Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE Bijbelse Geschiedenis. 290

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE Bijbelse Geschiedenis. 290

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Antwoorden 277 t.m. 280.

277. De bedoeling van de Ammonieten en Moabieten was niet anders dan zich definitief in Kanaan te vestigen en de kinderen Israels uit te roeien. Zij bevonden zich niet op een roof-of plundertocht zoals dat wel meer gebeurde, neen, zij ondernamen de doelbewuste poging hun eigen woeste land te verruilen met het vruchtbare Palestina. Als we lezen dat er na de slag drie dagen nodig waren om de buit weg te dragen dan blijkt daaruit wel duidelijk dat zij heel him hebben en houden bij zich hadden. Komt, hebben zij gezegd, en laat ons hen uitroeien, dat zij geen volk meer zijn; dat aan de naam. Israels niet meer gedacht worde... Laat ons de schone woningen Gods voor ons in erfelijke bezitting nemen (Ps. 83 : 5 e.v.). Hun opzet trachtten zij verborgen te houden door het land binnen te vallen langs de ongebruikelijke weg van de Dode Zee bij Hazezon-Thamar. Josafat doorzag het gevaar en wist met ontstellende zekerheid dat het op de ondergang van zijn volk gemunt was. O, Heere, God onzer vaderen, zo riep hij in zijn gebed, zie toch, zij zijn gekomen om ons uit Uwe erve, die Gy ons te erven gegeven hebt, te verdrijven. En in ons is geen kracht tegen deze grote menigte... Wy weten niet, wat wij doen zullen, maar onze ogen zijn op U. Hier vertoont Josafat een opmerkelijke overeenkomst met de ganse kerk des Heeren, zoals die in nood verkeert wegens de aanvallen van haar geestelijke vijanden. „Dewijl wij van onszelf alzo zwak zijn", moeten alle levende leden bekennen, „dat wij niet één ogenblik zouden kunnen bestaan, en daartoe onze doodsvijanden, de duivel de wereld en ons eigen vlees, niet ophouden ons aan te vechten; zo v\dl ons toch staande houden en sterken door de kracht Uws Heiligen Geestes, enz." (zie zondag 52, Heid. Catech.).

278. Het verloop van de strijd vinden we beschreven in 2 Kron. 20 : 21, enz. Josafat had een krijgraad belegd en daarin was besloten dat zangers voor het leger zouden uitgaan. Deze voorhoede had niet anders te doen dan de heilige Majesteit te pr jzen en te loven met aloude lofzang: Looft den Heere, want Zijne goedertierenheid is in der eeuwigheid." Dit voornemen werd uitgevoerd. Ter tyd nu als zij aanhieven, zo lezen we verder, stelde de Heere achterlagen met het gevolg dat het vijandelijke leger op onverklaarbare wijze totaal vernietigd werd. Niet door donder of hagel, niet door het zwaard van een engel, ook niet door het uitbreken van een verlammende paniek, schrik of dergelijke. Letterlijk vertaald staat er: e Heere stelde „belagers", dat zijn in het algemeen dezulken, die achter heg en struik liggen en loeren, om op onverhoedse wijze aan te vallen. Sommigen houden hen voor engelen, die door God werden gezonden om verwarring in het leger te brengen. Anderen menen dat het mensen waren, met name bewoners van het gebergte Seïr. Zij zouden dan onverwachts op de achterhoede van de verbonden legers zijn aangevallen met het gevolg dat de Ammonieten en Moabieten meenden door hun bondgenoten, de Edomieten, verraden te zijn geworden. Want de kinderen Ammons en Moab, zo lezen we in vers 23, stonden op tegen de inwoners van het gebergte Seir, om te verbannen en te verdelgen: n als zij met de inwoners van Seïr een einde gemaakt hadden, hielpen zij de één de ander ten verderve.... Zo blijkt dat het verloop van de strijd dusdanig was, dat ook de Ammonieten en de Moabieten in verwarring en wantrouwen met elkander slaags raakten en dat tenslotte niemand de strijd overleefde, want als Juda tot de wachttoren in de woestijn gekomen was, wendde zy zich naar de menigte; en zie, het waren dode lichamen, liggende op de aarde.......

