Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

III. DE OPENBARING DES HEEREN AAN THOMAS.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

III. DE OPENBARING DES HEEREN AAN THOMAS.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

En Thomas antwoordde en zeide tot Hem: Mijn Heere en mijn God". Johannes 20 : 24—28.

Daarenboven toont dö Heere Zijn handen en doet Hij Thomas Zijn zijde tasten. In die handen zijn de tekenen van het kruis. In die handen zijn dfe uitverkorenen gegraveerd. Aan het kruis waaraan die handen genageld waren, heeft Hij volbracht, alles, wat Gods recht eiste ter voldoening van de schuld. De wet is van haar vloek ontwapend en de zondaar met God verzoend. En uit die zijde kwam bloed en water; het bloed der verzoening en het water der reiniging. Want Christus is beide de verzoening en de heiligmaking Zijns volks.

In Adam zijn ook de uitverkorenen schuldenaren aan Gods recht en gans verdorven. Zij hebben van node de voldoening aan het recht Gods en de volkomen reiniging van de zonde. Zelf hebben zij geen kwadrantpenning om te betalen, en vermogen zij niet één zonde te doden. Maar hun gezegende Borg heeft de schuld gedragen en is zonde gemaakt voor hen, opdat zij zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem. Hij stelt Zijn Kerk den Vadter voor als een reine maagd, zonder vlek en rimpel. In Hem is God verzoend met db uitverkoren, gans dOemwaardige zondaar en van (te geworpenen op het vlakke dés velds betuigt de Heere Zelf: „Mijn lust is aan haar". Zijt niet ongelo^ vig, maar gelovig" en op Zijn bevel moet het ongeloof vlieden. Hier moet Gods volk in aanbidding en verwondering wegzinken. Zulk één is mijn liefste, zulk één is mijn vriend, o dbchteren van Jeruzalem.

Die openbaring had een alvermogende kracht. Staan wij dan nu stil bij de kracht waarmede zij geschiedde.

In vers 28 lezen wij hiervan: En Thomas antwoordde en zeide tot Hem: „Mijn Heere en mijn God".

Door de overwinnende kracht, waarmede de Heere Zich aan Thomas geopenbaard heeft, zijn de zielevijanden, die hem gevangen hielden, gevloden. Het geloof breekt door in een zo klare getuigenis, als nog voor dezen niet vernomen is.

. Het geloof erkent Christus als de Zone Gods. Hierin kwam het grote onderscheid uit tussen de discipelen en de Joden. De Joden toch wilden wel erkennen dat de Nazarener iets bijzonders was, dbch zodra Hij hun betuigde Zone Gods te zijn, zochten zij Hem te doden. Zelfs scheurde Kajafas zijn klederen van voorgewende verontwaardiging en verwees hij de Heere Jezus tot de dood, als Deze onder ede verklaarde Gods Zbon te zijn. Daarentegen hebben de discipelen door het geloof getuigems er van gegeven, dat Hij db Gbristus, de Zoon des levenden Gods is. Zo sprak Nathanaël, zo getuigde Petrus en beleden al de jongeren. Het is de eigenschap des geloofs Christus te erkennen als waarachtig God en mens en Hem te eren gelijk zij dé Vader eren. Wie J^paer in het stof der diepe vernedering voor. Christus viel, als de waarachtige God en het eeuwige leven, kent Hem niet en zal eens uit ^]n mond horen: „Die niet gewild hebben dat ^k Koning over hen ben, brengt ze hier en ^at ze voor Mijn voeten dood".

Maar die erkenning komt nu bij Thomas tot voUe bewustiieid. Hij aanschouwt door het oprecht geloof Hem, Die de dood verslonden leeft tot eeuwige overwinning als Heere en God. Het voorhangsel van Christus' menselijke natuur is gescheurd en met voUe glans blinkt de Godheid des Zaligmakers door voor het oog van de discipel, ia wien het ongeloof verbroken is. Hier zinkt de Kerke Gods in aanbidding weg. Johannes viel als dood aan de voeten des Heeren, en ieder wie het te beiut vaUen mag de heerlijkheid Gods in Christus te aanschouwen, moet met de grote schare in de hemel uitroepen: „HaUelujah, de zaligheid en de heerlijkheid en de eer en de kracht zij de Heere onze God".

Het geloof heeft daarenboven een toeëigenende kracht. De erkenning van de Gegevene des Vaders gaat vooraf, doch dan ook volgt de kinderlijk-vrijmoedige toeëigening, gelijk Thomas uitroept: „Mijn Heere en mijn God". Tot tweemaal toe eigent Thomas hier Christus als zijn Heere en God. Neen het was hier geen gestaltehjke opwelling, doch een welbewust eigenen als gevolg van de verheerlijking des Heeren ia Hem.

