Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

CATECHISMUS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

CATECHISMUS

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE WARE GODSVERERING.

Zondag 35.

Toepassing.

Nu rest ons nog iets te zeggen over hetgeen de Heere in het 2e gebod aan het verbod van de beeldendienst heeft toegevoegd. Opzettelijk hebben we dit voor de toepassing bewaard. Als de Heere in het 2e gebod de beeldendienst heeft verboden, dan heeft Hij er ook nog zo bij gezegd: „Want Ik, de Heere uw God, ben een ijverig God, Die de misdaad der vaderen bezoekt aan de kinderen, aan het derde en aan het vierde lid dergenen, die Mij haten; en doe barmhartigheid aan duizenden dergenen, die Mij liefhebben en Mijn geboden onderhouden." Hier spreekt de Heere dus van straf en zegen. Hij spreekt van Zichzelf als een ijverig God, als een God Die jaloers is op Zijn eer.

Als Israels God, Die Zich aan Israël verbonden had, om door dat volk gediend en gevreesd te worden, kon Hij de afgodendienst en de beeldendienst bij dat volk niet verdragen. Hij wüde dus door dat volk als de enige en ware God recht verheerlijkt worden. De afgoderij van Israël werd dan ook zwaar door Hem bezocht. In dit gebod spreekt Hij over een bezoeken van deze zonde tot aan het derde en vierde lid. Maar staat dan niet ieder voor zichzelf verantwoordelijk ? Straft God dan de zonden der ouders aan de kinderen ? In Ezechiël 18 zegt de Heere het toch wel anders ? Daar lezen we immers: „De ziel, die zondigt, die zal sterven; de zoon zal niet dragen de ongerechtigheid des vaders, en de vader zal niet dragen de ongerechtigheid des zoons." Israël klaagde ten onrechte: „De vaders hebben onrijpe druiven gegeten, en der kinderen tanden zijn stomp geworden." „Een iegelijk zal om zijn ongerechtigheid sterven", zo sprak de Heere, „een ieder mens, die de onrijpe druiven eet, zyn tanden zullen stomp worden.”

Maar hoe kan dan de Heere in het 2e gebod zeggen, dat Hij de misdaad der vaderen bezoekt aan de kinderen ? Worden die kinderen dan niet om hun eigen zonden gestraft ?

Ja gewisselijk, want ge moet er goed op letten, dat de Heere toevoegt: „dergenen die Mij haten." Die kinderen gaan in dezelfde weg verder als waarin hun vaderen gewandeld hebben. Er is ook niet anders te verwachten. Maar welk een verantwoording dragen we dan toch ook ten opzichte van onze kinderen ! Wij brengen ze door onze afwijking van Gods gebod op een verkeerde weg, waarop zij dan ook weer met hun kinderen voortgaan. En zo wijkt dan geheel ons geslacht af van de zuivere godsdienst.

O ouders, neemt dit toch ter harte! Hoe gaan wij onze kinderen voor ? Maken we nog wel ernst met de ware godsdienst en onderrichten we daarin onze kinderen ? Dit 2e gebod heeft ons, zowel als de volgende geboden die wij nog te behandelen hebben, in het bijzonder ook voor de tijd waarin wij leven toch zo onnoemelijk veel te zeggen. Het is een gebod dat ons waarschuwt tegen al die ijdelheid die men in deze tijd najaagt. De wereldgelijkvormigheid valt hier ook onder en verder ook al die pracht, praal en pronk in onze woningen. De stemmigheid en de eenvoud raken steeds meer zoek in onze gezinnen. Maar we geven met dat alles oorzaak dat Gods Geest steeds meer van ons

wijkt. Hier geldt het waarschuwend woord van de apostel Johannes: „Hebt de wereld niet lief, noch hetgeen in de wereld is; zo iemand de wereld liefheeft, de liefde des Vaders is niet in hem. Want al wat in de wereld is, namelijk de begeerlijkheid des vleses en de begeerlijkheid der ogen en de grootsheid des levens, is niet uit de Vader, maar is uit de wereld.”

Laten onze jonge mensen er aan denken, dat daarmede ook het zich oppronken in de kleding veroordeeld wordt. Het is niet zonder reden, dat we gedurig waarschuwen tegen de steeds meer doorbrekende wereldgelijkvormigheid. Er moet onderscheid tussen de wereld en ons te zien zijn, niet omdat we beter zijn, maar omdat we naar de eis van Gods Woord hebben te leven. De zonde is een hellend vlak. Het gaat daarbij van kwaad tot erger. Van kind op kind wijkt men steeds meer van de oude paden af. Maar de Heere is een ijverig God, Die de misdaad der vaderen bezoekt aan de kinderen. En denk niet gering over deze bezoeking ! We gaan een bange toekomst tegemoet. Als de wereld nog even moet blijven bestaan, dan zullen we wellicht nog vreselijke tijden moeten beleven.

