Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

III. EEN GEWILLIG VOLK.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

III. EEN GEWILLIG VOLK.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Uw volk zal zeer gewillig zijn op de dag Uwer heirkracht, in heilig sieraad; uit de baarmoeder des dageraads zal U de dauw Uwer jeugd zijn. Psalm 110:3.

Dit volk mag een gewillig volk zijn, met heilig sieraad bekleed. Hoe jaloers is men daarom op dat volk. Zichzelf ziet men van dat heilig sieraad ontbloot en inplaats van gewilligheid, moet men zoveel onwilligheid en vijandschap in zijn hart waarnemen. Men mist dan ook wat dat volk bezit. Voor dat volk is er een dag van Gods heirkracht gekomen. Zo is het nu zeer gewillig in de dienst des Heeren. Het is het volk dat onder de Kruisbanier van Koning Jezus dienen mag. Maar voor zichzelf wordt het de grote vraag of al wat er gebeurd is maar geen nabijkomend werk zal zijn. Bij aUe uitwendige godsdienst en consciëntiewerk ontbreekt immers dat heilig sieraad waarover in de tekst gesproken wordt. Er is zoveel vertoning die buiten het zaligmakend werk van Gods Geest omgaat. Aan wettische vroomheid en schijnheiligheid ontbreekt het bij velen niet.

Maar onder zulk een vrome dekmantel kan wat ongerechtigheid verscholen zijn. Ook ontbreekt het bij velen niet aan een napraten van de weg der bekering. Vandaar hebben zij ook de naam dat zij leven. Al is het dat zij een verkeerde leer voorstaan en in hun wandel niets v, an het heilig sieraad vertonen, zo worden ze toch naar him woorden wel gpnstig beoordeeld. Men kan eenmaal in deze tijd met de woorden meer doen dan met db werken.

Maar Christus heeft gezegd, dat men de boom aan zijn vruchten zal kennen. Leest men ook een druif van doornen, of vijgen van distelen? O dat bedrog dat er toch onder de godsdienst is!

Maar de oprechten wordfen nergens banger voor dan voor zelfbedrog. Men kan het niet ontkennen dat men het in de dienst der zonden voor God heeft moeten opgeven en dat er alzo een omkeer in het leven is gekomen. En al is het dat men nooit in het openbaar de wereld gediend heeft, men weet er toch van dat zijn ogen geopend zijn voor zijn diep ellen, dige staat en dat dit een algehele omkeer in het leven heeft teweeg gebracht. Och neen, dan is hem toch die dag van Gods heirkracht niet onbekend. Dan is het toch niet te loochenen, dat God hem te sterk geworden is, want anders was hij doorgegaan.

Maar toch komt het op een inwendige vernieuwing des harten aan. En waar hij nu inwendig de kracht der zonde bij zich zo waarneemt, daar moet hij er toch dikwijls voor vrezen dat die inwendige vemieuwüig bij hem gemist wordt. Daarbij komen de zovele struikelingen in zijn dageUjks leven, . Zo kan hij dus geen heilig sieraad bij zich bespeuren.

Maar de dag van Gods heirkracht houdt dan ook nog wel wat meer in dan dat we tot op heden hebben nagegaan. Db tiekst voegt er nog aan toe: uit de baarmoedter des dageraads zal u de dauw uwer jeugd zijn. We vinden hier gelijk als in zovele Psalmen een profetie aangaande de tijd des Nieuwen Testaments die met de komst van Christus zou zijn aangebroken,

Als Christus zou verheerlijkt zijn aan de rechterhand Zijns Vaders, zou Hij door de arbeid van de dienaren van het Evangeüe vele uitverkorenen bijeenvergaderen uit alle volken tot het emd der dagen toe. Die zoudfen zich mogen scharen onder Zijn Kruis-en Heilbanier. Op de Pinksterdag zou de dageraad in het bijzonder zeer heerlijk aanbreken en op die dag en daarna zouden er velen toegebracht worden tot de gemeente die zalig zou worden. Dat wordt hier bedoeld als er over een baarmoeder der dageraads en over een dauw Zijner jeugd gesproken wordt. Een grote menigte van bekeerlingen, evenals de dauwdruppelen in db vroege morgenstond, zou zich in cüe eerste tijd na de Pinksterdag onder de Kruisbanier van Koning Jezus scharen. Dat volk zou zeer gewillig zijn op de dag van Zijn heirkracht.

