Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VELE BENAUWDHEDEN EN KWADEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VELE BENAUWDHEDEN EN KWADEN

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gij, Die mij vele benauwdheden en kwaden hebt doen zien, zult mij weder levendmaken, en mij weder ophalen uit de afgronden der aarde.

Psalm 71 : 20.

Het zijn in het bijzonder wel de psalmen, die ons doen weten wat er zoal onder aUe omstandigheden des levens in het zieleleven der Bijbelheiligen is omgegaan. Als men het bevindelijk leven v/il loochenen, kan men beter de psalmen dan ook maar ongebruikt laten. In die psalmen vinden we immers een vertolking van de innerlijke zielsgesteldheid van die dichters die door zware beproevingen gelouterd werden. En het is ook daardoor, dat die psalmen weerklank mogen vinden in het hart van degenen die door God in dezelfde duistere wegen der voorzienigheid geleid worden.

Naar alle waarschijnlijkheid zal David de dichter van de 71e Psalm geweest zijn. Zoals de inhoud van de Psalm ons doet aannemen, heeft hij die Psalm in zijn ouderdom gemaakt. In het 18e vers horen we hem immers zeggen: Daarom ook, terwijl de ouderdom en grijsheid daar is, verlaat mij niet, o God! Staande aan het einde van zijn leven, kon hij zeggen dat de Heere hem vele benauwdheden en kwaden had doen zien. Vele benauwdheden en kwaden had hij gezien in de tijd toen hij door Saul werd vervolgd en nagejaagd als een veldhoen op de bergen. Benauwd is het hem geworden aan het hof van Achis, als hij daar bekend werd als die David van wie men in de reien had gezongen dat hij zijn tienduizenden verslagen had. Ook is het hem te Kehila wel benauwd geworden, als de Heere het hem deed weten dat de inwoners van die stad hem zeker in de hand van Saul zouden overgeven. Verder is het hem benauwd geweest in de woestijn van Maon, als hij daar door Saul en zijn mannen werd omsingeld. En hoe benauwd is het hem niet geworden te Ziklag, als de Amalekieten waren gekomen en de stad met vuur verbrand hadden. We lezen in die geschiedenis, dat het David zeer bang werd, daar ook het volk sprak van hem te zullen stenigen.

En eenmaal koning geworden zijnde over Is­ raël, zijn hem de benauwdheden en de kwaden ook niet gespaard gebleven. Wat is het voor hem niet geweest, als z'n dochter Thamar door haar broeder Amnon zo schandelijk werd onteerd. Maar daarop volgde ook weer de broedermoord van Absalom op Amnon. En ten slotte moest hij zelfs voor zijn zoon Absalom vluchten, als die hem naar de kroon en naar het leven stond. Men denkt wel, dat David bij die gelegenheid deze 71e Psalm gemaakt heeft. In ieder geval kon David aan het einde van zijn leven wel zeggen, dat God hem vele benauwdheden en kwaden had doen zien. En het blijkt uit de inhoud van deze Psalm, dat hij ook nu weer in grote benauwdheid verkeerde. Daarom horen we hem in het tweede gedeelte van de tekst zeggen: zult mij weder levendmaken, en zult mij weder ophalen uit dê afgronden der aarde.

David mocht weten Wie God altijd voor hem m al die benauwdheden en kwaden geweest was. Hij spreekt dan ook in de tekst over een Weder levendmaken en over een weder ophalen uit de afgronden der aarde. In het 5e heefthij reeds gezegd, dat de Heere zijn Verwachting en zijn Vertrouwen was geweest van zijn JÊUgd aan. Velen was hij als een wonder geweest, omdat God zijn sterke Toevlucht was. Maar daarom was het nu ook zijn bede: Ver­ werp mij niet in de tijd des ouderdoms, verlaat mij niet, terwijl mijn kracht vergaat.

Davids leven is als een aaneenschakeling geweest van benauwdheden en kwaden. Vele benauwdheden en kwaden had God hem doen zien. En nu in zijn ouderdom hadden die benauwdheden en kwaden voor hem nog geen einde genomen. We zijn altijd maar geneigd om te denken, dat we in onze oude dag misschien van al die benauwdheden en kwaden wel bevrijd zullen blijven. Het is hier echter het land der ruste niet. David zag, dat hij in zijn ouderdom geen minder reden had dan ooit te voren om te vragen of God hem niet verlaten wilde. Voor geestelijke verlatingen ligt men in zijn ouderdom juist nog het meeste bloot. Maar als het Davids bede was om door God niet verlaten te worden, dan had hij daarmede ook die krachtige Goddelijke uitredding ^op het oog, die hem ook weleer uit zijn benauwdheden door God geschonken was.

Uit vele benauwdheden en kwaden, had de Heere hem dus steeds gered. De Heere had hem er eerst Zelf in gebracht. Gaat niet uit de mond des AUerhoogsten het kwade zowel als het goede? David bleef in de tweede oorzaken niet hangen. Wel was hij daar uit zichzelf altijd maar toe geneigd. En ook was het niet te miskennen, dat zijn eigc^i zonden het hem in zijn leven zo bitter hadden gemaakt.

