Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

SHEPPARD EN COMRIE OVER HET GELOOF.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

SHEPPARD EN COMRIE OVER HET GELOOF.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Niet alleen op Van der Groe, maar ook op Sheppard wil men zich beroepen, voor zijn verkeerde opvatting van een verzekerd geloof. We menen te kunnen aannemen, dat men zich dan wel het meest op het zo bekende werkje van Sheppard zal willen beroepen, genaamd: „De gezionde gelovige". Er is ook nog een boekje van Sheppard dat de titel draagt: „De ware bekering". Dit boekje schijnt echter buiten wil en kennis van Sheppard te zijn uitgegeven. In een voorwoord in het boekje van dr. S. Stoddard: „Een leidsman tot Christus" lezen we immers: „Aangaande dit boek schrijft mr. Sheppard in een brief aan mr. Fermin, gedateerd 27 december 1647: „Ik heb dat boek „De ware bekering" niet in mijn bezit; ik heb het eens gezien. Het was een verzameHng van zulke aantekeningen in zekere duistere stad in Engeland, welke iemand die van mij gekregen hebbende, buiten mijn wil of medeweten heeft uitgegeven, bekent, dat het, niet zoals het oorspronkelijk geschreven, doch met veranderingen in het hcht gegeven is”.

Dat dit boekje niet met medeweten van Sheppard is uitgegeven, blijkt ook uit zijn voorrede die hijzelf schrijft aan mr. GreenhiU in „De ware gelovige". In die voorrede schrijft hij immers: „Ik kon niet bedenken, wat des Heeren mening was, om door Zijn voorzienigheid, mijn eerste werkje, zonder mijn toeleg, kennis of wil, aan het hcht te doen komen, ten ware het was om mij op te wekken, en op te leggen, om ook het andere (verzocht zijnde) publiek te maken". Het boekje van „De ware bekering" heeft toch tot stichting van Gods volk mogen dienen, zoals verder het voorwoord van de overzetter aan de lezer in „De gezonde gelovige" ons doet weten. En het zou ons waarUjk niet moeilijk vallen om met dit boekje het ongezonde van zulk een stelling als waarvoor men zich op Sheppard wil beroepen, aan te vijzen.

Maar we houden het dan nu hever maar bij het boekje „De gezonde gelovige". In het eerste hoofddeel van dit boekje, schrijft hij al:

„Gelijk er vier voorname oorzaken en wegen zijn, waardoor de mensen zichzelf ten ondergang helpen: als 1. Onkunde van hun eigen eUendigheid. 2. Gerustheid en ongevoeligheid daarvan. 3. VleseUjk vertrouwen in hun eigen plichten. 4. Vermetelheid, of te rusten op dé genade Gods, door een geloof dat zij zelf gesmeed hebben, zo is er aan de andere zijde een viervoudige daad van Christus' macht, waardoor Hij al de Zijnen uit hun ellendige staat verlost en vrijstelt-De eerste daad is overtuiging van zonden. De tweede is verbreking over de zondfen. De derde is verootmoediging of zelfvernedering.

De vierde is geloof.

Welke alle zich onderscheidenlijk voordoen (wanneer Hij ophoudt extra ordinair te werken) ten dage van Christus' macht. En al wie dadelijke verlossing en zaligheid van Christus hoopt, laat hem genade en hulp zoeken in déze weg, zonder welke hij die nooit zal viaden. Laat hem met overtuiging beginnen en wensen dat de Heere hem zijn zonden doet zien, opdat hij over dezelve aangedaan en daaronder vernederd zijnde, door het geloof machtig mag wezen om Jezus Christus te ontvangen. Het is waar, Christus wordt ons het naast dbor het geloof toegepast, maar het geloof wordt in ons gewrocht, door middel van overtuiging en droefheid over de zonde. Niemand kan noch wil door het geloof tot Christus komen, dat Hij zijn zonden wegneme, tenzij hij ze eerst zie, overtuigd daarvan zij en beladfen is met dtezelve. Ik beken, de manier van des Geestes werk in de bekering eens zondaars tot God, is gans verborgen en in veel dingen zeer verscheiden en daarom is het te grote stoutigheid, al Gods voetstppen hier na te speuren; nochtans mogen wij het veiüg zover ondernemen, als de Heere Zelf ons Zijn werk verhaalt en op hoedanige wijze Hij met de Zijnen handelt; zover en niet verder, zullen wij in het verklaren van deze dingen gaan".

