriend, dat moet die bruid iedere keer bij vernieuwing weer leren. Met al die wettische dienstbaarheid, waarvan er altijd nog maar zoveel bij Jezus' gekochte en verloste bruid te vinden is, blijft de bruid buiten de erfenis staan. De hoop op de eeuwige erfenis is dan niet levendig in de ziel. Men kan hoe langer hoe minder geloven dat men nog eens in het bezit van die erfenis zal worden gesteld. De bruid kan zó toch niet naar de hemel toe? Hoe zou nu toch zo'n zwarte bruid er kunnen komen! Die bruid moest dus anders zijn. Maar in het vers dat we nu overdenken, zien we hoe

de bruid het overneemt dat ze niet anders is en niet anders wordt. Ik ben zwart, zegt ze. Maar ze mag ook geloven, dat zo zwart ais ze is, dat ze toch oolc liefelijk is. Dan mag ze dus buiten zichzelf zien. Ze wordt uit genade zalig. En daarom wordt ze zeker zalig. Dat mag ze geloven. Buiten dat geloof kan er geen zaUgheid voor haar zijn. Zonder dat geloof is het onmogelijk Gode te behagen.

Uitziende: Wat ligt daar toch een les in, vriend! Er zijn er zovelen die ge altijd wel over de zwartheid kunt horen spreken, maar ge hoort ze nooit over de liefelijkheid. En dat is een bedenkelijk teken! Als het alleen bij de zwartheid blijft, dan kan men zich wel heel ellendig, arm en bekrompen voordoen, maar in waarheid is men zo ellendig en arm nog niet. En vandaar vindt men ook nooit ruimte buiten zichzelf. Men hoort nooit eens dat men het net aan de rechterzijde heeft mogen werpen.

Hopende: Ik ben het met u eens, dat dit een bedenkelijk teken is. Men verwekt wel de schijn dat men hét zo gemakkelijk niet neemt, maar ging men het maar eens geloven dat men buiten het waarachtige zaligmakende geloof dat zich alleen op de vrije genade richt, nooit deel aan de zaligheid zal krijgen. Men grijpt soms naar de schrijvers van wie men denkt dat die ook het meest in de ellende blijven hangen en daarom het betrouwbaarst zijn. Zo wordt er bijvoorbeeld ook wat een verkeerd gebruik gemaakt van de geschriften van Van der Groe. We weten wel dat die het nabijkomende werk goed van het zaligmakende werk onderscheidt. Maar als men het eens zo goed mocht onderscheiden als Van der Groe, dan zou men er achter komen, dat men de kenmerken van het nabijkomende werk bij zichzelf vinden kan. Als men de geschriften van Van der Groe goed leest, dan zal men wel bemerken hoe hij de Hagareen er buiten plaatst, die alleen over zwartheid, maar niet over liefelijkheid weet te spreken. Ge moet de brieven van Van der Groe maar eens goed lezen, dan kunt ge zien hoe hij buiten de kennis van de genade van Christus alles afsnijdt. De bruid weet hoe haar de erfenis uit genade zal worden geschonken.

Uitziende: Wat u nu zegt, is geheel naar Gods Woord. We horen de apostel zeggen in Rom. 8: Want gij hebt niet ontvangen de Geest der dienstbaarheid wederom tot vreze, maar gij hebt ontvangen de Geest der aanneming tot kinderen, door Welke wij roepen: Abba, Vader! Die Geest getuigt met onze geest, dat wij kinderen Gods zijn. En indien wij kinderen zijn, zo zijn wij ook erfgenamen, erfgenamen Gods en medeerfgenamen van Christus.

Het is dus de geest der dienstbaarheid tot vreze die ons buiten de erfenis houdt. De bruid mocht wat weten van de Geest der aanneming tot kinderen.

Hopende: Een zuivere Evangehsche prediking is dus heel scherp, maar anders scherp dan een wettische prediking, want een wettische prediking sluit de mens er met al zijn wettische dienstbaarheid in, maar een zuivere Evangelische prediking sluit de mens er met zijn wettische dienstbaarheid buiten. Vriend, ik kan u niet zeggen, hoe noodzakelijk het in deze tijd ook in het bijzonder is, dat we daar gedurig maar op wijzen. Ik geloof, dat de ware levende kerk die wat van de genade mag weten, het steeds moeilijker zal gaan krijgen onder al wat zich als „echt" en „waar" wil doen gelden. We zullen het er echter nu weer bij laten.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 september 1964

De Wachter Sions | 4 Pagina's

HOPENDE EN UITZIENDE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 september 1964

De Wachter Sions | 4 Pagina's