Het zwaard zou van zijn huis niet wijken om het kwaad dat hij had bedreven in de overspel met Bathséba èn in de doodslag op Uria de Hethiet. Toch mocht hij in al de benauwdheden en kwaden die hem waren overkomen, de leiding Gods in zijn leven zien. De Heere zal de weg Zijns volks met doornen betuinen. Dat is de weg die Hij met Zijn volk houdt tot aan het einde van het leven toe. Er zijn er gewis wel van Gods volk, die meer een effen weg in hun leven mogen gaan, niet met zulke bijzondere tegenspoeden en rampen omringd.

Davids weg was echter zo effen niet. De Heere keurde het voor hem als de man naar Zijn hart nuttig en nodig, dat Hij hem vele benauwdheden en kwaden deed zien. Die Hij liefheeft, kastijdt Hij. En zo waren de benauwdheden en kwaden in zijn ouderdom er ook juist het bewijs van, dat hij van God niet verlaten was. Hij moest naar de hemel getuchtigd worden.

Zo had hij in zijn ganse leven die tuchtroede niet kunnen missen. Door genade had hij iets van het nut der onderdrukking mogen zien.

Eeuwige hef de had hem in die weg geleid, waarin de tegenheden hem steeds hadden gebonden aan Gods troon en waarin hij het schadelijke van zovele vleselijke begeerlijkheden had mogen zien. Menigmaal had het hem wel toegeschenen, alsof die weg der verdrukking er het bewijs van was dat hij een bastaard was en geen zoon. Maar de Goddelijke onderwijzingen en vertroostingen hadden hem toch die weg doen kennen als de weg die ten leven leidt. Van de weg die ons recht schijnt, is het einde de dood. De weg die David moest gaan, was de weg die in Gods. ogen recht voor hem was.

Daarom horen we hem nu zeggen: Gij, Die mij vele benauwdheden en kwaden hebt doen zien.-De dichter had die benauwdheden en kwaden niet kunnen voorkomen en ook zonder de Heere niet kunnen ontkomen. God gaat onwederstandelijk in Zijn leiding mfet Zijn volk door. De benauwdheden en rampen zijn niet af te keren. Maar God wil er Zijn volk wel gedurig uit verlossen. David dacht terug aan de benauwdheden en kwaden die hem overkomen waren, maar ook aan de uitreddingen die de Heere hem gedurig had geschonken. Hoe was zijn leven toch vol benauwdheden en rampen geweest! Bij het lezen dezer woorden, blijft de aandoening der ziel niet uit bij hen voor wie de weg die de dichter had moeten gaan, ook geen onbekende is. Als ze terugzien op de weg die achter hen hgt, kimnen ze iimners ook met de dichter zeggen: Gij, Die mij vele benauwdheden en kwaden hebt doen zien. Ze denken terug aan de smartelijke slagen die hen troffen door het verlies van geUefde bloedverwanten, soms zelfs wel op zulk een hartverscheurende wijze. Ze denken terug aan de smart van het weduwschap en aan zovele andere bittere wegen der beproeving waarin Gods voorzienigheid ze leidde. Benauwdheden en rampen gingen met elkander gepaard. De benauwdheden des harten hebben zich menigmaal wijd uitgestrekt. Men wist niet meer waar men het zoeken moest. De Heere had Zich met een wolk bedekt, zodat er geen gebed door kon. In de diepste ellende zag men zich in zijn gedachten wegzinken. In eeuwigheid zou men daar niet meer uit opkomen. Geen moed had men om te leven en geen hoop voor de eeuwigheid.

En zulke benauwdheden en kwaden hebben elkander in het leven gedurig opgevolgd. Gij, Die mij vele benauwdheden en kwaden hebt doen zien. Als men dacht dat men er bovenop was, dan kwamen er weer nieuwe benauwdheden en rampen. De wolken kwamen steeds weder na de regen. En nu David oud was, was hij de benauwdheden en rampen nog niet te boven. Integendeel, waar hij nu in verkeerde, daar had hij nog nimmer in verkeerd. Zo is het altijd weer met nieuwe verdrukkingen, dat men zeggen moet dat men wel vele benauwdheden en kwaden heeft gezien, maar nog niet zulke. En daar weet de vijand gebruik van te maken, door die helse smaadtaal te doen horen:

God zal hem nu niet meer Verlossen, als weleer; Hem is geen heil beschoren.

Toch moch David geloven, dat die God Die hem vele benauwdheden en kwaden had doen zien, hem ook nu weer als uit de afgronden der aarde zou doen opkomen. De volgende keer hopen we daar onze aandacht nog wat aan te geven.

V.

M.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 augustus 1965

De Wachter Sions | 4 Pagina's

VELE BENAUWDHEDEN EN KWADEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 augustus 1965

De Wachter Sions | 4 Pagina's