Maar om zich zo gewillig onder die Kruisbanier te scharen, was er dan ook wel een dag van Zijn heirkracht nodig. Christus Zelf is in de wereld gekomen en heeft het EvangeUe onder Zijn eigen volk gepredikt, maar Hij is gekomen tot het Zijne, maar de Zijnen hebben Hem niet aangenomen. Hij heeft dan ook tot Zijn volk moeten zeggen: Gi| wUt tot Mij niet komen, opdat gij het leven moogt hebben.

Neen, de mens wil niet uit genade zalig worden en hij wil dus niet door Christus zaUg worden. Als de wet hem niet een tuchtmeester tot Christus wordt, komt hij tot Christus nooit.

Er is wat evaügeheverkondiging in deze tijd waarbij men over de wet maar niet meer spreekt. Er is wat Jezas-aanbieding waarbij men niet hoort van een plaatsmakend werk voor Christus. Maar zonder dat plaatsmakend werk komt de mens tot Christus niet. Dan is hij niet vatbaar voor genadte.

Wat predikt ons deze tekst? Wel, dat Christus een gestalte in de harten der Zijnen zal verkrijgen. Dat Hij een volk zal hebben dat Hem zal huldigen als de over Sions berg gezalfde Koning. Dat volk zal Zijn genadescepter kussen en zich aan de heerschappij Zijner genade onderwerpen. Door Zijn Goddelijke heirkracht zal Hij alle hoogten ter neder werpen die zich tegen de kennis van Hem verheffen.

Hier horen wij de Vader tot Hem zeggen: Uw volk zal zeer gewillig zijn op de dag Uwer Heirkracht. Als een Goddelijke Persoon zal die Middelaar Zijn heirkracht openbaren, dbor al die duistere schaduwen van wettische bewegingen en ongelovige redeneringen te verdrijven, opdat Hij door db ziel ter zaligheid gekend wordt. Zo zal de dageraad aanbreken en de Morgenster opgaan in het hart. Zo-zal de Zon der gerechtigheid de duistere ziel bestralen.

Dan zal men zeer gewiUig zijn op die dag van Zijn heirkracht. Maar dan is men gewülig gemaakt. Het is toch zo verborgen voor de ziel dat de haper in eigen onwil schuilt. Menigmaal denkt men toch bij zichzelf, dat als God eens zo gewillig was als dat men zelf is, dat men er dan wel komen zou, maar men moet er achterkomen dat men zelf juist niet gewillig is. Wij werken het er altijd maar op aan om beter te worden en om behouden te worden, maar we moeten juist slechter en goddelozer worden, en zo moet het cp onze verlorenheid aan.

Och ja, dat kunnen we ook nog wel weten, maar met dat alles kunnen we er niet komen. En weer denken we, dat we toch wel gewillig ertoe zijn om daar te komen, maar we hebben er geen erg in dat wc toch niet anders doen dan tegenwerken. We zijn waarlijk nog te gewillig, maar daarom ook juist te onwiUig. O, wat is dat de ziel toch verborgen! Heimelijk geeft de mens altijd i og maar de schuld aan God, want hij kan voor zichzelf de schuld niet rcch' overnemen. Zo is hij dus nog een teohthebbend schepsel. Dat doet dan ook juist die vijandschap zo uit het hart oprijzen. Hij kan het zich zo nog maar niet waardig keuren, dat God nooit meer naai hem om zal zien. Als hij daar mag komen, zal er zeker wat gebeuren. Neen, dan houdt de Heere Zich niet verborgen. Dat heeft Hij nimmer gedaan, als men waarlijk diep in schi, ild, verbrijzeld en verslagen voor Hem in mocht vallen. Maar daartoe moet het nu een dag van Gods heirkracht voor ons worden.

(Wordt vervold)

V.

M.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 augustus 1967

De Wachter Sions | 4 Pagina's

III. EEN GEWILLIG VOLK.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 augustus 1967

De Wachter Sions | 4 Pagina's