Steeds eigent het geloof in zijn levende Christus en Diens weldaden. Telkenmale als de Heere Zich openbaart verlaat het geloof zich op Hem. Maar er is zulk een groot onderscheid in hetgeen de discipelen voor en na de opstanding des Heeren doorleefden. En zo menigeen van Gods volk mist no'i db verzekering van zijn eigendomsrecht aan Christus. Dat gemis laat zulk een lege plaats in zijn hart en doet de ziel zo dienstbaar zijn onder db wet en vreze voor Gocfc recht en gebogen gaan onder een openstaande schuld. Maar als de Heere aan het volk, in wie (gelijk in Thomas en de andere discipelen) alle leven afgesneden wordt, Zich als de volkomen Zaligmaker verheerlijkt en kwijtschenkt, dan verkrijgt het geloof kracht om een geschonken Jezus toe te eigenen, als him Heere en hun God. Die verzekering behoudt haar kracht, zelfs in de grootste donkerheid. Job is daarvan een duidehjk bewijs, toen hij in de poorten van de dood uitriep: „Ik weet, mijn Verlosser leeft". Hij is de Mijne en Ik ben de Zijne, Die daar weidt onder de leüën. Naar die genade betaamde het wel al Gods volk te staan, opdat zij niet ziende nochtans geloven mogen in Hem, Die zit aan de rechterhand der majesteit Gods in db hoogste hemelen. Hij is het leven en de zaligheid der Zijnen en in 't mijnen des geloofs ligt het toeeigenen van Hem, als de Bloedbruidegom. Hij is het eigendom der Zijnen en zij zijn de vervulling Desgenen, Die alles in allen vervult. In Hem hebben zij de verzoening met de Vader, Die hun overtredingen uitdelgt als een nevel en hun zonden niet gedenkt. In hem zijn zij hersteld in de gemeenschap met de Drieënigen God, Wiens welbehagen het is; Zijn uitverkoren kerk te zijn een God van volkomen zaligheid. In hun Heere en God zijn zij erfgenamen der eeuwige heerlijkheid en alles is hunne hetzij tegenwoordige, hetzij toekomende dingen en zij zijn Christi en Christus is Gods. Zou dan die kerk niet zingen:

Gij zijt mijn God, U zal ik loven, Verhogen Uwe majesteit. Mijn God, niets gaat Uw roem te boven, U prijs ik tot in eeuwigheid. Laat ieder 's Heeren goedheid loven, Want goed is d'Oppermajesteit, Zijn goedheid gaat het al te boven, Zijn goedheid duurt in eeuwigheid.

En nu heeft de Heere het ongeloof van Thomas niet verdedigt. Integendeel, Hij bestraft het ongeloof steeds in Zijn Woord. Het is de baarmoeder van aUe zonden. Israël is tot een exempel gesteld als het door ongeloof is omgekomen in de woestijn. Ziet dan toe, dat gij niet in hetzelfde exempel der ongelovigheid valt. Door het ongeloof verwerpen wij het Woord Gods en stellen wij God paal en perk. Wie zou kunnen zalig worden, zo hij eerst moet zien gelijk Thomas eiste. Christus voer ten hemel op en zal door niet één mens meer gezien worden vóór de grote dag des oordeels. Ten laatste van aUen is Hij van Paulus gezien. Daarom gaf de Heere Thomas nog de les: „Zalig zijn zij die niet zuUen gezien hebben en nochtans zullen geloofd hebben." Maar om in waarheid te geloven is ons niet minder nodig dan Thomas, dat de kracht van Christus ia ons verheerlijkt wordt.

Wij zijn van nature in de staat des ongeloofs. Bij Thomas was dat niet meer. Zijn ziel was voor een wijle door het ongeloof gevangen genomen en zuchtte onder die overheersing.

Doch van natmre zuchten wij niet; wij hollen voort. Deze de zonden indriJakend als water; gene in dodelijke rust op db zandgrond zijner gerechtigheden. Him oordeel is geveld. De Heere Jezus zegt het u, onbekeerden van harte, aan dat gij buiten de zaligheid zijt. De mond van de Waarachtige sluit u buiten. Hij zal straks u eeuwig uitsluiten van de zaligheid en uw deel zal zijn met de goddelozen en verdoemden in de hel. O, dat 't woord van Christus u moge treffen. Ik weet, wij kunnen dat woord slechts brengen tot het uiterlijk gehoor; ik ben er van overtuigd dat hoger dan menselijke kracht nodig is om u te overreden.

Doch het heeft de Heere behaagd door de dwaasheid der predikiag zondaren zalig te maken. Die predilang moge ook u treffen, als een pijl van de boog van Hem, Die rijdt op het witte paard Zijner overwinniag, overwinnende en opdat Hij overwint. Hij is triumferend verrezen uit het graf. Hij is overwinnaar in alle eeuwigheid. En Hij overwint in elk zondaar, die Hij uit Satans klauw verlost en uit het ongeloof trekt, opdat hij voor Zijn Woord beve. O, het moge ook in onze donkere dagen gehoord worden en gezien, dat Christus de opstandiag is en het leven.

