Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE BIJBELSE GESCHIEDENIS 92.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE BIJBELSE GESCHIEDENIS 92.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Antwoorden 551 t/m 560

551. Het verspieden van het land Kanaan was niet noodzakelijk geweest maar het is geschied onder Gods toelating. In Num 13:1 lezen we wel dat God het bevel er toe gegeven had, maar uit Deut. 1 : 22 blijkt duidelijk, dat het voorstel er toe van het volk was uitgegaan. De noodzaak - zoals bij andere volken - was hier niet aanwezig, want de Heere had immers beloofd hen te brengen in een goed land. Hadden zij nodig dan nog mannen uit te zenden, die het land zouden uitzoeken waar de Heere dit lang van te voren gedaan had? Hij had immers aan de vaderen al bekend gemaakt: Ten dage als Ik Israël verkoos, zo maakte Ik Mijzelven in Egypteland bekend, ja Ik hief mijne hand tot hen op, dat Ik hen uit Egypteland uitvoeren zou, in een land, dat ik voor hen uitgespeurd had, vloeiende van melk en honig, hetwelk een sieraad is van alle landen."

(Ezech. 20). En zou Hij, die hen gedurig voorging met de wolkkolom des daags, en met de vuurkolom des nachts, de weg niet wijzen naar het land dat Hij beloofd had? Had Hij ook niet betoond de macht te hebben om Zijn woord te vervullen, waar Hij zoveel vijanden al verdelgd had, zijn volk had beschermd, gevoed met manna, gedrenkd met water uit de steenrots? We kunnen dus wel besluiten dat het voorstel niet anders was dan een vrucht van twijfel en ongeloof aan Gods wijsheid, macht en goedheid. De Heere heeft hen nochtans laten begaan, zoals er beschreven staat in Psalm 81: „Dies liet Ik hen wandelen in hurme raadslagen." Evenwel had het nog tot nut van het volk kunnen zijn, indien de verspieders allen hun plicht hadden gedaan, zoals Jozua en Kaleb. Een goed gerucht van het land had im­

mers tot versterking van de zwakgelovigen en tot bevestiging van 's Heeren beloften kunnen strekken. Op die wijze zouden de verspieders het volk nog een goede dienst hebben kunnen bewijzen.

552. Veertig dagen waren zij weg geweest.

553. Als bewijs van de vruchtbaarheid van het land brachten zij een tros wijndruiven mede. De druiventros was zó groot en zwaar dat zij hem met hun tweeën op een draagstok droegen. De plaats waar zij hem afgesneden hadden, noemden zij Eskol (is druiventros). Ook nu vindt men daar ter plaatse nog wel trossen van 12 a 16 pond; zij zijn nog steeds in het hele land beroemd en de trossen zijn soms een el lang. Verder brachten zij nog granaatappelen en vijgen mede, alles voorproeven en onderpanden van de vruchten van het beloofde land.

554. Jozua en Kaleb.

555. Neen, zij waren doof voor de duidelijke redenering van Kaleb, en werden er nog meer door verbitterd, zodat zij dreigden hen met stenen te stenigen. En dat enkel en alleen omdat zij een goede raad gaven en de zuivere waarheid lieten horen n.1. , Laat ons optrekken en het land in bezit nemen, zijt tegen de Heere toch niet wederspannig! en vreest het volk des lands niet, enz".

Hij spreekt niet eens van het land veroveren maar van het in-bezit-nemen ervan, zoals men doet met een erfenis die lang van tevoren bereid is.

556. Als straf voor het versmaden van het beloofde land werden zij van de in-bezitneming uitgesloten en werd de belofte Gods vervuld aan hun kinderen, maar niet aan hen. Zij krijgen bevel onmiddellijk terug te keren naar de woestijn. In die woestijn zouden zij sterven, overeenkomstig hun wens, die zij in bitterheid des gemoeds geuit hadden. Veertig jaren zouden zij in de wildernis moeten dwalen om er tenslotte hun graaf in te vinden. Veertig dagen hadden zij geduld gehad met de verspieders en hen verwacht; hun getuigenis hadden zij aangenomen en het getuigenis van God verworpen, nu zouden zij rechtvaardig veertig jaren wachten op de vervulling van Gods toezeggingen. In een bijzondere strafoefening Gods stierven de tien boze verspieders door een plotselinge dood.

