Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

I. EEN GEWILLIG VOLK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

I. EEN GEWILLIG VOLK

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Uw volk zal zeer gewillig zijn op de dag Uwer heirkracht, in heilig sieraad; uit de baarmoeder des dageraads zal U de dauw Uwer jeugd zijn. Psalm 110:3.

Niet alleen is er Oud-Testamentisch over de vernedering van de Middelaar gesproken, maar ook over Zijn verhoging. In het Ie vers van deze 110e Psalm is er reeds gewaagd van Christus' zitting aan Gods rechterhand. De Heere heeft tot mijne Heere gesproken: Zit aan Mijn rechterhand, totdat Ik Uwe vijanden gezet zal hebben tot een voetbank Uwer voeten. Aan de rechterhand des Vaders oefent de Middelaar Zijn drie ambten uit ten goede van Zijn kerk. Zo wordt er in deze 110e Psalm ook over Zijn priesterlijk ambt gesproken, want in het 4e vers horen we dfe dichter zeggen: De Heere heeft gezworen, en het zal Hem niet berouwen: Gij zijt Priester in eeuwigheid^ naar dö ordening Melchizédeks.

In de tekst die we thans willen overdenken, spreekt de dichter in het bijzonder over Zijn koninklijk ambt. Ook in de vorige verzen is er reeds over dat koninklijk ambt gesproken, als daar gezegd is, dat Zijn vijanden gezet zullen worden tot een voetbank Zijner voeten. En daarop is dan gevolgd in het 2e vers: De Heere zal de scepter Uwer sterkte zenden uit Sion, zeggende: Heers in het midden Uwer vijanden. Zijn vijanden zal' Hij dus door Zijn koninklijke macht beteugelen en ten ondfer brengen. Maar ook Zijn volk zal Hij dbor Zijn koninklijke macht aan Zich onderwerpen. Uw volk, zó wordt dus in de tekst over Zijn volk gesproken. Dat is het volk dat Hem van eeuwi^eid door de Vader als het loon op Zijn arbeid is toegezegd. Daar getuigt Hij van in Zijn hogepriesterlijk gebed, als Hij zegt: Zij waren Uwe, en Gij hebt Mij dezelve gegeven.

Met Christus' volk worden hier in de tekst dus de verkorenen des Vaders bedoeld. Die zijn Hem dus van eeuwigheid reeds door de Vader gegeven. De Vader eigent ze hier dan ook de Zoon toe, als Hij zegt: Uw volk zal zeer gewillig zijn op dB dag Uwer heirkracht.

Die verkorenen des Vaders zuUen dus als Zijn onderdanen aan Hem onderworpen worden gemaakt. Zij zullen zeer gewillig worden om Hem als Zijn onderdanen te dienen. Maar dat zal zijn op de dag Zijner heirkracht

Uit zichzelf zijn ze zo gewilMg niet. Zij moeten gewillig gemaakt worden. Daartoe moet er een dag van Zijn heirkracht aanbreken. Deze tekst kan niet naar de smaak van de vrije-wildHjvers zijn. Voor hen is er zulk een dag van Gods heirkracht niet nodig om gewiUig te zijn. Ze zijn gewillig genoeg uit zichzelf. Zeer gewUlig nemen zij het evangelie aan. Zeer gewiSig onderwerpen zij zich dus aan Christus' koninklijke heerschappij.

Maar dat volk waarover hier in de tekst gesproken wordt is zo gewillig niet. Als Christus wachten moest op de gewilligheid van dat volk dan moest Hij het zonder onderdanen doen. Tevergeefs had Hij dan Zijn bloed gestort en al Zijn arbeid was dan ijdel en vruchteloos geweest. Het is echter de belofte des Vaders die we hier vinden in. de tekst, dat Christus' volk f^r gewühg zal zijn op de dag Zijner heirkracht. Die verkorenen des Vaders zal Hij dan door Zijn koninklijke macht aan Zich onder-Werpen.

Zo zal er voor dat volk een dag van Zijn heirkracht aanbreken. Als dat niet gebeurde, zou lat volk in zijn geestelijke dbodsstaat blijven liggen. Aan vermaningen en roepstemmen heeft het dat volk in zijn onbekeerde staat niet ontbroken. Het heeft daar echter overheen geleefd. En wellicht heeft het ook van der jeugd af de zuivere Waarheid horen verkondigen.

Maar die Waarheid deed geen kracht op dte ziel tot zaligheid. Zonder de leven(toakende kracht van Gods Geest draagt de prediking van Gods Woord geen vrucht tot bekering. Die Geest moet dat Woord dben zijn als een hamer en vuur, die de steenrots des harten te morzel slaat. Ook kimnen er wel algemene overtuigingen des Geestes zijn geweest, maar daarmede was ook de dag van Gods heirkracht nog niet aangebroken. De mens blijft daarmede geestelijk dood.

Er zal dus een nieuw leven moeten worden verwekt. Zo zal God Zich in Zijn wederbarende kracht moeten verheerlijken in het hart des zondaars. Dan vindt er een vernieuwing plaats van de gehele mens.

Dit geschiedt op de dag van Gods heirkracht. Dat is die dag waarop Christus voorspoediglijk rijdt in Zijn heerlijlcheid, op het woord der waarheid en rechtvaardige zachtmoedigheid.

Dan zijn Zijn pijlen scherp van Zijn boog en treffen zij in het hart van des Konings vijanden. Zo wordt men dan verwond uit het leger weggedragen. Paulus moclit dreiging en moord blazen tegen de gemeente des Heeren, maar op die dag van Gods heirkracht werd hij als een verslagene ter aarde neergeveld. Bij Lydia werd het hart geopend, zodat zij acht gaf op hetgeen door Paulus van 's Heeren wege gesproken werd. Het gmg er bij haar wel anders naar toe dan bij Paulus, maar toch was het ook voor haar een dag van Gods heirkracht, als de Heere Zijn Woord bij haar ingang deed vinden. Laten we het ons toch niet wijs laten maken, dat wij allemaal geen Paulus' bekering nodig hebben. Al is het dat de bekering voor het oog niet bij allen even opvallend en krachtdadig is, toch moet bij elk mens hetzelfde gebeuren.

En alzo is het werk Gods in de bekering van de zondaar altijd een krachtdadig en onwedèrstandelijk werk. We moeten aUen van dood levend gemaakt worden. Geestelijk dood zijn we van nature allemaal, vne we ook zijn. Ook zijn we allen even vijandig tegen onze eigen zaligheid. En alzo verkeren we allen in een staat van geestehjke onmacht onder de zonde. De ware zaligheid 'begeren we niet en in Gods wet kunnen we ons vermaak niet vinden. Liefhebbers zijn we van het kwade en haters van het goede. En of we nu van der jeugd afaan geleid worden of op latere leeftijd uit de wereld worden getrokken; of we godsdienstig of goddeloos geleefd hebben, er moet een dag van Gods heirkracht in ons leven aanbreken. Zo is dus elke bekering krachtdadig. Al degenen die door God worden staande gehouden op hun levensweg, zullen moeten erkennen, dat hun weg in de hel geëindigd was, als God er niet aan te pas was gekomen.

(Wordt vervolgd)

V.

M.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 juli 1967

De Wachter Sions | 4 Pagina's

I. EEN GEWILLIG VOLK

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 juli 1967

De Wachter Sions | 4 Pagina's