Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE BIJBELSE GESCHIEDENIS 157.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE BIJBELSE GESCHIEDENIS 157.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Saul overwint de Amalekieten.

Vragen 871 t/m 880.

871. In het 15e hoofdstuk van 1 Samuel komt het nog meer uit dat Saul de rechte koning over Israël niet was. Zijn strijd tegen de Amalekieten was in miütair opzicht wel een succes, maar het was tevens de aanleiding tot een algehele breuk tussen hem en de God Israels. Laten we eens lezen wat er gebeiu^de. Er staat dat Samuel met een boodschap gezonden werd tot Saul en wel met deze: „Zo zegt de Heere der heirscharen: „Ik heb bezocht hetgeen Amalek aan Israël gedaan heeft". De Heere vnlde dus met Amalek af gaan rekenen. De maat van zijn ongerechtigheid was vol geworden. En nu geeft Hij Saul de opdracht om de strijd aan te binden. Daarbij beveelt Hij hem uitdrukkelijk dit volk en zijn bezittingen geheel te verbarmen en niets te sparen. „Verban alles, wat hij heeft van de man tot de vrouw toe, van de kinderen tot de zuigehngen, van de ossen tot de schapen, van de kemelen tot de ezelinnen toe". Deze opdracht wordt plechtig door de profeet Samuel aan Saul overgebracht. Hij wordt daarbij herinnerd, dat God hem de macht over Israël gegegeven heeft en dat hij die macht - als stedehouder Gods - heeft te gebruiken om Israels belangen te behartigen, hun verdrukkers te straffen en Gods eer te bevorderen. „Hoor dan nu de stem des Heeren", zo zeide Samuel. Hij liet het duidelijk uitkomen, dat het maar geen mens was, die met een bevel gekomen was, maar „de Heere der heirscharen”.

Denk er wel aan - zo wil hij zeggen - dezelfde God, die mij zond om u tot koning te zalven, zendt mij nu om u bekend te maken hoe gij de oorlogen des Heeren hebt uit te voeren. Saul trekt ten strijde. Met meer dan tweehonderd duizend man. Tijdens zijn vroegere veldtocht tegen de Filistijnen, waarvan de uitslag zeer hachelijk scheen, had hij slechts zeshonderd man bij zich, maar nu hij op uitdrukkelijk bevel van de hemel de Amalekieten moet aanvallen, waarbij hij zeker van de overwinning kon zijn, waren er duizenden die aan zijn oproep gehoor gegeven hadden. Hij bracht in ieder geval een zeer groot leger op de been. Alvorens met vechten aan te vangen, gaf hij de Kenieten de vriendeüjke raad om zich uit Amaleks omgeving te verwijderen, opdat zij met hen niet onder het oordeel zouden omkomen. „Toen sloeg Saul de Amalekieten", zo staat er in Sam. 15:7, „van Havila af, tot daar gij komt te Sur, dat voor aan Egypte is". De uitslag was dus zeer gunstig; dat kon ook niet anders. Zijn veldtocht was meer een executie van veroordeelde misdadigers dan een gevecht te­ gen gewapende vijanden.

Maar Saul deed zijn werk slechts half, want hij spaarde de koning Agag en het beste van het vee, ja bijna al het vee, want we lezen dat alleen „alle ding, dat verachtzaam en dat verdwijnende was, verbande" en dat hij het volk toestond het beste en het naast beste van de runderen en de schapen te behouden. Reeds maakte hij zich op om met deze buit te Gilgal de overwinning te vieren, als de profeet Samuel hem plotseling zelf tegenkomt. De houdüig van Saul was toen werkelijk verachteHjk. „Gezegend zijt gij den Heere! Ik heb des Heeren woord bevestigd", zfy gaat hij de Godsman tegemoet. Hij tracht zich dus met een leugen te redden en als dat niet gelukt, omdat Samuel hem er op attent maakt dat hij duideUjk de stem van de schapen en de runderen hoort, tracht hij met de schijn van godsdienst zijn zonde te bedekken: „Het volk heeft de beste schapen en runderen verschoond, om den Heere, uwen God te offeren". De profeet rukt hem echter dit masker af en stelt hem zijn weerbarstigheid zonder meer voor ogen en dat in het hcht van de zegeningen die hij van God ontvangen had.

