Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

I. DE NAAM DES HEEREN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

I. DE NAAM DES HEEREN

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Meditatie

Zondag 36.

Wat we aan het einde van de 91ste Psalm lezen, heeft wel in het bijzonder van Christus gegolden, als daar zo staat: „Dewijl Hij Mij zeer bemint, spreekt God, zo zal Ik hem uithelpen; Ik zal hem op een hoogte stellen, want Hij kent Mijne Naam. Hij zal Mij aanroepen, en Ik zal hem verhoren; in de benauwdheid zal Ik bij hem zijn. Ik zal er hem uittrekken en zal hem verheerlijken. Ik zal hem met langheid der dagen verzadigen, en Ik zal hem Mijn heil doen zien."

De vorst der duisternis heeft het bij zijn verzoeking van Christus in de woestijn wel doen blijken dat hij het wist dat deze woorden in het bijzonder op Christus toepasselijk waren. Hij heeft een beroep op de 91ste Psalm gedaan als hij tot Hem gezegd heeft: „Indien Gij Gods Zoon zijt, werp Uzelven nederwaarts; want er is geschreven, dat Hij Zijn engelen van U bevelen zal, en dat zij U op de handen zullen nemen, opdat Gij niet te eniger tijd Uwe voet aan een steen aanstoot."

Van Christus gold het in het bijzonder: „Dewijl Hij Mij zeer bemint, zo zal Ik Hem uithelpen." Hij is de eeuwige en eigen natuurlijke Zoon des Vaders. En als de Zoon des Vaders is Hij Middelaar geworden. Maar als Middelaar heeft Hij dan ook Zijn liefde tot de Vader getoond als de Zoon des Vaders in Zijn vrijwillige onderwerping tot een gehoorzaam volbrengen van de wil Zijns Vaders. Als Hij nog maar 12 jaren oud was, klonk het uit Zijn mond: „Wist gij niet, dat Ik moet zijn in de dingen Mijns Vaders ? " En bij Zijn doop door Johannes, sprak Hij die veelbetekenende woorden: „Laat nu af; want aldus betaamt ons alle gerechtigheid te vervullen." Hij heeft ook de eer Zijns Vaders boven alles gezocht in Zijn bitter lijden en sterven. Zo heeft Hij uit die zuivere liefde gewillig het rantsoen opgebracht. Maar daarom heeft de Vader Hem ook uitgeholpen. Zo heeft het voor Hem gegolden: „Hij zal Mij aanroepen, en Ik zal Hem verhoren; in de benauwdheid zal Ik bij Hem zijn. Ik zal er Hem uittrekken, en zal Hem verheerlijken." In welk een benauwdheid heeft Hij töth verkeerd en in welke grondeloze diepten is Hij weggezonken geweest!" In Psalm 22 horen wij Hem daarvan zeggen: „Zo wees niet verre van Mij, want benauwdheid is nabij, want er is geen helper. Vele varren hebben Mij omsingeld, sterke stieren van Bazan hebben Mij omringd. Zij hebben hun mond tegen Mij opgesperd, als een verscheurende en brullende leeuw." Volgens de profetie van Jesaja is Hij uit de angst en het gericht weggenomen. Hij is op een hoogte gesteld. Dit is geschied

in Zijn opstanding en hemelvaart. Op Zijn verhoging na Zijn diepe vernedering worden we ook duidelijk in de 91ste Psalm gewezen, als er zo staat: „Hij zal Mij aanroepen, en Ik zal Hem verhoren; in de benauwdheid zal Ik bij Hem zijn. Ik zal er Hem uittrekken en zal Hem verheerlijken." De apostel zegt zo in Hebreen 5: „Die in de dagen Zijns vleses gebeden en smekingen tot Degene, Die Hem uit de dood verlossen kon, met sterke roeping en tranen geofferd hebbende, en verhoord zijnde uit de vrees, hoewel Hij de Zoon was, nochtans gehoorzaamheid geleerd heeft uit hetgeen Hij heeft geleden."

