Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Samenspraak. 45

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Samenspraak. 45

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

KEES: Wel, Jan, ik ben blij dat ik je weer in redelijke welstand mag ontmoeten. Al ons samenspreken heeft tot hiertoe nog geen verwijdering gebracht, al moet ik u eerlijk zeggen dat ik hét nog helemaal niet met je eens ben. Ik kan echt niet zeggen, dat je mij door al je spreken overreed hebt, dat jouw levenswijze werkelijk de ware is. Ik wil er niet aan om te geloven dat het allemaal zo is zoals je mij verteld hebt en dat volgens de Bijbel, het enige Boek der Waarheid.

JAN: Nu dat is wel te begrijpen wat je daar vertelt, want het is voor het verduisterd verstand des mensen in het geheel niet begrijpen. Wij geloven, zoals wij op aarde geboren worden de leugen boven de waarheid, omdat we eenmaal de leugen en de leugenaar zijn toegevallen en hebben de waarheid prijs gegeven. Daarom kunnen we nooit meer in waarheid aanvaarden en geloven hetgeen God ons in Zijn Woord heeft laten beschrijven aangaande de schepping, het verbond der werken, het proefgebod en door ongehoorzaamheid de staat onzer ellende.

KEES: Maar als we dan toch goed geschapen zijn, waarom dat proefgebod dan gegeven ?

JAN: Wel dat is nog wel te verklaren. Om de mens te onderwijzen van harte te aanvaarden, dat hij aan de Heere als Souverein Opperheer onderworpen zou zijn. Daarbij, dat hij het volmaakte niet buiten de Heere zou zoeken in het schepsel en door de beproeving heen moest de mens komen tot de bevestigde staat des eeuwigen levens, en door niet te eten van de verboden boom werd hem dat juist geleerd en zo moest juist blijken dat de mens vrijwillig voor zijn Schepper en Formeerder koos om Hem vrijwüUg te dienen en lief te hebben.

KEES: Ja, maar als de mens nu door de verwaarlozing van het proefgebod, en daardoor zo zwaar gezondigd heeft en volgens u zo'n verdoemeHjk schepsel is geworden en God almachtig is, dan had Hij de zonde toch kunnen keren om ze niet te doen.

JAN: et is waar dat God almachtig is en dat Hij de zonde en het zondigen kan keren. Dat kunnen we lezen in Gen. 20 : 6: En Ik heb u belet van tegen Mij te zondigen; daarom heb Ik u niet toegelaten, haar aan te roeren." En, Kees, de Heere is in het geheel niet verplicht om de zonde te keren en te beletten.

KEES: Zo, als God dat dan niet verplicht is, dan wüde ik daar graag een verklaring van.

JAN: Nou dat verzoek van je wil ik niet afslaan. De Heere is het daarom niet verplicht omdat Hij aan geen één schepsel onderworpen is. Hij is ook aan niet één schepsel iets schuldig zoals er staat in Rom. II, dat Zijn oordelen ondoorzoekelijk zijn en Zijn wegen onnaspeurlijk. Dat niemand de zin des Heeren heeft gekend, of wie is Zijn raadsman geweest.? Of wie heeft Hem eerst gegeven en het zal hem wedervergolden worden ? Daar wordt ons dus duidelijk verklaard dat Hij niemand boven Hem heeft en aan niemand rekenschap behoeft te doen.

KEES: Goed Jan, ik zal dan aannemen dat het zo is, en je hebt hoog opgegeven van je verdoemeUjkheid en ellendigheid boven alle andere schepselen. Een mens is toch een waardiger en gelukzaliger schepsel dan de redeloze en het komt me toch zo vreemd voor dat je de mens, wegens zijn ongehoorzaamheid, nu ellendiger en verdoemelijker aanmerkt dan alle andere creaturen; dat kan ik niet aanvaarden.

JAN: Ja maar Kees, juist door die zonde van ongehoorzaamheid zijn we Gods Beeld verloren en zijn we een heel ander beeld deelachtig geworden waardoor onze gelukzaligheid veranderd is in rampzaligheid en daardoor de gehele wereld verdoemelijk voor God. O, bij Geestes licht heb ik er tot mijn grote smart, schande en schaamte gezien dat het redeloze veel gelukkiger was dan ik, daar een redelijk schepsel toch maar pronkt met dat duivelse beeld waar zoveel dood en ellende aan verbonden zit. De redeloze schepselen waren veel gelukkiger dan ik.

KEES: Maar hoe verstaat u dat.? Je bent toch met al uw verandering toch nog dezelfde gebleven die je tevoren was, al is uw levenswijze anders geworden.

JAN: Wel, als ik me niet bedrieg, heb ik er wel eens wat van mogen inleven dat niet het redeloze schepsel gezondigd had maar ik. O, wanneer dat stierf, zo was het er voor eeuwig niet meer en dan bevrijd van alle vloek en ellendigheid. Maar als ik zou sterven voor eeuwig onder de vloek komen en in de rampzaligheid storten, wegens mijn eigen zonden en die mijner voorouderen. Dat heb ik wel eens oprecht, ootmoedig en met een boetvaardig en verbroken hart, onder een vloed van tranen mogen belijden tot roem en eer van de heilige en rechtvaardige, drieënige God. Mocht dat maar eens meer gebeuren, en tot schaamte wezen van al degenen die dit niet willen erkennen en geloven in deze Godsverzakende tijd.

KEES: Je begint nog al ernstig te worden. Jan, en mensen die alleen spreken, menen en verbeelden zich toch altijd gelijk te hebben. Ze menen het toch alleen te weten. Maar ik moet u toch eens wat vragen omtrent die stelling, of dat het niet hard is en onrechtvaardig dat ik moet schuldig staan aan de zonde en straf, die anderen begaan en verdiend hebben, zovele honderden jaren voor mijn geboorte, en dat ik om mijn voorouderen ongehoorzaamheid moet ongelukkig zijn. Kan dat nu allemaal wel met rechtvaardigheid en barmhartigheid bestaan, en wel inzonderheid van de rechtvaardige, almachtige God waarover je steeds gesproken hebt.

JAN: u Kees, ik geloof dat je nu de hoogmoed van je hart begint te openbaren, en dat mijn verklaringen je geërgerd hebben en dat ik je op je hoogmoedige teen getrapt heb door de mens zo ellendig en verdoemelijk te verklaren, want zulk een taal kan ons hoogmoedige hart nu ten enemale niet verdragen. Zo spreken we uit de hoogmoed van ons hart, als onwetende, waar we uit kracht van de trotsheid van ons vlees, waarvan het bedenken vijandschap tegen God is, Rom. 8 : 7, liever tegen God murmereren dan dat we ons Zijn rechtvaardigheid onderwerpen.

Maar Kees, het is nu middernacht, en hopen dan D.V. de volgende keer verder daarover met elkander te spreken.

O.

v.B.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 december 1970

De Wachter Sions | 4 Pagina's

Samenspraak. 45

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 december 1970

De Wachter Sions | 4 Pagina's