Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE BIJBELSE GESCHIEDENIS 163.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE BIJBELSE GESCHIEDENIS 163.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Sauls nijd - Jonathans vriendschap. Vragen 901 t/m 910.

901. Nijd is een zonde tegen het zesde gebod van de Wet des Heeren. Zij ontstaat uit jaloezie als men niet hebben kan dat een ander meer eer en liefde geniet dan men zelf ondervinde of met meer aardse goederen bedeeld is. De afgunst kan zó aan iemands hart knagen, dat het hem verteert. „Nijd is verrotting der beenderen", zegt Salomo in Spr. 14:30. Als men afgunstig op iemand is, kan men moeilijk met hem omgaan, men kan niet vriendelijk tegen hem zijn en als het hevig is, kan men zelfs zijn stem niet horen. Men is dan blij als men iemand vindt tegen wie men kwaad van hem spreken kan.

Men heeft geen groter genoegen dan wan­ neer degene, op wie men afgunstig is, een ongeluk overkomt, hetzij dat hij benadeeld wordt in zijn naam of in zijn goed. De nijd is de oorzaak van verwarring onder de mensen (Jac. 3 : 16). Het is voor een ieder nodig op zijn hart acht te geven en te bidden of hij aan die verborgen slang ontdekt mag worden vóór ze hem geheel en al ten verdbrve voert. We hebben in Gods Woord verscheidene voorbeelden van personen, die door nijd tot doodslag gekomen zijn. We lezen er al van in Gen. 4 : 5. Het aangezicht van Kain verviel, omdat dfe Heere het offer van zijn broeder Abel had aangezien en dat van hem ni& t.„Waarom zijt gij ontstoken en waarom is uw aangezicht vervallen? " zo vroeg hem de Heere. Hij werd van Godswege dus nog gewaarschuwd en erop attent gemaakt dat de Heere zijn nijd zag. De roepstem kwam tot hem om hem tot zichzelf te brengen. „Is het niet, indien gij weldoet verhoging? en zo gij niet weldoet, de zonde ligt aan de deur." D.w.z. „Wees gewaarschuwd Kaïn, dat ge niet doorgaat. Ge hebt immers geen reden Uw broeder te haten. Gaat ge echter wél door, blijft ge uw broeder haten: e zonde %t voor de deur, om geheel voleindigd te worden." We weten dat Kaïn doorgegaan is en dat het einde db dood was. Hij vermoordde zijn broeder en over zichzelf haalde hij de vloek Gods.

Zo ging het ook met Saul. Eerst was hij (terecht) zeer ingenomen met David om­ dat deze de reus verslagen had en het middel was geweest tot een grote verlossing in Israël, Hij stelde hem zelfs tot een overste over zijn krijgsheden. Maar al spoedig wekte Davids voorspoed zijn afgunst op. Vooral toen hij het üed van de vrouwen hoorde na het verslaan van de Fihstijnen. Waarschijnlijk werd het leger met jubelzang in een der steden ingehaald en daarbij werd Saul getroffen omdat Davids dapperheid boven die van hemzelf verheven werd. „Saul heeft zijn duizenden verslagen, maar David zijn tienduizenden", z0 luidde het gezang.

Dit maakte hem afgunstig en zijn toom ontstak zeer. „Zij hebben David tienduizend gegeven, doch mij hebben zij maar duizend gegeven." Het prikkelde zijn hoogmoed in zulk een grote mate, dat hij daarna nóóit meer goed op David geweest is. Zijn leven lang hield hij hem voor zijn vijand. „Hij had", zo staat er in Sam. IcS; : 9, „het oog op David van dien dag af en voortaan." Het is wel zo, dat het eerbetoon van de vrouwen enigszins misplaatst was, want zij hadden vóór alles de lof aan God moeten toebrengen en niet alleen aan aan David, die de Heere slechts als middel had wiUen gebruiken. Van Saul was het echter dwaas daar zoveel waarde aan te hechten. WelHcht hebben de vrouwen het niet bedoeld om de koning te krenken. Ze hadden het oog op de laatste krijgsverrichting en zeker niet het oogmerk alle vroegere wapenfeiten van Saul te verkleinen. Daarenboven had David het land toch een grote dienst bewezen door de reus te bevechten en te doden, waarvoor Saul toch ook dankbaar had behoren te zijn. Als koning had hij zich waardig moeten gedragen en geen notitie moeten nemen van de overdreven hulde van de vrouwen. Vroeger had hij zich doof gehouden, toen kinderen Belials zeiden: Wat zou ons deze verlossen? " Maar helaas, nu was Gods Geest van hem geweken en zag hij direct verradelijke bedoelingen in alles wat hij hoorde. „Voorzeker", zo kwam het in zijn hart op, „zal het koninkrijk nog voor hem zijn.”