Zij hebben 't lang gewenste land Versmaad uit strafbaar onverstand, En niet geloofd aan 's Heeren woorden. Dies zwoer d' Almachtige, dat Hij Die snoden in de woestenij Zou nedervellen en verderven; Ja, dat Hij hen, met al hun zaad, Zou bij de heid'nen om doen zwerven. Van elk gevloekte, van elk versmaad.

(Psalm 106)

557. De dwaze en vruchteloze poging van sommige Israëlieten om toch op te trekken liep slecht af. De vijand had post gevat op de top van de berg, die zij wilden beklimmen. Zij deden een uitval en versloegen hen. Waarschijnlijk is een groot aantal Israëlieten bij die onderneming gesneuveld.

558. Mozes' ongehoorzaamheid bestond daarin dat hij de rotssteen sloeg, inplaats van daartegen te spreken, zoals de Heere hem bevolen had. Hierdoor werd Gods eer verkleind, hoewel Hij zo goed was Mozes niet beschaamd te laten staan, want er kwam toch veel water tevoorschijn. Mozes werd gestraft, omdat hij de Heere niet geheiligd had voor het volk. Hij was de leider, de hoogste in stand, hij droeg ook de zwaarste verantwoordelijldieid en was de stiptste gehoorzaamheid aan God verschuldigd.

De zonde, die hij bedreven had, was een ambtszonde. De kanttekening zegt, dat hij twijfel toonde of God machtig genoeg was uit te voeren wat Hij bevolen had, en daardoor had hij aan het volk geen goed exempel gegeven om aan Gods woorden te geloven.

De straf bestond daarin, dat Mozes het land niet zou mogen ingaan. In een roerend gebed heeft Mozes nog wel aan de Heere gevraagd of hij het land toch zou mogen binnentreden, maar vruchteloos.

We kunnen ervan lezen in Deut. 3 : 23 e.v. „Ook bad ik den Heere om genade, zeggende terzelfder tijd: eere HEERE, Gij hebt begonnen Uwen knecht te tonen Uwe grootheid en Uwe sterke hand. Laat mij toch overtrekken en dat goede land bezien, dat aan gene zijde der Jordaan is. Doch de Heere verstoorde zich zeer om uwentwil over mij, en hoorde niet naar mij; maar de Heere zeide tot mij: et zij u genoeg; spreek Mij niet meer van deze zaak.”

559. Het land ten oosten van de Jordaan werd aan de stam van Ruben en Gad en de halve stam van Manasse ten erfdeel gegegeven. (Deze stammen hadden veel vee en het Overjordaanse was uitstekend weiland).

560. Israël heeft tegen Edom niet gestreden omdat het bergland van Seïr een moeilijk terrein geweest zou zijn om zich met geweld de doortocht te verschaffen. Doch al was dit niet zo geweest, dan nog was er het bevel Gods, dat inhield Ezau geen kwaad te doen, omdat hij Jakobs broeder was. Dit laatste zal dus de voornaamste oorzaak geweest zijn dat Israël van hem afweek en een andere weg koos. Wel kwam de haat, die Ezau tegen Jakob en zijn nakomelingen steeds gehad had, hier weer opnieuw naar voren: op het vriendelijk verzoek van Mozes antwoordde Edom met een oorlogsverklaring. De Heere heeft de zonde van Edom dan ook bezocht. Eeuwen later - in de tijd van Amos - haalt de Heere de vijandige behandeling tijdens de woestijnreis nog op, en Hij noemt het één der overtredingen, waarom Hij een vuur zal zenden in Theman, dat de paleizen van Bozra verteren zal.

Looft Hem, die den Amoriet, Van zijn grootsen zetel stiet; Want Zijn gunst, alom verspreid. Zal bestaan in eeuwigheid, looft Hem, wiens geduchte macht Bazans koning 't onderbracht; Want Zijn gunst, alom verspreid. Zal bestaan in eeuwigheid.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 juli 1966

De Wachter Sions | 4 Pagina's

DE BIJBELSE GESCHIEDENIS 92.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 juli 1966

De Wachter Sions | 4 Pagina's