Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE BIJBELSE GESCHIEDENIS 184.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE BIJBELSE GESCHIEDENIS 184.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Sauls nederlaag en dood. Vragen 971 t/m 980.

971. Als we aan Sauls einde denken, gaan onze gedachten onwillekeurig uit naar het lied dat David over dé laatste strijd van Israels eerste koning gezongen heeft. Het slagveld, waarop Saul en zijn zonen gevallen zijn, is het gebergte Gilboa. De bergen worden op vele plaatsen in de Schrift aangehaald als symbolen van Gods macht en majesteit. Wegens hun grootte, duurzaamheid en onbewegelijkheid zijn ze veelal zinnebeelden van de onveranderlijkheid en heerlijkheid van het goddelijk Wezen, Die ze geschapen heeft en nog onderhoudt. Het hart van de ware Israëliet verhief zich als het ware tegelijk met zijn oog in de richting van de top der bergen. „Ik hef mijn ogen op naar de bergen, vanwaar mijn hulp komen zal". Ps. 121.

De berg Sion was in het bijzonder een afbeeldsel van de woning des Allerhoogsten, van het rijk der genade. De stad GodS, die op die berg gelegen was, wordt in de psalmen vooral geroemd vanwege de bijzondere tegenwoordigheid Gods aldaar.

Het GUboa-gebergte is evenwel het tegenovergestelde van een zinnebeeld van Gods gunst. Veeleer is het een gedenkteken van de ontzettende gebeurtenis, die wij M gaan overdenken. „Op uwe hoogten", zo treurt David, „Op uwe hoogten, o Israël, die hoogten, waarop gij zo thuis zijt, daar

is hij verslagen en aldaar is der helden schild smadelijk weggeworpen". David achtte het zuUc een schande voor Saul en Jonathan, dat zij op die bergen gevallen waren, dat hij de vloek over GUboa uitspreekt. Hij zegt: „Gij bergen van Gilboa, noch dauw, noch regen moet op u zijn, noch velden der hefofferen." Op die berg werd het oordeel Gods aan Saul voltrokken. Dat wist David ook wel, maar hij verheugde zich daarin niet. Hij dacht niet allereerst aan het kwaad dat Saul hem had aangedaan, maar hij weende over zijn dood en de nederlaag van zijn volk.

we hebben in het vorige hoofdstuk gezien dat Saul in de woning van de waarzegster een antwoord uit de geestenwereld gekregen heeft, een antwoord dat hem niet bemoedigde maar dat de laatste uren van zijn leven tot een voorproef van de eeuwige rampzaligheid maakte. „Morgen zult gij en uwe zonen bij mijn zijn", was het ontzettende woord, dat hem zou vergezellen tot zijn doodsnik toe. Die „morgen" kwam met rasse schreden nader. Wellicht kon hij nog tijdens de nacht de legerplaats bereiken, maar kort daarop brak de dag aan. Bij het eerste morgenlicht ziet hij het leger der Füistijnen tegenover zich, geheel slagvaardig. Gereed tot de strijd wachten zij niet lang om tot de aanval over te gaan. De Israëlieten móeten strijden: er is geen ontkomen aan. Maar zij worden niet aangevuurd door hun koning.

Hoe zou hij zijn soldaten kunnen bemoedigen, daar hij zelf met een vreselijke vloek beladen met een van angst ineenkrimpend hart de strijd moet aanvangen? Hij is een gebroken en verlaten man. De strijd is dan ook spoedig beslist. We 1e^ zen het reedsi in het eerste vers van hfdst. 31 „dat de mannen Israels vloden voor het aangezicht der Filistijnen", Waarschijnlijk bestond Sauls leger merendeels uit troepen, die hij gebruikt had om David te vervolgen. Dus haddten zij hun heer gediend in zijn zonden en volgden zij hem nu in zijn val. Velen vielen op het gebergte Gilboa en dte overigen vluchtten. De Filistijnen konden nu bijna geheel Israël aan zich onderwerpen. Zij woonden in hun steden (vers 7). De dag der vergelding Gods was gekomen. Het bloed van de priesters des Heeren dat vergoten was, het bloed van David, dat Saul en zijn helpers had willen vergieten, was voor God in gedachtenis gekomen.