Zo heeft Hij dus uit de benauwdheid tot de Vader geroepen. In welk een onuitsprekelijke benauwdheid heeft Hij toch verkeerd onder de verschrikkingen des doods, de verwoede aanvallen van de duivel en de gramschap van de almachtige Rechter. Maar in die benauwdheid is de Vader toch ook bij Hem geweest. Hij heeft Hem wel verlaten, maar toch kon Christus zeggen: „Nochtans ben Ik niet alleen, want de Vader is met Mij." Maar de Vader heeft Hem ook niet in die benauwdheid gelaten. Voor Hem heeft gegolden: „Ik zal er Hem uittrekken en zal Hem verheerlijken." Met langheid der dagen is Hij verzadigd, want volgens de profetie van jesaja zijn Hem de dagen verlengd geworden. „Ik zal Hem op een hoogte stellen", zo horen we de Vader zeggen, „want Hij kent Mijne Naain.'*' Dat laatste is de hoofdzaak waar het in die bekende woorden van Psalm 91 over gaat. Hij zocht uit de ware liefde tot des Vaders eer en deugden, ook de verheerlijking van al die Goddelijke volmaaktheden die in die Naam tot uitdrukking worden gebracht.

Maar wat nu van Christus geldt, geldt tevens ook van Zijn kerk. Daarom hebben die woorden uit Psalm 91 Gods volk in angst en benauwdheid zoveel te zeggen. In welk een benauwdheid kan Gods volk in-en uitwendig niet verkeren! Uitwendig kunnen de omstandigheden menigmaal zo zwaar en moeilijk zijn, dat geen uitkomst meer mogelijk schijnt. Maar dan wü de Heere toch ook de waarheid van die woorden uit Psalm 91 aan Zijn volk bevestigen. In de benamvdheid wil Hij Zijn volk niet alleen laten. Hij geeft het de ziel, om uit de benauwdheid Hem. aan te roepen en Hij wil ze verhoren.

Hoe krijgen die woorden uit Psalm 91 dan toch een dierbare inhoud voor de ziel. Het kan naar de ziel Gods volk toch ook menigmaal zo benauwd worden. Men heeft dan geen levensmoed en kracht meer. Hoe gevoelt men zich dan toch van de Heere verlaten ? De ziel is de bezwijking nabij. Bange bestrijdingen, ja de hoogste aanvechtingen van satan worden haar deel. Dan kan men niet denken dat men nog oud zal worden. Men ziet zijn leven, in duisternis en verschrikking een einde nemen. Maar hier zal het toch gelden: „Dewijl hij Mij zeer bemint, spreekt God, zo zal' Ik hem uithelpen; Ik zal hem op een hoogte stellen, want hij kent Mijne Naam." O hoe wonderlijk verrassend is het, als de Heere in die benauwdheid dat de ziel eens doet geloven. Dan wordt er toch ook weer een uitzicht op verlossing gewekt in de ziel. „Hij zal Mij aanroepen, en Ik zal hem verhoren; in de benauwdheid zal Ik bij hem zijn. Ik zal er hem uittrekken en zal hem verheerlijken. Ik zal hem met langheid der dagen verzadigen, en Ik zal hem Mijn heil doen zien." En in dat alles draait het nu om wat vervat ligt in die enkele woorden: „want hij kent Mijne Naam." Die Naam is dan ook van zeer grote betekenis en wordt zeer dierbaar voor de ziel. Bij die Naam des Heeren hebben we u in de verklaring van het 3e gebod thans nader te bepalen; Daartoe wordt uw aandacht gevraagd voor de 36ste zondagsafdeling van onze Catechismus.

Zondag 36.

Daar wordt gevraagd:

Vr. 99: Wat wil het derde gebod ?

Antw.: Dat wij niet alleen met vloeken of met valse eed maar ook met onnodig zweren de Naam Gods niet lasteren noch misbruiken, noch ons met ons stilzwijgen en toezien zulke schrikkelijke zonden deelachtig maken; en in somma, dat wij de heilige Naam Gods anders niet dan met vreze en eerbied gebruiken, opdat Hij van ons recht bekend, aangeroepen, en in al onze woorden en werken geprezen worde.

Vr.100: Is het dan zo grote zonde, Gods Naam met zweren en vloeken te lasteren, dat God Zich ook over diegenen vertoornt, die, zoveel als hun mogelijk is, het vloeken en zweren niet helpen weren en verbieden ?

Antw.: Ja gewisselijk; want er is geen groter zonde, noch die God meer vertoornt, dan de lastering Zijns Naams; waarom Hij ook dezelve met de dood te straffen bevolen heeft.

In deze zondagsafdeling wordt dus gesproken over: de Naam des Heeren.

En dan:1. Over het gruwelijk onteren van die Naam. 2. Over het recht gebruik van die Naam.

Wordt vervolgd.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 januari 1971

De Wachter Sions | 4 Pagina's

I. DE NAAM DES HEEREN

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 januari 1971

De Wachter Sions | 4 Pagina's