Door die verkeerde gemoedstoestand kwam ook zijn oude kwaal weer terug.

Hij profeteerde midden in zijn huis. Dit profeteren wil niet zeggen: de toekomst voorspellen, maar hij liep door zijn paleis te razen. Nu hielp Davids harpspel ook' niet meer. Hij tokkelde - evenals vroeger toen hij nog een herdersknaap was - wel op zijn muziekinstrument, zo dikwijls de boze Geest Gods Saul verschrikte, maar inplaats dat het zijn gemoed vertederde, nam hij de gelegenheid waar om David naar het leven te staan.

In de psahnen horen we David klagen over het leed dat hem zo onrechtvaardig werd aangedaan. „Ze haten mij met een wrevelige haaf' zo zegt hij in Ps. 25. Hij had zijn ziel in zijn hand gesteld toen hij zich opmaakte om de reus Goüath te gaan bevechten en persoonlijk betoonde hij gedurig dat hij het goede voorhad met zijn koning. Welk een dienst bewees hij hem met zijn harpspel; daarmede trachtte hij verlichting te brengen in zijn ontsteld gemoed van Saul en daartegenover ondervond hij haat, dodelijke haat. Met dit alles had de Heere evenwel Zijn wijze bedoelingen. De lofbetuigingen waren niet goed voor David. Zij hadden hem zeker - als de Heere het niet had verhoed - hovaardig gemaakt. Maar nu leidde de Heere het zo, dat hij door verdrukking en vervolging geoefend werd en door het onmogelijke heen leerde hij van God verwachten, hetgeen Deze hem had toegezegd. OpmerkeHjk is de tegensteUing tusen Saul en zijn zoon Jonathan. Niemand had zoveel reden om David met afgunstige blikken aan te zien, dan Jonathan, omdat David (als hij koning worden zou) de kroon van Jonathan zou weren. Maar we lezen dat, toen hij geëindigd had tot Saul te spreken, de ziel van Jonathan aan de ziel van David verbonden werd. Hij zag in David hetzelfde geloof en dezelfde moed, waarmede hij vroeger de Filistijnen had aangevallen. Hun harten smolten zo vanzelfsprekend inéén, dat het was alsof zij slechts één ziel hadden. „Hij beminde hem als zijn ziel", zo staat er in vers 1.

Voor nijdigheid was in Jonathans hart geen plaats. Hij zocht zichzelf niet. Zijn vriendschap was onbaatzuchtig; zij was niet gegrond op vleselijke overwegingen, maar geworteld in de vreze Gods. Feitelijk is er maar één zaak, die vrienden waarlijk aan elkander verbindt en dat is de gemeenschap der heiligen. Groenewegen zegt ervan in zijn „Lofzangen Israels":

„Wij bestaan elkander nader, dan de band van aardse min”

De ware vriendschap heeft ook vruchten. Bij Jonathan kwamen ze al spoedig openbaar. Hij schaamde zich niet zijn genegenheid jegens de eenvoudige herder voor ieder te laten blijken. Zelfs trotseerde hij de nijd van zijn vader. Gedurig nam hij het voor zijn vriend' op en trachtte hij Saul tot betere gedachten omtrent David te bewegen. We hopen dat in 't vervolg nog nader te zien, als David tenslotte verjaagd wordt en moet vluchten uit het land der belofte. We gaan nu eerst enkele vragen stellen in verband met hetgeen ons verhaald wordt in 1 Sam. 18, Daar lezen we van een geschenk, dat Jonathan als blijk van vriendschap aan David gaf.

Weet u waaruit dit geschenk bestorui?

902. Kunt u uit dit hoofdstuk ook aantonen dat de vriendschap tussen Jonathan en David wederzijds was?

903. Hoe deed Saul een rechtstreekse aanval op het leven van David?

904. En kunt u vertellen op welke wijze hij David wilde ombrengen, toen zijn rechtstreekse aanval mislukte?

905. Wat wil het zeggen als we lezen dat David „voorzichtig" handelde?

906. Hoe was de naam van Sauls dochter, die David lief had?

907. Wat eiste Saul als bruidschat, toen hij vernam dat David met haar wilde trouwen?

908. Wat was Sauls doel daarmede?

909. Wat leert de Heid. Catechismus omtrent de wortel van de doodslag?

910. Kunt u zeggen of nijd, haat, toorn e.d. altijd zondige driften zijn?

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 februari 1968

De Wachter Sions | 4 Pagina's

DE BIJBELSE GESCHIEDENIS 163.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 februari 1968

De Wachter Sions | 4 Pagina's