Maar laat ons nu ook eens even letten op de zegen die de Heere in dit gebod belooft op de onderhouding van Zijn inzettingen. Immers voegt Hij er ook nog aan toe: „en doe barmhartigheid aan duizenden dergenen, die Mij liefhebben en Mijn geboden onderhouden." In de bedreiging spreekt God over het derde en vierde lid, maar in de belofte spreekt Hij over duizenden dergenen die Hem liefhebben. Zo stelt Hij de grootheid van Zijn barmhartigheid boven Zijn rechtvaardigheid, hoewel elke deugd in Hem oneindig en volmaakt is. Maar dit getuigenis aangaande de grootheid van Zijn barmhartigheid, moet als het ware een uitlokking zijn tot een naarstig onderhouden en betrachten van Zijn geboden. Zijn geboden zijn niet zwaar. En in het houden van Zijn geboden is groot loon. Waarlijk, de dienst des Heeren is een ieder nooit genoeg aan te prijzen. De dienst des Heeren is een liefelijke en zalige dienst, die ons ook voor zoveel onheil en ellende bewaart.

God is het waardig, door een ieder gediend en gevreesd te worden. En mochten we eens iets van de ware Godsverering leren verstaan. In onze onherboren staat hebben we nog nooit in waarheid tot eer van onze Schepper geleefd. We hebben dan toch nog nooit anders dan de beelden gediend. Och, dat we dat toch eens mochten gaan zien ! De mens zelf wandelt maar als in een beeld, ijdelijk woelende. De mens geeft zijn hart aan hetgeen waarvan de Prediker zegt: „IJdelheid der ijdelheden, het is al ijdelheid." Ja, het is ook alles nog een kwelling des geestes. Alleen de godzaligheid is een groot gewin met vergenoeging. Vliedt dan toch de begeerlijkheid der jonkheid en treedt op de weg des verstands ! Nu is het nog het heden der genade. God eist van ons allen dat we Hem dienen gelijk Hij ons voorschrijft in Zijn Woord.

Hij heeft ons land en volk ook van het juk van Rome's macht en dus ook van die valse godsdienst en beeldendienst eenmaal willen bevrijden. Och, dat er ook nog wat van de heilige ijver en van de geloofsmoed onzer vaderen bij ons mocht te vinden zijn. Toen eenmaal de beeldenstorm in ons vaderland losbrak, gaf dat de stoot tot het openlijk verzet tegen een Overheid die niet naar de eis van Gods Woord regeerde en volgde hierop al spoedig het begin van de tachtigjarige oorlog tegen Spanje.

Zó hebben we de geschiedenis van ons vaderland te bezien. Door geschiedschrijvers, die nog maar al te veel goede woorden voor Rome hebben, wordt de beeldenstorm altijd maar gelaakt als het werk van het gepeupel. En al is de vnjze waar op velen onder ons volk en onder de watergeuzen te werk gingen, niet goed te keuren, anderzijds mogen we niet uit het oog verliezen hoe heilige verontwaardiging over die schrikkeUjke afgodendienst van Rome een groot deel van ons volk bracht tot een openlijk verzet. Men dulde het ook niet, als bij de beeldenstorm iets werd weggeroofd voor zichzelf. Och, de geschiedenis van ons land heeft ons toch zoveel te zeggen. Mocht er nog eens iets meer van de ijver onzer voorvaderen bij ons te viaden zijn. En mocht ook onder Gods ware volk nog eens iets herleven van die heilige ijver voor Gods reine inzettingen. We hebben beluisterd wat het 2e gebod ons allen te zeggen heeft. De Heere mocht ons maar meer en meer aan onze beeldendienst ontdekken en geve ons in de gemeenschap aan de grote WetvervuUer ook dit gebod in kinderlijke vreze te betrachten, opdat Zijn grote Naam mocht worden verheerlijkt en we zullen mogen delen in die barmhartigheid, die Hij wü bevnjzen aan duizenden dergenen die Hem liefhebben en Zijn geboden onderhouden. Amen.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 december 1970

De Wachter Sions | 4 Pagina's

CATECHISMUS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 december 1970

De Wachter Sions | 4 Pagina's