279. Het uitroepen van een vastendag, zoals Josafat dat deed, was niet wettelijk in de boeken van Mozes voorgeschreven. De enige verplichte vastendag was, volgens Lev. 16 : 29, 23 : 27 en Num. 29 : 7, op de Grote verzoendag. Dit vasten droeg een ceremonieel karakter omdat de Grote verzoendag de zoenverdiensten van Christus afschaduwde. Naast dit vasten was er het vrijwülig zich onthouden van spijs en drank ten teken van droefheid bij sterfgevallen (1 Sam. 31:13); bij onheilen (1 Sam. 1:7) en nationale rampen Qoël 1:14); en van berouw over persoonlijke of nationale zonden (1 Kon. 21:27, Ezra 10 : 6) ook bij dreigende gevaren om Gods hulp in te roepen. In deze zin moeten we het uitroepen van een vastendag door Josafat opvatten. Hij stelde een dag vast voor verootmoediging, opdat hij en zijn onderdanen zich zouden verenigen om hun zonden te belijden en de Heere hulp ^ te smeken. Het was een teken dat zij zichzelf veroordeelden vanwege de zonden, dat zij erkenden het brood dat zij aten onwaardig te zijn en dat God het rechtvaardig zou kunnen onthouden. Het gaf ook een vast besluit te kennen om van nu voortaan met de zonden te breken en de Heere met een volstandig gemoed in ware zelfverloochening aan te hangen. Dit vasten bekroonde de Heere met Zijn gunst. Talrijk zijn de voorbeelden in de Schrift waaruit we zien kunnen dat Hij acht wil geven zelfs op de uiterHjke tekenen van verootmoediging. Spanje was in de 80-jarige oorlog meer bevreesd voor een biddag onzer vaderen, dan voor hun wapens. De Heere Jezus heeft het schijnheilig vasten van de Parizeen scherp veroordeeld, maar tevens de rechte praktijk aangewezen: aar wanneer gy vast toont geen droevig gezicht, enz. Matth. 6 : 16, 18. Onze vaderen hebben ernstig gewaarschuwd tegen elke vorm van wettische onthouding van spijs, drank en slaap e.d. zoals dat sinds de derde eeuw de kerk was ingedrongen. De Reformatie heeft gebroken met alle roomse gebruiken maar heeft het vasten dat dient ter beteugeling van het vlees, gehandhaafd. Calvijn, Voetius, Brakel, Joh. a Marck, Teelinck e.a. hebben het aangeprezen als een verhinderingwegnemend middel tot oefening der godzaligheid (niet als een oefening der godzaligheid zelf) en in zonderheid in „Tijden van oorlogen, pestilentie, dure tijden, zware vervolgingen der Kerke en andere ellendigheden." (Zie toelichting van Dr. Steenblok op artikel 66 van de Dordtse Kerkenordening, dat gaat „over de vast-en bededagen", in de W.S. van 13-7-'62).

280. Ja, er werd na de overwinning ook een dankdag gehouden. We lezen er van in vers 26: en op den vierden dag vergaderden zij zich in het dal van Beracha, want daar loofden zy den Heere. Ongetwijfeld hebben zij al eerder, direkt na de overwinning, dankzeggingen tot God opgezonden, maar Josafat vond het nodig een bijzondere dag af te zonderen. Op die dag kwamen zij bijeen in een dal, waar zij God met zoveel plechtigheid en eerbied dankten en loofden, dat er een blijvende herinnering aan de dankstond verbonden bleef. Daarom noemden zy de naam dier plaats, aldus de gewijde Kroniekschrijver, het dal van Beracha dal der zegeningen en des lofs tot op dezen dag.

Men hoort der vromen tent weergalmen Van hulp en heil ons aangebracht Daar zingt men blij met dankb're Psalmen Gods rechterhand doet grote kracht.

Psalm 118 : 7

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 september 1970

De Wachter Sions | 4 Pagina's

DE Bijbelse Geschiedenis. 290

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 september 1970

De Wachter Sions | 4 Pagina's