„Houd op”, zegt hij, „zo zal ik u te kennen geven, wat de Heere vannacht tot mi] gesproken heeft”.

En dan moet Saul het uit Samuels mond horen: „Zie gehoorzamen is beter dan slachxoffer, opmerken dan het vette der rammen. Want wederspannigheid is een zonde der toverij, en wederstreven is afgoderij en beeldendienst. Omdat gij des Heeren woord verworpen hebt zo heeft HU u verworpen, dat gij geen koning zult zijn." Saul kon dus de koning over het volk des Heeren niet zijn, dat bleek nu helderder dan ooit tevoren. Hij had zijn wil boven Gods wil gesteld, hij had het „eigen ik" gediend, hij had zich niet onder de profeet des Heeren gezet. Toen hij zijn vonnis moest aanhoren zag hij het dwaze van zijn handelwijze in. „Ik heb gezondigd, ik heb het volk gevreesd" heet het nu van zijn onbetrouwbare üppen, „keer met mij weder, dat ik den Heere aanbidde". Hij belijdt zijn zonde, maar uit zijn woorden blijkt duideUjk wat eigenlijk zijn gemoed bezig houdt. Het is de angst door

Samuëls invloed op het volk zijn gezag kwijt te raken.

De behoefte om God te aanbidden was niet het voornaamste, maar wel: mensengunst. „Eer mij nu toch voor de oudsten mijns volks en voor Israël". Nog bewijst hem de profeet, dat er bij hem geen persoonlijke vijandschap tegen Saul in het hart is. Hij gaat met hem mede om de Heere te offeren voor de ogen van het volk. Ook was het nu de tijd niet om het rijk in verwarring te brengen. Toch is Sauls lot besUst, want als Samuel aan Agag het doodvormis voltrokken heeft, is daarmede ook Sauls oordeel geveld. De afrekening met de heidense koning en Israels anti-theocratische koning geschiedde gelijktijdig, want we lezen dat Saul Gods knecht niet meer zag tot de dag van diens dood toe. Dat wil hier zeggen dat de gemeenschap tussen Samuel en Saul afgesneden was. Ieder gjng naar zijn huis: de breuk was geslagen, onherstelbaar. Zolang Samuel Saul nog nawandelde, scheen het Hcht van het woord Gods nog op zijn weg, maar toen Gods knecht zich voorgoed van hem ging onttrekken, , toen kon het niet anders of Saul bleef in volslagen duisternis achter en zo' restte hem nog een radeloos leven dat eindigde in wanhopige zelfmoord. We willen echter op de geschiedenis niet vooruit lopen maar liever eerst het bovenstaande nog wat nader overdenken aan de hand van onderstaande vragen. Eerst iets over de Amalekieten: weet u van wie dit volk afstamde?

872. Bij welke gelegenheid hadden zij zich het oordeel der verdelging op de hals gehaald?

873. Hebben na Saul nog andere koningen oorlogen tegen hen gevoerd?

874. Wie was de stamvader van de Kenieten, die Saul in veiligheid stelde?

875. Waarom zou Saul Agag in het leven gelaten hebben?

876. Ziet u verband tussen wederspannigheid en toverij (Sam. 15:23)?

877. Wat bedoelde Agag toen hij zei: „Voorwaar, de bitterheid des doods is geweken"?

878. Wat moeten we denken van Sauls berouw? Lag er helemaal niets van een ware droefheid over de zonden in? (zje Samuel 15:30).

879. Hoe moeten we vers 35 verstaan: „Het berouwde den Heere enz."

880. Waaruit kwam Samuels leed over Saul voort?

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 december 1967

De Wachter Sions | 4 Pagina's

DE BIJBELSE GESCHIEDENIS 157.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 december 1967

De Wachter Sions | 4 Pagina's