DE VERDRUKKINGEN VAN GODS KERK

Het is dus onomstotelijk bewezen uit en naar Gods Woord dat Gods ware voUc verdrukkingen moet lijden. Al degenen die van God geliefd zijn van eeuwigheid, worden hier in de tijd door Zijn trekkende en overwinnende liefde in Zijn koninkrijk gebracht. Deze zijn dan ook maar alleen de ware onderdanen, en zal 't wel met hen zijn, moesten ze nooit veel zonder verdrukkingen zijn. Dat heeft inzonderheid Paulus wel ervaren dat Gods kinderen nooit zonder tegenheden kunnen zijn. Wat een droefenissen en vervolgingen heeft hij moeten doorstaan. Daarom horen we hem zeggen in 2 Kor. 4:11: Altijd het lijden van db Heere Jezus in zijn lichaam om te dragen. Want wij die leven worden altijd in den dood overgegeven om Jezus wü".

Gelijk db ene onweersbui bij hete zomerdagen de ander opvolgt, zo ook volgt bij Gods volk de ene tegenheid de andere op en db en© benauwdheid de andere. Dienaangaande horen we David klagen in Ps. 71 : 20: Gij hebt mij vele benauwdhedbn en kwacten dben zien." Op een onstuimige zee slaat dei ene woedende golf tegen de andere. Krijgen db ware gelovigen op deze onstuimige wereldzee dan een golf van verdrukking dat ze dbiiken te vergaan, alras komt er ook een grote golf van de andere kant zodat zulk een ziel uitroept:

„Heer, behoed ons, wij vergaan". Matth. 8 : 24 en 25. Het is met de kwellingen en de tegenheden net als in de natuur met de dagen, de één volgt de andere op, zo ook met db verdrukkingen. Maar vraagt misschien iemand waarom toch al die verdrukkingen over degenen die den Heere vrezen? Waarom al die slagen op hen?

Al die bestrijdingen en lasteringen in hen?

Waarom dan zo verguisd en bespot van aUe zijden en zoveel vreze en an^t van binnen? We hebben al aangetoond dat dit moet zijn omdat de Heere het in Zijn Woord heeft laten beschrijven. En wat beschreven is, dat is van eeuwd^eid besloten. Te dien opzichte zijn de verdrukkingen van God en Die daarin ook Zijn alleen wijze raad volvoert, tot verheerlijking van Zichzelf en tot loutering en zali^eid Zijner uitverkorenen. David betuigt daarvan in Ps. 71 : 20: Gij die mij veel benauwdheden

en kwaden hebt doen zien". Job roept in zijn bitter lijden uit in hoofdst. 19 : 21: Ontfermt u mijner , ontfermt u mijner, o gij mijne vrienden! Want de hand Gods heeft mij aangeraakt". Want gelijk de Heere aan Israël gaf de bittere wateren van Mara als ook dfe lieflijke waterfonteinen van EUm, zo ook aan Zijn volk grote bitterheden en beroeringen, maar ook wel eens grote blijdschap. Hij heeft het dan ook alzo in Zijn eeuwige raad besloten en wie zal het dan keren. Hij zegt toch Zelf door de profeet Jesaja in hoofdst. 46 : 10: Die zegt-Mijn raad zal bestaan en ik zal al Mijn welbehagen doen". In hoofdst. 14:27 beluisteren we het nog sterker: Want de Heere der Heirscharen heeft het in Zijn raad besloten, wie zal het dan verbreken? En Zijn hand is uitgestrekt, wie zal ze dan keren? " Daarom, omtrent al degenen die God liefheeft en ten eeuwigen leven uitverkoren in Christus, heeft Hij ook besloten dat zij als leden van Christus, hun Heer en Hoofd gelijkvormig zouden zijn. Daar God nu van eeuwigheid besloten heeft om Christus Zijn Zoon in de ontzaggelijke verdrukking van het bittere kruislijden en sterven over te geven, zó heeft Hij ook besloten dat Zijn leden ook vele verdrukkingen moeten lijden. Dit vitiden w© duidfehjk beschreven in Romeinen 8 : 29: Want die Hij tevoren gekend heeft, die heeft Hij ook te voren, verordineerd dien beeldfe Zijns Zoons gelijkvormig te zijn". Deze ordening van Gods eeuwig raadsbesluit moet blijven. Geen één verdrukking krijgt de ware Kerk in db tijd, of God heeft het al voorzien en besloten over hen van eenwigheid. Daarom als een schildter een pracht beeld maakt, dan trekt hij daar niet een streep op of hij heeft deze van tevoren bedacht.

Wanneer nu de Heere, Zijn volk dten heelde Zijns ZLoons geUjkvormig gaat maken , dian is er niet één trek in al de verdrukkingen, of Hij heeft die van eeuwigheid besloten en voert het ook zekerlijk uit. Dus is er niemand van Gods kinderen die dte verdrukking zal ontlopen, al proberen ze het van alle kanten. "Zie maar in - David, die zegt in 1 Sam. 27 : 1: David nu zeide in zijn hart: u zal ik een der dagen door Sauls hand omkomen, mij is niet beter, dan dat ik haastelijk ontkome in het land der Filistijnen, opdat Saul van mij de hoop verlieze, om mij meet te zoeken in de ganse landpale Israels; zo zal ik ontkomen uit zijn hand." Dan moeten we hier dus uit besluiten, dat elk van Gods voiUc, die de verdriikking tegenstaat en zich niet onderwerpt in. zijn vijandschap, zich tegen God Zelf kant en strijdt tegen Zijn eeuwig besluit en tegen Zijn eeuwig blijvend Woord. Ze beseffen dan de noodzakelijkheid van de verdrukking niet.

(Wordt vervolgd)

O.

V.B.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen