Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE BIJBELSE GESCHIEDENIS 102.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE BIJBELSE GESCHIEDENIS 102.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Antwoorden 601 t/m 610.

601. Wij vinden het allereerst iets van Jozua vermeld in Ex. 17 : 9, waar hij als de Israëlietische bevelhebber de strijd aanbindt tegen Amalek.

Even verder lezen we in Ex. 24:13 van hem, dat hij met Mozes de berg Sinaï beklimt als deze de wetten Gods in ontvangst heeft te nemen; hij is dan ook weer met Mozes als deze de berg afdaalt met de twee stenen tafelen (Ex. 32 : 17). Voorts wordt hij in Ex. 33 : 11 beschreven als de bewaker van de tent der samenkomst. Hij was ook één van de twaalf verspieders, die uitgezonden werden om het land Kanaan te verspieden (Num. 13 : 8) en dan waren hij en Kaleb de enigen, die een gunstig verslag uitbrachten, hetgeen hun bijna het leven kostte (Num. 14 : 6). Jozua en Kaleb waren ook de enigen van de verspieders, die in het leven bleven en de toezegging ontvingen dat zij het beloofde land zouden intreden (Num. 14 : 30). Tenslotte wordt op verscheidene plaatsen in het boek Deutr. van hem geschreven, dat hij op Gods bevel Mozes opvolger zal zijn en met de priester Eleazar de verdeling van het land op zich zal nemen. Mozes had de handen op hem gelegd en na diens dood aanvaardde hij zijn taak om voorganger van het volk te zijn, (Joz. 1 : 1 e.v.).

602. Jozua werd op een bijzondere wijze bekrachtigd door de verschijning van een Man met een uitgestoken zwaard, die zich noemde: de Vorst van het heir des Heeren. Uit het bevel dat Jozua kreeg om de schoenen van zijn voeten te trekken, omdat de plaats waarop hij stond, heilig was, kan Jozua ontwijfelbaar vaststellen, dat het de Heere zelf was die hem verschenen was. Hetzelfde was Mozes bevolen toen God hem riep uit de brandende braambos.

603. De Rubenieten, Gadieten en de halve stam van Manasse, 40.000 gewapende mannen trokken met het leger van Jozua mee. De overigen bleven ter bescherming van het achterblijvende.

604. Ja, Jozua zond van Sittim twee verspieders uit naar Jericho, om de toestand van land en volk te verkennen.

605. Door een publieke vrouw, Rachab geheten, werden zij gered. Zij had haar huis op de stadsmuur en daar wilde de koning van Jericho hen gevangen doen nemen.

Doch Rachab verborg hen onder de vlasstoppelen op het dak en misleidde de boden konings.

606. Als beloning is Rachab niet omgekomen met de halsstarrige inwoners van Jericho, maar zij werd gespaard en later in het volk van Israël opgenomen. Zij huwde met Salmon, werd de moeder van Boaz, de overgrootvader van David en zo verkreeg zij een plaats onder de voor-ouders van de Messias. In de eigenlijke zin is hier van geen beloning sprake, want de Apostel verklaart in Hebr. 11:31 dat zij door het geloof gehandeld heeft. Haar vriendelijke daad tegenover de verspieders was een vrucht van het geloof, dat God haar geschonken had. (Zie over de onverdienstelijkheid van de goede werken Zondag 32 van de Heid. Catech.).

607. Ja, deze verspieders brachten een gunstige tijding aan Jozua. Zij zeiden tot hem: „Zekerlijk de Heere heeft dat ganse land in onze handen gegeven; want ook zijn al de inwoners des lands voor onze aangezichten gesmolten", d.w.z. weekhartig geworden, zonder moed of veerkracht.

608. Door een wonder van Goddelijke almacht bleef het water van de Jordaan, dat van boven van de Libanon kwam, staan op de plaats, waar de priesters hun voetzolen in het water zetten. Aan de ene zijde bleef het water staan en aan de andere kant vloeide het weg. Zo kon Israël door een brede weg droogvoets overtrekken en zonder enige tegenstand hun voet in het beloofde land zetten.

609. Bij het wonder aan de Rode Zee had de Heere de wateren aan weerszijden als een muur doen staan, hier slechts aan één zijde. De wateren der Jordaan zwollen n.1. tegen die onzichtbare dam op als een hoop, hetgeen door hen, die een heel eind verder langs de oever woonden (tot de stad Adam toe) met verbazing werd waargenomen. Aan de andere zijde van die onzichtbare muur vloeide het water op zijn gewone wijze weg naar de Dode Zee en zodoende kwam de bodem van de rivier droog te liggen. Hier was geen wind nodig, zoals bij de Schelfzee, want de Jordaan heeft een sterk verval. De bodem ervan is steenachtig, niet slijkerig en door die breedte, door Gods hand gebaande weg trok het volk over. Zonder dit wonder had het volk, twee miljoen in aantal, onmogelijk over de rivier kunnen komen, omdat die daar ter plaatse in de oogsttijd een zeer hoge waterstand heeft en dus niet doorwaadbaar is.

610. Sittim was de laatste legerplaats in de woestijn. Gilgal de eerste binnen het land Kanaan. Vanuit Sittim waren zij opgetrokken naar de oever van de Jordaan. Aan Sittim was echter een beschamende herinnering verbonden: tijdens hun verblijf aldaar had het volk immers gehoereerd met de dochteren der Moabieten en zich gekoppeld aan Baal-Peor (Num. 25).

Om die gruweldaad had God hen rechtvaardig kunnen verstoten, maar nu had Hij hen vanuit Sittim - volgens zijn beloften - geleid naar de Jordaan en gebracht aan de overzijde, waar Gilgal lag. Gilgal betekent afwenteling. Hier werd de smaad van Egypte afgewenteld, ja de smaad van heel him vroegere toestand, zowel in Egypte als in de woestijn. De vijanden hadden al smadelijk gezegd dat de Heere hen niet in dat goede land kon brengen.

Daar had het volk het ook naar gemaakt. Nochtans had de Heere Zijn beloften vervuld om Zijns zelfs wil. En waar na de inbezitneming van het beloofde land Israël het gedurig weer verbeurde, dat God nog enige bemoeienis met hen zou onderhouden, komt de profeet Micha hen wdjzen op de rechtvaardige twist, die de Heere met Zijn volk heeft. „Hoort nu, wat de Heere zegt: .... Hoort, gij bergen, den twist des Heeren; want de Heere heeft een twist met Zijn volk, en Hij zal zich met Israël in recht begeven.

O, Mijn volk! wat heb ik u gedaan en waarmede heb ik U vermoeid? Betuig tegen Mij. Immers heb ik u uit Egypteland opgevoerd.... Gedenk toch wat geschied is van Sittim af tot Gilgal toe, opdat gij de gerechtigheid des Heeren kent.”

De profeet moest hen dus in de naam des Heeren aan hun schuld tegenover God herinneren opdat er door die prediking een bukken zou mogen komen voor de hoge God, zoals we lezen in het vervolg van Micha 6 en zoals het was bij de dichter van de 106e Psalm:

Wij hebben God op 't hoogst misdaan. Wij zijn van 't heilspoor afgegaan, Ja wij en onze vaad'ren tevens. Verzuimend alle trouw en plicht. Vergramden God, den God des levens. Die zoveel wond'ren had verricht.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 november 1966

De Wachter Sions | 4 Pagina's

DE BIJBELSE GESCHIEDENIS 102.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 november 1966

De Wachter Sions | 4 Pagina's