De schutters hieldfen dicht op Saul en zijn zonen aan. Met smart en ontzetting moet hij zien dat zijn zonen door het zwaard vallen. De hoop van zijn nageslacht gaat in verschrikking ten onder. Nu kan hij niet anders verwachten dan dat hijzelf aan de beurt is. De boogschutters zijn al tot op een peilschot afstands achter hem gekomen. Hij vreest in hun handfen te zullen vallen, hij denkt dat de waarzeggerij uitkomt. „Met mijn lichaam zullen zij de spot drijven", is zijn gedachte. Ten einde raad verzoekt hij aan zijn wapendrager of die hem doorsteken wU. O, ongelukkige Saul! Hoewel de dood voor ogen hebbend, overstelpt hem de zorg voor zijn lichaam meer dan die voor zijn ziel en zaligheid. Hij is zó beangst dat de vijand zijn stoffelijk overschot ten toon zal stellen, dat hij zichzelf in zijn zwaard stort. Jonathan viel in de strijd, maar Saul stierf zoals een dwaas sterft. Precies zoals hij geleefd had: trots achterdochtig, dwaas, een schrik voor zichzelf en voor anderen, zondfer vreze Gods, zonder hoop. Zijn lijk werd de volgende dag gevonden, reedis beroofd van de koniiiklijfce sieraden, die een al te gedienstige Amalekiet naar David bracht. Een eervoUd begrafenis valt hem niet ten deel. Zijn hoofd werd afgehouwen en met zijn wapenen werd hij in triumpf rondgevoerd in het lad van' de vijand. Zijn dood lichaam werd aan de muur te Beth-San gehecht. Aan de overzijde van de Jordaan - met het uitzicht op die stad - lag Jabes in Gilead. De bewoners van die plaats duldden deze diepe ontering van hun bevrijder in zijn tragisch levenseind niet.

Dappere mannen stonden op, staken de Jordaan over en - onder dfeÜdng van het duister van de nacht - namen zij de lijken van Saul en van zijn zonen van d© muur af en begroeven ze onder het geboomte te Jabes. We zijn hiermede aan het einde van de geschiedenis van Israels eerste koning gekomen. We hebben zijn begin gezien en zijn einde. Hij had de Geest als ambtsgave ontvangen maar als genadegave in waarheid nimmer begeerd. Hij had grote gunstbewijzen Gods genoten en is een toonbeeld geworden van hen, die zonder hartvemieuwende genade met al hun gaven het eeuwig verderf ontvloden zijn. We zien ook dat het oordeel over Israël kwaad en bitter was. Het verkreeg een koning in Gods toom en Hij nam hem weg in Zijn verbolgenheid. En nu de vragen: We lezen in 2 Sam. 1 het verhaal dat een Amalekiet dteed over Sauls sterven. Zou dat verslag wel overeenkomstig de waarheid geweest zijn?

972. De man vertelde o.a. dat Sauls leven „opgehouden werd door een maliënkolder". Wat betekent deze uitdrukking?

973. Kunt u zeggen wat we onder het „Boek des Oprechtere' te verstaan hebben? (2 Sam. 1:18).

974. Waarom verbood David het sneuvelen van Saul en zijn zonen aan de inwoners van Gath te boodschappen?

975. Waarom hebben de inwoners van Jabes Sauls lichaam verbrand?

976. Wordt de zelfmoord uitdrukkelijk in de Bijbel verboden?

977. Zijn er ook uitverkorenen, die de hand aan eigen leven geslagen hebben? 978. Kunnen de uitverkorenen tot zelfmoord verzocht worden?

979. Kan een mens zijn leven zelf verlengen of verkorten?

980. Is men onder die omstandigheden vrij alle middelen die er zijn om het leven te verlengen, te gebruiken. Hoe denkt u b.v. over een middel ds „harttransplantatie" ?

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 juli 1968

De Wachter Sions | 4 Pagina's

DE BIJBELSE GESCHIEDENIS 184.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 juli 1968

De Wachter Sions | 4 Pagina's