Hij heeft het toch gezegd, dat doden zullen horen de stem des Zoons Gods en die ze gehoord hebben, zullen leven. De Heere make Zich heerlijk in ons. Dan wordt het toch zo geheel anders dan wanneer wij slechts met een historieel geloof de Waarheid toestemmen. Dat wij ons niet misleiden. Duizenden zien hun historieel geloof aan voor het zaligmakend geloof. Zij zijn vreemdelingen van het bevindelijk leven. Wij he^> ben het Woord, zo roepen zij, en dat is genoeg. Ja het zal genoeg zijn om eeuwig tegen hen te getuigen. De Heere beware ons voor de leer van onze dagen, voor het juichend Christendom, en verwaardige ons Hem te leren kennen. Die Zich aan al zijn volk zal openbaren als de enige en waarachtige Zaligmaker, Die is dood geweest en leeft in alle eeuwigheid.

Die Zaligmaker is Hij voor Zijn volk, maar niet aUen komen tot de blijdschap des geloofs die Thomas deed uitroepen: „Mijn Heere en mijn God".

Nu moge het tot troost van het bekommerde volk zijn, dat de zaligheid niet is vastgemaakt aan het welwezen, doch aan het wezen des geloofs. Thomas was een van 's Heeren lievelingen eer hij tot de volle verzekering gekomen was en de Heere heeft hem om zijn ongeloof niet verworpen. Hij zal ook u niet verwerpen,

die in waarheid u als een ellendige en verlorene voor God hebt leren kennen en de grond uit uw werk moest verliezen. Miskent toch de bediening des Heiligen Geestes in u niet, nog ook de volheid der genade in Christus. Zijn uw zonden als een zware last u te zwaar geworden, roept uw schuld om het oordeel van de eeuwige dood, is uw last vol van ongerechtigheden, in Christus is een onuitledigbare volheid van gerechtigheid tot betaling van alle zonden en Hij is de fontein, geopend voor de huize Davids tegen de zonde en de ongerechtigheid. O, dat gij naar Hem hongeren en dorsten mocht. Versmaadt toch Zijn nodigende stem niet. Geeft u aan het ongeloof niet over, dat het bloed van Christus gering acht, maar komt gevlogen als een duive uit het land van Assur en als een vogelke uit Egypte tot Zijn vensteren.

In Thomas wordt het schadeUjk© en Godonterende van het 'leloof zo klaar getoond. Het moge u, volk, in donkere dagen, als gij de harpen aan de wilgen hangen moet, tot een waarschuwend exempel zijn. Onttrek u niet van Gods volk en van 's Heeren Woord, maar gaat uit op de voetstappen der schapen. Gij mochc er Jezus vinden. Verwerpt niet de genade die de Heere u bewees, omdat gij niet tot de voUe verzekering gekomen zijt, want gij zult een grote donkerheid over uwe ziel halen. Zijn de vertroostingen Gods u te klein? De Heere doe u in uw gemis van Hem, In Wien alleen het leven is, tot Hem komen. Zoekt Hem met smekingen en geween. Komende zal Hij gewisselijk komen en niet achter blijven. Het moge voor u eens Pasen worden, gelijk voor Thomas, opdat ook gij die Jezus moogt eigenen als uw Heere en uw God.

Hoe rijk is toch dat volk begenadigd dat in Hem gevonden is. Hij zij u een gedurige toevlucht. De Heere Jezus sprak u zalig in het woord tot Thojnas, maar Hij wees er ook op dat Zijn volk door geloof wandelen zal en niet door aanschouwen. Dat de ware geloofsoefening dan gedurig levendig zij onder Gods gunstgenoten. Zoekt de dingen die boven zijn, waar Christus is, en niet de dingen die op de aarde zijn. Wierp de Heere het ongeloof in uw hart neder. Hij geve u de wandelingen des geloofs in verloochening van eigen krachten. Hij zij uw toevlucht in al uw druk en kruis, dat Hij u verwaardige blijmoedig te dragen als die verdrukt worden doch niet benauwd; twijfelmoedig doch niet mismoedig; vervolgd doch niet daarin verlaten; nedergeworpen doch niet verdorven, altijd de doding des Heeren Jezus in het lichaam omdragende opdat ook het leven van Jezus in ons lichaam zoude geopenbaard worden.

Amen.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 april 1967

De Wachter Sions | 4 Pagina's

III. DE OPENBARING DES HEEREN AAN THOMAS.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 april 1967

De Wachter Sions | 4 Pagina's