Tegenover degenen die met een prediking van een Evangehe waaraan dé Wet niet behoeft vooraf te gaan zich op Sheppard willen beroepen, kunnen we hierin dus ook al genoeg vinden ter weerlegging van hun verkeerd gevoelen. Maar we moeten nu met het schrijven van Sheppard aantonen, dat hij over het geloof een andere opvatting had dan degenen di© hem voor hun verkeerde stelhng aangaande een verzekerd geloof willen gebruiken. Het zou de moeite wel waard zijn, om het gehele boekje eens met elkander na te gaan. We moeten immers het schrijven van onze vaderen altijd in zijn geheel nemen. Dat wordt over het algemeen niet gedaan. Maar opzettelijk hebben we hierboven iets neergeschreven uit het eerste hoofddeel van dit boekje, omdat die schrijver ons daarin laat weten welke üjn hij in het gehele boekje volgt. En voor een recht begrip van de inhoud van een zeker geschrift is het altijd nodig de inleiding niet over het hoofd te zien. Men kan bijvoorbeeld van het Doopformulier van alles gaan maken, als we geen acht geven op de woorden: „De hoofdsom van de leer van de HeUige Doop is in deze drie stukken begrepen". Sheppard volgt geen andere Ujn dan dat al onze vaderen in hun geschriften hebben aangehouden. Boven het 2e stuk van het eerste hoofddeel lezen we het volgende opschrift: „De eerste daad van Christus' macht, in het verlossen en zahgmaken van zondaren, welke is de overtuiging van zonden”.

In dit stuk verklaart hij heel duideUjk, dat er geen geloof kan zijn zonder gevoel van zonde en eUende. Met het overtuigen van schuld begint dus het verlossen en zahgmaken van zondaren. We kunnen echt niet zien, hoe men toch in de geschriften van Sheppard steun wil zoeken voor een stelhng als zou er geen leven zijn voor en buiten een bewuste geloofstoeëigenin? van Christus. Hoe leest men zulke geschriften dan toch? Als men alleen al de beantwoording van Sheppard leest van al de tegenwerpingen van bestreden zielen, dan moet men toch wel tot de conclusie komen dat men deze schrijver het grootste onrecht aandoet door zich met zijn geschriften voor zulk een verkeerde stelhng te wiUen verdedigen. Heeft men nu werkelijk zo weinig begrip van db zuivere leer, dat men helemaal niets van dé strekking van het schrijven van Sheppard verstaat, of vril men hem nu opzettehjk laten zeggen wat hij niet gezegd heeft? Maan anders laten we maar even zien of hij iets anders heeft geleerd dan wat in de bewuste begrafenisrede te Gouda werd gezegd. Als Sheppard het heeft over de vorm of daad van het geloof, zegt hij: Want door het geloof voornamehjk, gaan wij over van de dood tot het leven. Joh. 5:24. De ziel van een arm gewond en verootmoedigd zondaar kent somtijds Chris" tus niet, en dan roept ze uit, als die bij Hand. 2:37: Wat zal ik doen? Waar zal ik gaan? " Somtijd^ durft ze niet, somtijds kan ze niet, ze heeft geen hart om zich op te wekken of te komen, dies ziet zij op naar omhoog en verlangt vast en verzoekt van de Heere dat Hij haar wil trekken, gelijk het arme Efraïm, Jeremia 31:18: ch bekeer mij, Heere, dan zal ik bekeerd zijn! En dit is de laagste en rmnste trap dfes geloofs" Wen^t men nog duidehjker taal? Men moet verder ook nog maar eens lezen wat hij schrijft over de Kananese vrouw.

Van het laatste gedeelte van dit boekje zal nog wel het meeste misbruik worden gemaakt, maar al wat Sheppard daar schrijft laat werkelijk aan dtddehjkheid niets te wensen over. Hoewel Comrie zijn verklaring van de gelijkenis van de tien maagden uit het Engels heeft vertaald en van een voorwoord heeft voorzien, als bewijs ervan dat hij in de leer met hem geheel overeenstemde, zo weet men toch wel dat men Comrie voor zijn stelling niet gebruiken kan. Daarom moet Comrie dan ook maar gerangschikt worden onder die schrijvers die min. of meer gevaarlijk zijn, al spreekt men dat dan nog wel niet openlijk uit. Men moet zich met Van der Groe en Sheppard zoeken te verdedigen. Het lijkt ons echter dat we nu uit hun geschriften genoegzaam hebben aangetoond, dat zij nimmer hebben geleerd wat men thans met hun geschriften bewijzen wü. En aan dfe geschriften van Comrie is geen mindere waarde toe te kennen dan aan die van Van der Groe en Sheppard. Daarom willen we de volgende keer wel eens even zien, of we met de uitdrukking in de begrafenisrede te Gouda, waarover we zijdelings werden aangevallen, in strijd geweest zijn met de geschriften van Comrie.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 maart 1968

De Wachter Sions | 4 Pagina's

SHEPPARD EN COMRIE OVER HET GELOOF.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 maart 1968

De Wachter Sions | 4 Pagina's